25 378
Wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 8 september 1997

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel, heeft de eer omtrent haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud, dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de fractie van de PvdA stemmen in met het wetsvoorstel. Hiermee wordt bereikt dat de Nederlandsche Bank in afwijking van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 (WFbb 1994) (eveneens) het meldpunt moet inlichten indien zij in het kader van haar reguliere werkzaamheden op grond van de Wfbb 1994 feiten ontdekt die duiden op heling van geld. Zij hebben echter nog enige vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijziging van de Wet MOT. Het is een goede zaak dat een uitzonderingsbepaling wordt voorgesteld op de werking van de geheimhoudingsplicht van de Wfbb 1994, zoals is voorgesteld door de Nederlandsche Bank. Deze leden verwachten dat de verruiming van de taken de Nederlandsche Bank kan leiden tot de beoogde terugdringing van witwaspraktijken in Nederland en de bestrijding van internationale opererende criminele organisaties.

Met de wetswijziging wordt tevens aanbeveling 26 van de «Financial Action Task Force on money laundering» (FATF) opgevolgd, aldus de memorie van toelichting. Hierop vragen de leden van de VVD-vragen een toelichting. Welke van de 40 aanbevelingen van FATF zijn in de Wet MOT van 1994 opgenomen? Welke aanbevelingen wachten nog op implementatie?

Vervolgens constateren deze leden met instemming dat de Nederlandsche Bank hecht aan een zorgvuldige procedure. De Nederlandsche Bank krijgt een meldingsplicht, maar wordt niet belast met een opsporingstaak. Door in individuele gevallen vooraf te overleggen met de betrokken instellingen, kan de bank vergissingen voorkomen.

Waarom is de rechtspositie van de Nederlandsche Bank mede van invloed op de wenselijkheid de bedoelde verplichte melding een wettelijke basis te geven, zo vragen de leden van de Pvda-fractie. Kan op deze zinsnede een toelichting worden gegeven?

Voorts vragen zij een antwoord op de volgende vragen. Hoe is deze situatie in andere EU-landen geregeld? Vindt daarmee over deze activiteit afstemming en uitwisseling van informatie plaats? In hoeverre doen zich de nu nog geldende onderhavige beperkingen voor bij de andere toezichthouders op de financiële markten in Nederland, te weten de STE en de Verzekeringskamer? Kunnen de bewindslieden inzicht geven in de frequentie waarmee de Nederlandsche Bank met de hier bedoelde vormen van heling van geld de afgelopen jaren is geconfronteerd? Welke ontwikkelingen doen zich hierin voor, zowel kwantitatief en kwalitatief? Wat zijn de verwachtingen voor de toekomst?

Ook willen deze leden graag een toelichting op het gemaakte onderscheid tussen «melding van individuele transacties» en «meldingen op grond van geaggregeerde cijfers» (onderaan bladzijde 2 van de memorie van toelichting). Is het niet zo dat deze laatste categorie ook bestaat uit individuele transacties, of speelt hierin mee dat de Nederlandsche Bank niet bekend is met de hier bedoelde individuele transacties?

Tenslotte vragen de leden van de PvdA-fractie of het niet wenselijk is in de wet zelf het voornemen op te nemen van de Nederlandsche Bank om bij individuele gevallen steeds contact op te nemen met de betrokken instelling alvorens tot melding over te gaan.

Vervolgens vragen de leden van de VVD-fractie zich af waarom artikel 17a niet al is opgenomen in de oorspronkelijke Wet MOT. Wat is hiervan de reden? Ten slotte stellen zij meer informatie op prijs over het landenexamen, waarmee de effectiviteit van wetten bij de bestrijding van witwassen wordt getoetst.

De voorzitter van de commissie,

Ybema

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Hoogervorst (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Voûte-Droste (VVD), Adelmund (PvdA), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Ten Hoopen (CDA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Van Hoof (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Jeekel (D66), Van Zijl (PvdA), Liemburg (PvdA), De Jong (CDA), Rijpstra (VVD), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Hofstra (VVD), Crone (PvdA), Assen (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (U55+), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Boxtel (D66), De Haan (CDA).

Naar boven