25 351
Thuiszorg en zorg thuis, kansen voor de toekomst Verkenningen ouderenzorg 1995–2010

nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 1 juli 1997

Naar aanleiding van de expliciete vragen tijdens het debat over de thuiszorg d.d. 19 juni 19971 inzake de stand van zaken met betrekking tot de aanvraag van een persoonsgebonden budget verpleging en verzorging voor Blom Hulscher bericht ik u het volgende.

Per brief d.d. 13 juni 1997 heeft de Ziekenfondsraad het Zilveren Kruis Rijnmond melding gemaakt van het advies van de Regiegroep inzake de aanvraag van een persoonsgebonden budget voor Blom Hulscher. In zijn brief d.d. 24 juni 1997 heeft de Ziekenfondsraad het Zilveren Kruis Rijnmond een nadere verduidelijking gegeven van dit advies.

Het Zilveren Kruis Rijnmond, dat in dit geval verantwoordelijk is voor de definitieve budgettoekenning, heeft daarop besloten het advies van de Ziekenfondsraad te volgen en Blom Hulscher een persoonsgebonden budget verpleging en verzorging toe te kennen gebaseerd op het aantal geïndiceerde uren in de thuissituatie ingaande 1 juli 1997.

Daarnaast heeft zij besloten over de periode van 1 maart 1997 tot 1 juli 1997 bovendien een suppletie te verstrekken. Deze suppletie heeft betrekking op die zorgkosten die het bedrag van de voorlopige beschikking van 28 april 1997 te boven zijn gegaan in de genoemde periode. Daartoe wordt uitgegaan van de in die periode bij Per Saldo gedeclareerde kosten. Het Zilveren Kruis Rijnmond heeft mevrouw Hulscher hiervan per brief d.d. 27 juni 1997 in kennis gesteld. Omwille van de bescherming van de privacy zijn de genoemde brieven van de Ziekenfondsraad en de brief van het Zilveren Kruis Rijnmond aan mevrouw Hulscher ter vertrouwelijke inzage gelegd.2 Mevrouw Hulscher heeft ermee ingestemd dat ik u meedeel dat zij geheel content is met het toegekende budget en de suppletieregeling.

Bij de geplande tussen-evaluatie van de regelingen persoonsgebonden budget eind september aanstaande op basis van de tweede tussenrapportage van het evaluatie-onderzoek van het ITS zal ik, zoals toegezegd, in breder verband ingaan op de wijze waarop dient te worden omgegaan met aanvragen voor bovengemiddelde budgetten.

Daarbij zal tevens de mogelijke noodzaak tot het stellen van nadere regels dienaangaande betrokken worden.

Hiermee hoop ik u vooralsnog voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Zie Handelingen II nr. 33, vergaderjaar 1996– 1997.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie ter vertrouwelijke kennisneming door de leden.

Naar boven