25 378
Wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).Per 1 februari 1994 is de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet MOT) in werking getreden waarbij een meldingssysteem in het leven is geroepen dat een tweeledig doel dient: het voorkomen van het misbruiken van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en het bestrijden van het witwassen zelf. Op grond van de Wet MOT zijn financiële instellingen verplicht ongebruikelijke transacties te melden aan het meldpunt, dat vervolgens bepaalt of sprake is van verdachte transacties. Mede als gevolg van het voorschrift in artikel 10 van de richtlijn nr.91/308/EEG van de Raad van de Europese unie van 10 juni 1991 (PbEG L 166/77) tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, alsmede aanbeveling 26 van de Financial Action Task Force on money laundering (Kamerstukken II 1989–1990, 21 513 nr. 1) is in artikel 17 van de Wet MOT bepaald dat de instellingen die met het toezicht op financiële instellingen zijn belast, in afwijking van eventuele geheimhoudingsbepalingen in de op die instellingen toepasselijke andere wetten, het meldpunt inlichten, indien zij bij de uitoefening van hun taak feiten ontdekken die duiden op heling van geld. Deze bepaling beoogde niet om de toezichthouders een opsporingstaak terzake toe te kennen, doch had tot doel de toezichthouders de mogelijkheid te bieden om, indien zij in het kader van hun reguliere werkzaamheden bij het toezicht omstandigheden tegenkwamen die zouden kunnen wijzen op witwassen van gelden, deze feiten te melden aan het meldpunt.

Ingevolge het onderhavige wetsvoorstel wordt in de Wet MOT een artikel 17a opgenomen op grond waarvan De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: de Nederlandsche Bank), in afwijking van de geheimhoudingsbepaling in de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 (Wfbb 1994), eveneens het meldpunt moet inlichten indien zij in het kader van haar reguliere werkzaamheden op grond van de Wfbb 1994 feiten ontdekt die duiden op heling van geld.

Gegevens op grond van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994

Zoals aangegeven vormt het huidige artikel 17 van de Wet MOT de wettelijke basis voor de toezichthoudende autoriteiten op de financiële instellingen om in afwijking van eventuele geheimhoudingsbepalingen het meldpunt in te lichten indien ze bij de uitoefening van hun taak feiten ontdekken die duiden op heling van geld.

Naast de gegevens waarover de toezichthoudende autoriteiten op grond van de toezichtswetten beschikken beschikt de Nederlandsche Bank als uitvoerder van de Wfbb 1994 nog over een andere belangrijke informatiebron die een rol kan spelen in de strijd tegen het witwassen van uit misdaad afkomstige gelden. Dit betreft de gegevens die aan de Nederlandsche Bank worden verstrekt ten behoeve van de Wfbb 1994.

Op grond van de Wfbb 1994 verzamelt de Nederlandsche Bank inlichtingen en gegevens die nodig zijn voor onder meer de juiste samenstelling van de betalingsbalans en de daarmee samenhangende statistieken. Personen en instellingen die betrokken zijn bij het internationale betalingsverkeer hebben op grond van de Wfbb 1994 de verplichting aan de Nederlandsche Bank de nodige betalingsbalansgegevens te verstrekken. De gegevens van de transacties met het buitenland, giraal en chartaal, worden door de Nederlandsche Bank geaggregeerd ten behoeve van de betalingsbalans.

Door haar taak ingevolge de Wfbb 1994 heeft de Nederlandsche Bank een goed inzicht in de internationale geldstromen, inkomende en uitgaande transacties met het buitenland, en verkeert derhalve in de gelegenheid om helingstransacties waar te nemen. Artikel 8 van de Wfbb 1994 verbiedt de Nederlandsche Bank om van gegevens of inlichtingen, ingevolge de Wfbb 1994 verstrekt, verder gebruik te maken of daaraan verder bekendheid te geven dan voor de uitoefening van haar taak of door deze wet wordt geëist.

De Nederlandsche Bank heeft aangegeven dat ook bij deze gegevens relevante informatie kan voorkomen die van belang kan zijn in de strijd tegen het witwassen van gelden en zij heeft daarbij verzocht om een mogelijkheid om deze gegevens aan het meldpunt te melden.

In verband met het systeem van de Wet MOT, waarin de begrippen ongebruikelijke transacties en feiten die duiden op heling van geld het uitgangspunt vormen, is het, mede gelet op de rechtspositie van de Nederlandsche Bank, wenselijk geoordeeld terzake een wettelijke basis voor verplichte melding te geven. Vanwege het belang van de bestrijding van misdaad door tracering en inbeslagname van gelden afkomstig uit misdaad, is voor dit doel derhalve een uitzondering met betrekking tot de werking van de geheimhoudingsbepaling van de Wfbb 1994 gewenst. In de Wet MOT wordt derhalve een artikel toegevoegd op grond waarvan de Nederlandsche Bank in afwijking van de geheimhoudingsbepaling het meldpunt moet inlichten indien de Nederlandsche Bank bij het verwerken van de op grond van de Wfbb 1994 aangeleverde gegevens ten behoeve van het samenstellen van de betalingsbalans feiten ontdekt die duiden op heling van geld. Het zal in het algemeen gaan om meldingen van transacties, waarbij de Nederlandsche Bank op grond van geaggregeerde cijfers, dat wil zeggen op basis van meerdere feiten en omstandigheden, tot het vermoeden komt van heling van geld. Aangezien bij deze transacties meerdere financiële dienstverleners betrokken zijn en niet bepaald kan worden welke individuele transactie tot het vermoeden van heling heeft geleid, zal in deze gevallen geen contact met de betrokken financiële dienstverleners worden opgenomen. Anders ligt dit bij eventuele melding van individuele transacties. Het is uiteraard zeer goed mogelijk dat de betrokken financiële instelling aan de hand van de indicatorenlijst reeds zelf tot melding van de desbetreffende transactie is overgegaan aan het meldpunt. Gelet hierop heeft de Nederlandsche Bank dan ook het voornemen geuit om bij individuele gevallen steeds contact op te nemen met de betrokken instelling alvorens tot melding over te gaan teneinde doublures te voorkomen of de instelling in kwestie in de gelegenheid te stellen alsnog een melding te doen.

Het meldpunt kan vervolgens deze informatie in zijn onderzoeken betrekken bij de beantwoording van de vraag of gemelde ongebruikelijke transacties verdachte transacties zijn, die moeten worden doorgemeld aan de opsporingsautoriteiten. Evenmin als daar bij de toezichtswetten sprake van is, wordt ook hier de Nederlandsche Bank niet met een opsporingstaak belast uit hoofde waarvan zij alle op grond van de Wfbb 1994 aangeleverde gegevens moet analyseren op mogelijke witwaspraktijken, doch krijgt zij de plicht om te melden indien bij haar reguliere taakuitoefening zaken gesignaleerd worden, die zouden kunnen wijzen op witwassen van gelden.

Kosten van de uitvoering van de wet

De wet heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting. Als gevolg van deze Wet behoeft voorts geen extra personeel bij de Nederlandsche Bank te worden aangetrokken, aangezien de gegevensbehandeling op grond van de Wfbb 1994 niet principieel verandert. De gevolgen van de wet bestaan immers daarin dat de Nederlandsche Bank in voorkomende gevallen aan het meldpunt mededeling zal moeten doen van feiten of omstandigheden die te maken kunnen hebben met witwassen van geld.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven