nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Rijswijk, 1 juli 1997
Naar aanleiding van de expliciete vragen tijdens het debat over de thuiszorg
d.d. 19 juni 19971 inzake de stand van zaken met
betrekking tot de aanvraag van een persoonsgebonden budget verpleging en verzorging
voor Blom Hulscher bericht ik u het volgende.
Per brief d.d. 13 juni 1997 heeft de Ziekenfondsraad het Zilveren Kruis
Rijnmond melding gemaakt van het advies van de Regiegroep inzake de aanvraag
van een persoonsgebonden budget voor Blom Hulscher. In zijn brief d.d. 24
juni 1997 heeft de Ziekenfondsraad het Zilveren Kruis Rijnmond een nadere
verduidelijking gegeven van dit advies.
Het Zilveren Kruis Rijnmond, dat in dit geval verantwoordelijk is voor
de definitieve budgettoekenning, heeft daarop besloten het advies van de Ziekenfondsraad
te volgen en Blom Hulscher een persoonsgebonden budget verpleging en verzorging
toe te kennen gebaseerd op het aantal geïndiceerde uren in de thuissituatie
ingaande 1 juli 1997.
Daarnaast heeft zij besloten over de periode van 1 maart 1997 tot 1 juli
1997 bovendien een suppletie te verstrekken. Deze suppletie heeft betrekking
op die zorgkosten die het bedrag van de voorlopige beschikking van 28 april
1997 te boven zijn gegaan in de genoemde periode. Daartoe wordt uitgegaan
van de in die periode bij Per Saldo gedeclareerde kosten. Het Zilveren Kruis
Rijnmond heeft mevrouw Hulscher hiervan per brief d.d. 27 juni 1997 in kennis
gesteld. Omwille van de bescherming van de privacy zijn de genoemde brieven
van de Ziekenfondsraad en de brief van het Zilveren Kruis Rijnmond aan mevrouw
Hulscher ter vertrouwelijke inzage gelegd.2 Mevrouw
Hulscher heeft ermee ingestemd dat ik u meedeel dat zij geheel content is
met het toegekende budget en de suppletieregeling.
Bij de geplande tussen-evaluatie van de regelingen persoonsgebonden budget
eind september aanstaande op basis van de tweede tussenrapportage van het
evaluatie-onderzoek van het ITS zal ik, zoals toegezegd, in breder
verband ingaan op de wijze waarop dient te worden omgegaan met aanvragen voor
bovengemiddelde budgetten.
Daarbij zal tevens de mogelijke noodzaak tot het stellen van nadere regels
dienaangaande betrokken worden.
Hiermee hoop ik u vooralsnog voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. G. Terpstra