nr. 4
VERSLAG
Vastgesteld 8 september 1997
De vaste commissie voor Financiën1, belast
met het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel, heeft de eer omtrent
haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen.
Onder het voorbehoud, dat de regering de vragen en opmerkingen in dit
verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling
van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De leden van de fractie van de PvdA stemmen in met het wetsvoorstel. Hiermee
wordt bereikt dat de Nederlandsche Bank in afwijking van de Wet financiële
betrekkingen buitenland 1994 (WFbb 1994) (eveneens) het meldpunt moet inlichten
indien zij in het kader van haar reguliere werkzaamheden op grond van de Wfbb
1994 feiten ontdekt die duiden op heling van geld. Zij hebben echter nog enige
vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van
de voorgestelde wijziging van de Wet MOT. Het is een goede zaak dat een uitzonderingsbepaling
wordt voorgesteld op de werking van de geheimhoudingsplicht van de Wfbb 1994,
zoals is voorgesteld door de Nederlandsche Bank. Deze leden verwachten dat
de verruiming van de taken de Nederlandsche Bank kan leiden tot de beoogde
terugdringing van witwaspraktijken in Nederland en de bestrijding van internationale
opererende criminele organisaties.
Met de wetswijziging wordt tevens aanbeveling 26 van de «Financial
Action Task Force on money laundering» (FATF) opgevolgd, aldus de memorie
van toelichting. Hierop vragen de leden van de VVD-vragen een toelichting.
Welke van de 40 aanbevelingen van FATF zijn in de Wet MOT van 1994 opgenomen?
Welke aanbevelingen wachten nog op implementatie?
Vervolgens constateren deze leden met instemming dat de Nederlandsche
Bank hecht aan een zorgvuldige procedure. De Nederlandsche Bank krijgt een
meldingsplicht, maar wordt niet belast met een opsporingstaak. Door in individuele
gevallen vooraf te overleggen met de betrokken instellingen, kan de bank vergissingen
voorkomen.
Waarom is de rechtspositie van de Nederlandsche Bank mede van invloed
op de wenselijkheid de bedoelde verplichte melding een wettelijke basis
te geven, zo vragen de leden van de Pvda-fractie. Kan op deze zinsnede een
toelichting worden gegeven?
Voorts vragen zij een antwoord op de volgende vragen. Hoe is deze situatie
in andere EU-landen geregeld? Vindt daarmee over deze activiteit afstemming
en uitwisseling van informatie plaats? In hoeverre doen zich de nu nog geldende
onderhavige beperkingen voor bij de andere toezichthouders op de financiële
markten in Nederland, te weten de STE en de Verzekeringskamer? Kunnen de bewindslieden
inzicht geven in de frequentie waarmee de Nederlandsche Bank met de hier bedoelde
vormen van heling van geld de afgelopen jaren is geconfronteerd? Welke ontwikkelingen
doen zich hierin voor, zowel kwantitatief en kwalitatief? Wat zijn de verwachtingen
voor de toekomst?
Ook willen deze leden graag een toelichting op het gemaakte onderscheid
tussen «melding van individuele transacties» en «meldingen
op grond van geaggregeerde cijfers» (onderaan bladzijde 2 van de memorie
van toelichting). Is het niet zo dat deze laatste categorie ook bestaat uit
individuele transacties, of speelt hierin mee dat de Nederlandsche Bank niet
bekend is met de hier bedoelde individuele transacties?
Tenslotte vragen de leden van de PvdA-fractie of het niet wenselijk is
in de wet zelf het voornemen op te nemen van de Nederlandsche Bank om bij
individuele gevallen steeds contact op te nemen met de betrokken instelling
alvorens tot melding over te gaan.
Vervolgens vragen de leden van de VVD-fractie zich af waarom artikel 17a
niet al is opgenomen in de oorspronkelijke Wet MOT. Wat is hiervan de reden?
Ten slotte stellen zij meer informatie op prijs over het landenexamen, waarmee
de effectiviteit van wetten bij de bestrijding van witwassen wordt getoetst.
De voorzitter van de commissie,
Ybema
De griffier van de commissie,
Janssen
XNoot
1Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits
(CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, Schimmel
(D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Hoogervorst
(VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Voûte-Droste
(VVD), Adelmund (PvdA), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD),
Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA),
Van Walsem (D66), Ten Hoopen (CDA).
Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Van Hoof (VVD), Visser-van
Doorn (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA),
Bakker (D66), Jeekel (D66), Van Zijl (PvdA), Liemburg (PvdA), De Jong (CDA),
Rijpstra (VVD), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Hofstra (VVD),
Crone (PvdA), Assen (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes
(U55+), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Boxtel
(D66), De Haan (CDA).