nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2004
Bij koninklijke boodschap van 29 april 1997 is een voorstel van wet
tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid) ingediend
bij de Staten-Generaal (Kamerstukken I 1997/98, 25 334, nr. 324). Voornaamste
reden voor dit voorstel waren interpretatieverschillen tussen het Rijk enerzijds
en gemeenten en provincies anderzijds met betrekking tot de in de Huisvestingswet
gehanteerde koopprijsgrenzen en interpretatieverschillen tussen het Rijk enerzijds
en gemeenten en provincies anderzijds met betrekking tot het toepassen van
bindingseisen op grond van de Huisvestingswet. Na aanvaarding door uw Kamer
bleek een novelle met technische wijzigingen noodzakelijk. Die novelle is
bij koninklijke boodschap van 10 april 1999 ingediend bij de Staten-Generaal
(Kamerstukken I 1999/2000, 26 471, nr. 172).
In 2003 heeft een evaluatie van de Huisvestingswet plaatsgevonden. Hierover
heb ik u bericht bij brief van 2 juni 2004 (Kamerstukken II 2003/04,
29 624, nr. 1). In die brief heb ik medegedeeld voornemens te zijn de
bovengenoemde voorstellen van wet in te trekken.
De reden hiervoor is dat het voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet
(doorwerking ruimtelijk beleid) het reserveren van woningen voor de eigen
bevolking(saanwas) niet toestaat. Het kabinet is nu juist voornemens om gemeenten
in het landelijk gebied die mogelijkheid wel te bieden.
Bovendien heeft het kabinet in zijn standpunt naar aanleiding van het
plan van aanpak van de gemeente Rotterdam (Kamerstukken II 2003/04, 21 062,
nr. 117) aangegeven te willen bezien in hoeverre het mogelijk is om de Huisvestingswet
zodanig aan te passen dat die wet kan worden ingezet om de differentiatie
van wijken te bevorderen.
Het gewijzigde kabinetsbeleid en de resultaten van de evaluatie van de
Huisvestingswet hebben mij aanleiding gegeven om doel, nut en toekomst van
de Huisvestingswet opnieuw te bezien. In mijn brief over de voorgenomen herijking
van de regelgeving van mijn departement (Kamerstukken II 2003/04,
29 200 XI, nr. 7) heb ik daarom een integrale doorlichting van de Huisvestingswet
aangekondigd.
Over dit voornemen heb ik inmiddels een eerste overleg gevoerd met de
vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van uw Kamer.
Gelet op het voorgaande acht ik een verdere behandeling van het voorstel
van wet tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid)
en de novelle niet zinvol.
Daartoe gemachtigd door de Koningin trek ik de bovengenoemde voorstellen
van wet hierbij in.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S. M. Dekker