25 368
Wijziging van de Ziekenfondswet in verband met de beëindiging van de medeverzekering van WSF-gerechtigden

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 6 juni 1997

Inleiding

Graag wil ik, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport danken voor het feit dat zij de behandeling van het wetsvoorstel zo snel ter hand heeft genomen en voor de steun die zij aan het wetsvoorstel geeft. Onderstaand zal, naar ik hoop op bevredigende wijze een antwoord worden gegeven op vragen die over dit onderwerp bij u nog bestaan.

1. Algemeen

Naar aanleiding van de vraag van zowel de leden van de PvdA- als de VVD-fractie naar het tijdstip van indiening en de samenhang van het voorliggende wetsvoorstel met het wetsvoorstel van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen tot wijziging van de Wet op de studiefinanciering (WSF) (Kamerstukken II, vergaderjaar 1996–97, 25 330) merk ik het volgende op.

Ten tijde van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de inkomensgrens ziekenfondsverzekering voor AOW-gerechtigden werd er van uitgegaan dat de toegang voor nieuwe WSF-gerechtigden tot de gratis medeverzekering in de ziekenfondsverzekering bij ministeriële regeling kon worden afgesloten. Op grond van nader wettechnisch advies dat mij heeft bereikt is besloten om alle twijfel omtrent het vereiste niveau van regelgeving uit te sluiten en de afsluiting bij wet te regelen. Toen duidelijk werd dat met het wetsvoorstel van OC&W een wijziging van de WSF per 1 januari 1998 werd beoogd, terwijl de beëindiging van de gratis medeverzekering van WSF-gerechtigden volgens afspraak per 1 augustus zijn beslag zou dienen te krijgen, is besloten moeten worden tot het indienen van een afzonderlijk wetsvoorstel tot wijziging van de Ziekenfondswet per 1 augustus 1997. De afsluiting van de toegang tot de gratis medeverzekering van WSF-gerechtigden is een gevolg van de politieke keuze om reeds in het jaar 1997, waarin sprake is van een instroom van een aanzienlijk aantal AOW-gerechtigden in de ziekenfondsverzekering, een maatregel te treffen die ertoe leidt dat er geen nieuwe WSF-gerechtigden meer tot de medeverzekering in de ziekenfondsverzekering van hun ouders worden toegelaten.

De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen over de mededeling in de brief dat de wijziging van de WSF niet op tijd (1 augustus) in het Staatsblad zal verschijnen terwijl de beoogde datum van inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel 1 augustus 1997 is.

Zoals vermeld is de inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de studiefinanciering gesteld op 1 januari 1998. Dientengevolge zou behandeling van de wijziging van de Wet op de studiefinanciering in de Kamers der Staten-Generaal eventueel later in het jaar nog geen problemen hoeven op te leveren. Inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel is echter noodzakelijk vóór 1 augustus 1997. Mijn verzoek de behandeling van dit wetsvoorstel voor zoveel in het vermogen van uw Kamer ligt te bevorderen is daarop gebaseerd.

De vraag van de leden van de VVD-fractie of zij het goed zien dat het wetsvoorstel niet los gezien kan worden van de toelating van AOW-gerechtigden tot het ziekenfonds, dient bevestigend beantwoord te worden; het kabinet streeft ernaar dat globaal in de huidige verdeling van de aantallen verzekerden over de te onderscheiden verzekeringssegmenten geen wijziging zal optreden.

Duidelijk moge zijn dat dit wetsvoorstel nauw samenhangt met het wetsvoorstel van OC&W tot wijziging van de Wet op de studiefinanciering. Met de door dit wetsvoorstel vrijvallende middelen in de ziekenfondsverzekering worden WSF-gerechtigden door middel van de wijziging van de Wet op de studiefinanciering per 1 januari 1998 gecompenseerd. Over en weer heeft er daarom over de beide wetsvoorstellen departementale afstemming plaatsgevonden. Dit als antwoord op de vraag van zowel de leden van de PvdA- als van de VVD-fractie. Vanwege deze samenhang heb ik dan ook met instemming kennis genomen van het voorstel van uw commissie om de plenaire behandeling van beide wetsvoorstellen te zamen te laten plaatsvinden.

Naar aanleiding van de vragen van de leden van de PvdA- en de VVD-fracties over de samenhang met de herstructurering van de Ziekenfondswet merk ik onder verwijzing naar hetgeen mijn ambtgenoot van OC&W reeds in zijn nota naar aanleiding van het verslag van de vaste commissie voor OC&W over het wetsvoorstel tot wijziging van de WSF namens mij heeft meegedeeld, het volgende op.

De afsluiting van de toegang tot de gratis medeverzekering voor WSF-gerechtigden moet worden gezien in het kader van de voorgenomen herstructurering van de Ziekenfondswet per 1 januari 1998. Vooruitlopend daarop is het wetsvoorstel tot wijziging van de inkomensgrens ziekenfondsverzekering voor AOW-gerechtigden – respectievelijk per 1 januari jl. en per 1 juli a.s. – reeds op 19 december 1996 tot wet verheven (Stb. 1996, 670). In de memorie van toelichting op dat wetsvoorstel is aangekondigd dat als gevolg van de instroom van AOW-gerechtigden, de toegang tot de medeverzekering van nieuwe WSF-gerechtigden in de ziekenfondsverzekering van hun ouders vanaf het studiejaar 1997–1998 zou worden afgesloten. Voorgesteld werd om de vrijvallende middelen in de ziekenfondsverzekering naar OC&W over te hevelen om daarmee de betreffende studenten door middel van de WSF te compenseren in de kosten van een door hen af te sluiten particuliere ziektekostenverzekering.

In antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie naar de onevenredigheid van de aantallen personen die de ziekenfondsverzekering in- en uitstromen, merk ik op dat het bij een structurele verhoging van de inkomensgrens, zoals per 1 januari jl., heel goed denkbaar is dat inschrijvingen met een zekere vertraging tot stand komen. Op dit moment kan nog geen exact beeld worden gegeven van de kwartaalstand per 31 maart 1997 in vergelijking tot die van 31 december 1996. De betreffende gegevens worden door de ziekenfondsen aan de Ziekenfondsraad aangeleverd en zijn eerst ultimo tweede kwartaal 1997 bekend. Het aantal van 200 000 instromende AOW-gerechtigden in de ziekenfondsverzekering is gebaseerd op inkomensstatistieken van het CBS, die betrekking hebben op belastbare inkomens en die met behulp van een aantal veronderstellingen zijn aangepast aan het inkomensbegrip zoals dat in de ziekenfondsverzekering wordt gehanteerd. Daarbij moet worden aangetekend dat het CBS geen onderscheid kan maken naar inkomensbron voor ouderen zoals bijvoorbeeld pensioen en overig inkomen. Om een beter beeld te kunnen geven zouden vooral de gegevens over de samenstelling van het overig aanvullend inkomen – naast de AOW-uitkering – beschikbaar moeten zijn. De gehanteerde methode is overigens wel de meest realistische.

De leden van de PvdA-fractie vragen in dit verband nog hoe zeker de afname is van het aantal van 185 000 medeverzekerden in de gratis medeverzekering. De totale uitstroom uit de medeverzekering is berekend aan de hand van de WSF-bestanden tot en met 1995 en voor wat betreft de aantallen medeverzekerden naar het inzicht van de Ziekenfondsraad. Het totale aantal van naar schatting 185 000 WSF-gerechtigden, dat niet meer tot de medeverzekering wordt toegelaten, zal pas op termijn worden bereikt. Voorlopig wordt er van uitgegaan dat er in het studiejaar 1997–1998 als gevolg van de wijziging van de Ziekenfondswet ongeveer 75 000 WSF-gerechtigden niet meer medeverzekerd kunnen worden.

Als reactie op de vraag van de leden van de PvdA-fractie waarom het wetsvoorstel niet is aangepast in verband met een mogelijk andere uitkomst van het aantal AOW-gerechtigden dat dit jaar zal instromen in de ziekenfondsverzekering, merk ik het volgende op. Het kabinetsvoorstel van 1996 heeft nooit zo in elkaar gezeten dat in elk van de onderscheiden jaren van het vijfjarige traject waarover de uitstroom van medeverzekerde WSF-gerechtigden sprake zou zijn van een min of meer absolute gelijkheid van instroom van ouderen en uitstroom van studerenden. Uiteindelijk zal er per saldo geen sprake zijn van een grote verschuiving van verzekerden in kwantitatieve zin.

De leden van de CDA-fractie merken op dat zij graag zouden willen vernemen waar is neergelegd dat de verhouding tussen de aantallen verzekerden niet mogen worden gewijzigd. Op basis van het in het regeerakkoord geformuleerde beleid met betrekking tot het stelsel van ziektekostenverzekeringen is besloten om tegenover de verwachte instroom in de ziekenfondsverzekering van AOW-gerechtigden een maatregel tot uitstroom te treffen, die ertoe leidt dat er uiteindelijk een situatie wordt bereikt waarin de totale verzekerdenbestanden in kwantitatieve zin geen grote verschuivingen te zien zullen geven.

Op de vraag van de leden van de VVD- en D66-fracties of de gegevens met betrekking tot de extra instroom van AOW-gerechtigden in de ziekenfondsverzekering als gevolg van de verhoging van de inkomensgrens per 1 januari jl. voor de plenaire behandeling kunnen worden toegezonden deel ik mee dat de Ziekenfondsraad alles zal doen wat in haar vermogen ligt om de kwartaalstand van eind maart '97, waarvoor de gegevens eind juni '97 door de ziekenfondsen worden aangeleverd aan de Ziekenfondsraad «naar voren te halen». Na de aanlevering moet de Ziekenfondsraad de gegevens echter nog verwerken. Uit mijn brief van 26 mei jl. kan niet worden afgeleid dat de gegevens in ieder geval eind juni beschikbaar zijn. Zodra deze gegevens mij zijn aangeleverd, zal ik u daarover informeren.

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de VVD-fractie betreffende de kamervragen van collega's Nijpels-Hezemans en Leerkes/Verkerk van 27 mei 1997, deel ik mee dat alles in het werk wordt gesteld om de antwoorden op die vragen vóór de plenaire behandeling van het onderhavige wetsvoorstel aan uw Kamer te hebben gezonden.

De leden van de VVD-fractie vragen zich tenslotte af wanneer zij de voorstellen inzake de voorgenomen herstructurering van de Ziekenfondswet zoals aangekondigd in de brief van 17 september 1996 (Kamerstukken II, vergaderjaar 1996–1997, 25 027, nr. 1), kunnen verwachten. Naar verwachting zal de behandeling van de voorstellen in de Ministerraad nog vóór het zomerreces plaatsvinden. Na advies van de Raad van State kunnen vervolgens na het zomerreces deze voorstellen inzake de voorgenomen herstructurering van de ziekenfondsverzekering aan de Tweede Kamer ter overweging worden aangeboden.

2. Financiële gevolgen voor WSF-gerechtigden

Onder verwijzing naar het wetsvoorstel van OC&W tot wijziging van de WSF, die een verbreding van de toegang tot de aanvullende beurs mogelijk maakt in verband met de beëindiging van de gratis medeverzekering van WSF-gerechtigden, stellen de leden van de CDA-fractie de vraag hoeveel studenten, die voorheen medeverzekerd waren, voortaan een aanvullende beurs gaan ontvangen. Door het wetsvoorstel van OC&W zullen 24 000 WSF-gerechtigden extra voor de aanvullende financiering krachtens de WSF in aanmerking komen. Van deze groep behoort circa 60% (14 400 studerenden) tot degenen die het recht op medeverzekering verliezen. Echter, deze 14 400 studerenden zullen cohortsgewijs in de WSF en daarmee uit de medeverzekering stromen. Alleen voor het cohort 1997/98 geldt dat het nieuwe recht op een aanvullende beurs niet met ingang van het studiejaar ingaat maar enkele maanden later, te weten op 1 januari 1998. Voor de latere cohorten geldt deze tijdspanne niet meer. In totaal zullen 2800 studerenden tijdelijk geen aanvullende beurs ontvangen en gedurende 4 of 5 maanden zelf moeten voorzien in de kosten van een particuliere verzekering tegen ziektekosten.

Er bestaat de mogelijkheid om een lening te sluiten in verband met deze kosten. Tegenover deze kosten staat dat deze studerenden per 1 januari naast een structurele compensatie voor de premie een (gedeeltelijke) aanvullende beurs ontvangen, hetgeen in de oude situatie niet het geval zou zijn, met als gevolg dat zij ten opzichte van de huidige situatie beter af zijn. Overigens heeft het ontstaan van de tijdspanne tussen de beëindiging van de medeverzekering en de verbreding van de toegang tot de aanvullende beurs van 4 of 5 maanden een uitvoeringstechnische reden. Het is voor de Informatie Beheer Groep niet mogelijk op zo korte termijn te werken met verschillende normen voor toekenning van de aanvullende beurs binnen één studiefinancieringstijdvak (= een kalenderjaar). Dit is ook de reden dat de verbreding per 1 januari 1998 ingaat voor zowel nieuwe als reeds bestaande cohorten van WSF-gerechtigden.

De leden van de CDA-fractie vragen bij welk inkomen van de ouders het reeds mogelijk is dat deze ouders voor de ziektekostenpremie moeten opdraaien. Tevens vragen zij naar de kosten voor de ouders die reeds het bedrag aan aanvullende beurs en collegegeld betalen en nu ook de ziektekosten moeten vergoeden.

Van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heb ik in dit verband het volgende vernomen. De ziektekostenpremies worden niet vergoed in de aanvullende beurs als het ouderlijk inkomen dermate hoog is dat de korting op de aanvullende beurs groter of gelijk is aan het maximale bedrag aan aanvullende beurs. Dit maximumbedrag hangt af van de soort onderwijs die wordt gevolgd en van de persoonlijke omstandigheden van de studerende. In het volgende voorbeeld is uitgegaan van een student in het hoger onderwijs die uitwonend is en particulier verzekerd. Over 1996 bedraagt zijn maximale aanvullende beurs afgerond f 4 643,–. De kortingsvrije voet is f 23 000,– per ouder en het kortingspercentage bedraagt 28. Vanaf een belastbaar gezinsinkomen van f 62 581,– zou deze student geen recht meer hebben op een aanvullende beurs. Is er nog een tweede kind met WSF in het gezin, die in het hoger onderwijs studeert, dan gaat het belastbaar inkomen van waaraf geen recht op aanvullende beurs meer bestaat, omhoog tot f 79 163,–. Voor WSF-gerechtigden in het MBO gelden hogere bedragen omdat de maximale aanvullende beurs hoger is dan voor HO-studenten. Zijn er ook nog één of meer kinderen tot 18 jaar in het gezin die geen recht hebben op WSF, dan worden de inkomensgrenzen nog iets hoger vanwege de f 800,– aftrek die per kind per ouder op de korting wordt toegepast. Door de voorgestelde wijziging van de WSF zullen de inkomensgrenzen van waaraf geen recht op aanvullende beurs bestaat verder naar boven opschuiven.

Verder wordt in de WSF gewerkt met een normbudget waarin zijn begrepen de studiekosten, de onderwijsretributie, de kosten van levensonderhoud en de kosten van een eventuele particuliere ziektekostenverzekering. Dit normbudget wordt toegekend in de vorm van een basisbeurs en lening en afhankelijk van het ouderlijk inkomen via de aanvullende beurs. Een uitwonende particulier verzekerde student in het hoger onderwijs had per 1 september 1996 een maandbudget van f 1182,28. Hiervan wordt f 425,– vergoed via de basisbeurs en maximaal f 395,23 via de aanvullende beurs. Het resterende bedrag van f 362,05 kan worden geleend. Zouden de ouders van deze student moeten bijspringen omdat de student vanwege het inkomen van de ouders geen recht heeft op aanvullende beurs en niet wil lenen, dan zou de ouderlijke bijdrage dus op f 757,28 uit moeten komen. De WSF schrijft echter niet voor dat ouders verplicht zijn om studie- en daarmee verband houdende kosten te betalen. De WSF biedt de mogelijkheid tot lenen en daarnaast mogen studenten tot f 15 000,– per jaar bijverdienen zonder dat er op hun beurs wordt gekort.

Verder vragen de leden van de CDA- en de VVD-fracties hoe de compensatie van ziektekostenpremies via de WSF er op 1 augustus uitziet indien de wijziging van de WSF voor 1 augustus 1997 in het Staatsblad staat.

Voor de studenten die op 1 augustus niet meer in aanmerking komen voor de medeverzekering en die recht hebben op een aanvullende beurs, verloopt de compensatie via de aanvullende beurs automatisch. Alleen het deel van de studenten dat eerst na de voorgestelde wijziging van de WSF recht krijgt op een aanvullende beurs, krijgt de compensatie via de aanvullende beurs vanaf 1 januari 1998. In de tussenliggende periode van 4 of 5 maanden kunnen deze studenten de extra kosten lenen. Vanaf 1 januari 1998 krijgen zij echter recht op én een bedrag aan aanvullende beurs én daar bovenop een compensatie voor de ziektekostenpremie. Zoals in de memorie van toelichting op de wijziging van de WSF is aangegeven, gaat het om een groep van circa 2800 studenten. Overigens hoeft de wijziging van de WSF eerst voor 1 januari 1998 in het Staatsblad te verschijnen.

Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie of er niet het gevaar bestaat dat de beschikbare middelen voor compensatie voor andere doeleinden binnen de studiefinanciering ingezet zullen gaan worden. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar de nota naar aanleiding van het verslag inzake de wijziging van de WSF.

De leden van de VVD-fractie vragen of het juist is dat studerenden die voor het eerst in het studiejaar 1997–1998 onder de WSF vallen reeds met ingang van 1 augustus 1997 niet meer in de ziekenfondsverzekering worden opgenomen. Dit is inderdaad juist. Voor MBO-studerenden zal dit per 1 augustus 1997 het geval zijn en voor studerenden in het hoger onderwijs per 1 september 1997.

De leden van de VVD-fractie vragen vervolgens of deze studenten compensatie ontvangen voor de gestegen ziektekosten en hoe deze compensatie wordt gefinancierd tot 1 januari 1998.

Studenten die in aanmerking komen voor een aanvullende beurs krijgen de kosten volledig gecompenseerd via de aanvullende beurs. De andere studenten waarvan de ouders een dermate hoog belastbaar inkomen hebben dat de student niet voor aanvullende beurs in aanmerking komt, kunnen de gestegen kosten bijlenen. De financiering vindt plaats op dezelfde wijze als in de jaren na 1997 namelijk uit de vrijvallende middelen bij de ziekenfondsen.

3. Overgangsrecht

Op een desbetreffende vraag van de leden van zowel de VVD- als de D66-fractie merk ik op dat studerenden die om andere reden dan ziekte hun studie onderbreken en daardoor niet langer studiefinanciering genieten, geen recht kunnen ontlenen aan de overgangsbepaling. Indien zij wederom WSF-gerechtigd zouden worden, geldt voor hen dat de toegang tot de gratis medeverzekering is afgesloten. Er is bewust alleen een uitzondering gemaakt voor studieonderbreking door ziekte. Voorkomen moet worden dat men juist als gevolg van – en tijdens- ziekte genoodzaakt zou zijn om een andere verzekering af te sluiten. De overgangsbepaling sluit aan bij de in het kader van de Wet op de studiefinanciering ontwikkelde uitvoeringspraktijk.

Op de vraag van de leden van de D66-fractie of er in verband met de andere ingangsdatum van het wetsvoorstel van OC&W zich nog situaties kunnen voordoen waardoor bestaande cohorten tussen de wal en het schip geraken, merk ik het volgende op.

De toegang tot de medeverzekering van bestaande cohorten WSF-gerechtigden wordt door het opnemen van een overgangsbepaling in de Ziekenfondswet gewaarborgd. De overgangsbepaling heeft betrekking op studerenden die onmiddellijk voor aanvang van het studiejaar 1997–1998 WSF-gerechtigd waren. Voor gratis medeverzekering is het recht op ziekenfondsverzekering van één van de ouders een voorwaarde. Dit was zo en dit blijft zo. Indien de ouder om welke reden dan ook niet langer ziekenfondsverzekerd is, zal een student die onder de overgangsbepaling valt – onmiddellijk voor de inwerkingtreding van de wijziging van Ziekenfondswet WSF-gerechtigd – niet langer medeverzekerd kunnen zijn. Wordt de ouder wederom ziekenfondsverzekerd, dan kan de WSF-gerechtigde, die onder de overgangsbepaling valt, weer medeverzekerd worden indien hij ononderbroken studiefinanciering is blijven genieten. Met deze overgangsbepaling wordt bereikt dat de vanwege de minister van OC&W afgegeven cohortgarantie wordt gerespecteerd.

4. Financiële paragraaf

De leden van de PvdA-fractie vragen naar het verschil tussen de f 130 mln die in de brief van 17 september 1996 wordt vermeld en het bedrag van f 160 mln dat zij in wetsvoorstel 25 330 hadden gelezen. De leden van de VVD-fractie vragen naar de verwachte besparing en hoe deze is opgebouwd. Tevens vragen deze leden ten laste van welke posten van de VWS-begroting of het JOZ de besparing van f 160 mln zal worden overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en in welke wet dit geregeld zal worden.

In de brief van 17 september 1996 is aangegeven dat de beëindiging van de medeverzekering van WSF-gerechtigden voor de Ziekenfondswet een besparing oplevert van f 130 mln. Het beëindigen van de medeverzekering van WSF-gerechtigden in de ziekenfondsverzekering heeft tevens tot gevolg dat de oververtegenwoordiging van ouderen in de ziekenfondsverzekering toeneemt. Deze toename van de oververtegenwoordiging leidt tot een hogere MOOZ-bijdrage van f 80 mln. Per saldo leidt de beëindiging van de medeverzekering van WSF-gerechtigden tot een financieel voordeel van f 210 mln voor de ziekenfondsverzekering. De veronderstelde instroom van 200 000 bejaarden in de ziekenfondsverzekering leidt per saldo tot een negatief effect van f 45 mln. De combinatie van de instroom van bejaarden en de uitstroom van WSF-gerechtigden leidt dus tot een voordeel voor de ziekenfondsverzekering van f 165 mln.

In de nota naar aanleiding van het verslag op wetsvoorstel 25 330 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen erop gewezen dat het bedrag van f 160 mln is gebaseerd op de aanvankelijke veronderstelling dat 200 000 WSF-gerechtigden op termijn worden uitgesloten van medeverzekering via de ziekenfondsverzekering. Compensatie van al deze 200 000 WSF-gerechtigden voor een studentenstandaardpakketpolis van f 800,– zou een bedrag van 160 mln vergen. In onderling overleg is afgesproken dat dit bedrag eenmalig structureel zal worden overgeheveld van de begroting van VWS naar de begroting van OC&W. Dit bedrag wordt verder niet aangepast voor eventuele ontwikkelingen in aantallen WSF-gerechtigden en geldt dus «for better and for worse». Het bedrag van 160 mln zal op grond van de Wet Wijziging van de inkomensgrens ziekenfondsverzekering voor AOW-gerechtigden worden overgeboekt naar de OC&W-begroting.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom men het niet nodig heeft geoordeeld om in de Memorie van Toelichting bij dit wetsvoorstel een financieel overzicht te voegen. In de brief van 17 september 1996 ben ik uitgebreid ingegaan op de financiële effecten van enerzijds de instroom van bejaarden in de ziekenfondsverzekering en anderzijds de uitstroom van WSF-gerechtigden uit de ziekenfondsverzekering. De financiële effecten zijn ook uitgebreid aan de orde geweest in het debat dat ik met de Kamer over dit onderwerp heb gevoerd. Het onderhavige wetsvoorstel zie ik als uitwerking van de brief van 17 september 1996 en het debat over deze brief met de Kamer. Ik was daarom in de overtuiging dat de Kamer reeds bekend was met de financiële effecten van dit wetsontwerp.

De leden van de PvdA-fractie vragen een nadere toelichting op de tegenstrijdige opvattingen ten aanzien van de gevolgen voor de WTZ van de beëindiging van de medeverzekering van WSF-gerechtigden in de ziekenfondsverzekering. De beëindiging van de medeverzekering van WSF-gerechtigden in de ziekenfondsverzekering kan ertoe leiden dat deze studenten gebruik gaan maken van een standaardpakketpolis. Afhankelijk van de leeftijd van de WSF-gerechtigden heeft dat een positief of een negatief effect op het WTZ-omslagtekort. Uit gegevens van de Stichting uitvoering omslagregeling WTZ (SUO-WTZ) blijkt dat studenten met een studentenstandaardpakketpolis die jonger zijn dan 20 jaar, dankzij de relatief hoge netto premie die zij betalen, een positief effect hebben op het WTZ-omslagtekort, terwijl studenten ouder dan 20 jaar met een studentenstandaardpakketpolis een negatief effect hebben op het WTZ-omslagtekort. Per saldo is verondersteld dat het effect op het WTZ-omslagtekort nihil zal zijn.

In antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie naar een nieuw financieel overzicht waarin de gevolgen van de instroom van ouderen, de uitstroom van WSF-gerechtigden en de combinatie van beide maatregelen zijn opgenomen, merk ik op dat het beeld dat in de brief van 17 september 1996 aan de Kamer is gezonden nog steeds het meest actueel is. Binnenkort hoopt de Ziekenfondsraad gegevens te hebben over het aantal bejaarden dat per 1 januari 1997 is ingestroomd in de ziekenfondsverzekering ten gevolge van het optrekken van de inkomensgrens naar f 35 300,–. De eerste berichten zijn dat dit minder bejaarden zullen zijn dan het geschatte aantal van 100 000. Ik wil echter opmerken dat het nog wel even zal duren voordat een stabiel beeld is ontstaan over het aantal bejaarden dat uiteindelijk in de ziekenfondsverzekering zal instromen. Enerzijds komt dit omdat niet alle bejaarden die ten gevolge van het optrekken van de inkomensgrens per 1 januari van dit jaar verplicht verzekerd zijn geworden, zich vrijwillig melden. Anderzijds wordt de inkomensgrens per 1 juli 1997 verder opgetrokken naar f 38 300 waardoor opnieuw enige maanden gewacht zal moeten worden op een stabiel beeld.

De leden van de VVD-fractie vragen of er rekening is gehouden met de omstandigheid dat WSF-gerechtigden door deze maatregel misschien eerder een baantje zullen zoeken zodat zij zelfstandig opgenomen worden in de ziekenfondsverzekering. Voorts vragen zij zich af wat de gevolgen zijn van een dergelijke ontwikkeling voor de beoogde besparing.

De mate waarin WSF-gerechtigden via een baantje een eigen titel tot verzekering krachtens de ZFW kunnen krijgen is niet in te schatten en daarom in de berekeningen buiten beschouwing gelaten. Overigens zij erop gewezen dat studenten die via een baantje een eigen titel tot verzekering krachtens de ZFW krijgen daar in tegenstelling tot de gratis medeverzekering een procentuele werkgevers- en werknemerspremie, een nominale premie en de verplichte eigen bijdragen voor moeten betalen.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of het vervallen van de leeftijdsgrens in de WSF gevolgen heeft voor het bedrag dat van de ziekenfondsverzekering wordt overgeheveld naar de begroting van OC&W. In de brief van 17 september 1996 is hiermee rekening gehouden. De wijziging heeft dus geen gevolgen voor de ziekenfondsverzekering. Het bedrag dat naar de begroting van OC&W zal worden overgeboekt blijft dus f 160 mln.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de uitkomsten van het overleg dat ik met de LHV heb gevoerd over de instroom van AOW-gerechtigden in de ziekenfondsverzekering. Met de LHV ben ik overeengekomen dat de instroom van AOW-gerechtigden ten gevolge van de Wet Wijziging van de inkomensgrens ziekenfondsverzekering voor AOW-gerechtigden gecompenseerd zal worden door een extra verhoging van de ouderentoeslag in het abonnementstarief dat huisartsen per ziekenfondsverzekerde ontvangen. De eventuele gevolgen van de uitstroom van WSF-gerechtigden uit de ziekenfondsverzekering zullen op een later tijdstip worden bezien.

Ik heb met genoegen geconstateerd dat van uw kant de behandeling van het onderhavige voorstel met grote voortvarendheid is aangepakt. Graag dank ik u hiervoor en zeg ik graag toe dat ik ook van mijn kant al het mogelijke zal doen voor een zo snel mogelijke afwikkeling van het wetsvoorstel.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven