25 339
Goedkeuring van de op 26 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst) (Trb. 1995, 282); en van het op 24 juli 1996 te Brussel tot stand gekomen Protocol opgesteld op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Trb. 1996, 265)

nr. 12
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VAN OVEN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 8

Ontvangen 2 december 1997

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel 3 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

1. Een ontwerp van een besluit dat beoogt het Koninkrijk te binden, wordt voordat daaromtrent enigerlei besluitvorming door de in artikel 28 van de in artikel 1 genoemde Overeenkomst bedoelde Raad van Bestuur plaatsvindt, terstond nadat de tekst van dat ontwerp tot stand is gekomen openbaar gemaakt en aan de Staten-Generaal voorgelegd.

2. Een ontwerp-besluit als bedoeld in het eerste lid kan, in afwijking van het bepaalde in dat lid, ter vertrouwelijke kennisneming door de leden van de Staten-Generaal worden voorgelegd indien buitengewone omstandigheden van dwingende aard het bepaald noodzakelijk maken dat het ontwerp een geheim of vertrouwelijk karakter draagt.

3. Instemming van de Staten-Generaal is vereist voordat de vertegenwoordiger van het Koninkrijk zijn medewerking kan verlenen aan het totstandkomen van een besluit als bedoeld in het eerste lid.

4. Stilzwijgende instemming is verleend indien niet binnen vijftien dagen na overlegging van het ontwerp-besluit aan de Staten-Generaal door of namens een van de Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het ontwerp-besluit de uitdrukkelijke instemming behoeft.

Artikel 3b

1. Een ontwerp-regeling als bedoeld in artikel 28, eerste lid, punt 2, 6 en 10, zevende lid, en artikel 42, eerste lid, van de in artikel 1 genoemde Overeenkomst, wordt voordat daaromtrent enigerlei besluitvorming door de in artikel 28 van de in artikel 1 genoemde Overeenkomst bedoelde Raad van Bestuur plaatsvindt, terstond nadat de tekst van dat ontwerp tot stand is gekomen aan de Staten-Generaal voorgelegd.

2. Indien een ontwerp-regeling als bedoeld in het eerste lid beoogt het Koninkrijk te binden, is artikel 3a, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Hierbij wordt een instemmingsrecht van de Staten-Generaal opgenomen in de Goedkeuringswet ten aanzien van de besluiten van de Raad van Bestuur die het Koninkrijk binden, overeenkomstig de goedkeuringswetten van de Schengen Uitvoerings-overeenkomst en het Verdrag van Maastricht.

Tevens wordt een vergelijkbare voorziening getroffen voor de zgn. uitvoeringsregelingen: het ontwerp van die regelingen wordt voorgelegd aan het parlement. Als die ontwerp-regelingen (geheel of gedeeltelijk) beogen het Koninkrijk te binden dan is de instemmingsprocedure van artikel 3a op die ontwerp-regelingen van overeenkomstige toepassing. Doordat uitvoeringsregelingen door dit amendement in ontwerp worden voorgelegd, kan de Staten-Generaal ook zelfstandig beoordelen of het al dan niet om een regeling gaat die voor het Koninkrijk verbindend is.

Van Oven

Naar boven