25 333
Wijziging van de Huisvestingswet, de Woningwet en enige andere wetten in verband met de integratie van de woonwagen- en woonschepenregelgeving

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet, de Woningwet en enige andere wetten in verband met de integratie van de woonwagen- en woonschepenregelgeving.

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

29 april 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de integratie van de regeling voor woonwagenbewoners in de reguliere wetgeving te voltooien, alsmede regels ten aanzien van ligplaatsen voor woonschepen in de reguliere wetgeving op te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Huisvestingswet wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1, eerste lid, worden na onderdeel b, onder vernummering van de onderdelen c tot en met j tot g tot en met n, vier onderdelen ingevoegd, luidende:

c. woonschip: schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning;

d. ligplaats: plaats in het water, bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen;

e. standplaats:

1°. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet en die voldoet aan de met betrekking tot standplaatsen bij of krachtens de Woningwet gegeven voorschriften;

2°. een kavel die ingevolge een bestemmingsplan als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening bestemd is voor het plaatsen van een woonwagen, of

3°. een kavel waarop zich één of meer gebouwen bevinden, die met het oog op het plaatsen van een woonwagen op die kavel zijn gebouwd en voor het bouwen waarvan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Woningwet 1962;

f. woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

Het derde lid komt te luiden als volgt:

3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder woonruimte mede begrepen:

a. een standplaats,

b. een ligplaats.

B

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Tevens gaat de gemeenteraad na op welke wijze kan worden bewerkstelligd dat bij het in gebruik nemen of geven van een standplaats voorrang wordt verleend aan woningzoekenden, die in een woonwagen wonen of hebben gewoond.

2. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Tot 1 januari 2003 geldt in afwijking van het eerste lid, dat een gemeenteraad van de in de bijlage genoemde betrokken gemeenten een huisvestingsverordening vaststelt voor het in gebruik nemen of geven van een standplaats. De in de eerste volzin bedoelde gemeenteraad bepaalt in zijn huisvestingsverordening dat bij het in gebruik nemen of geven van een standplaats voorrang wordt verleend aan woningzoekenden, die direct voorafgaand aan het tijdstip van intrekking van de Woonwagenwet ten minste een jaar in een woonwagen op een standplaats hebben gewoond, die is gelegen op een in de bijlage genoemd regionaal woonwagencentrum.

4. Indien een van de gemeenten, bedoeld in het derde lid, gelegen is in een samenwerkingsgebied als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Kaderwet bestuur in verandering, stelt het algemeen bestuur van een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in hoofdstuk 2 van die wet, de in het derde lid bedoelde huisvestingsverordening vast.

C

Aan artikel 5 wordt een zin toegevoegd, luidende:

In afwijking van de eerste volzin is in de in de bijlage genoemde betrokken gemeenten tot 1 januari 2003 voor het in gebruik nemen of geven van een woonwagen op een standplaats een huisvestingsvergunning voor een standplaats vereist.

D

Artikel 6, eerste lid, onderdelen b en c, komen te luiden:

b. woonwagens;

c. woonschepen;.

E

Aan artikel 26 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Het eerste lid is tot 1 januari 2003 niet van toepassing ten aanzien van een standplaats die is bestemd voor een woningzoekende die met een woonwagen op een standplaats staat die is gelegen op een van de in de bijlage genoemde regionale woonwagencentra.

F

Artikel 82 komt te luiden:

Artikel 82

De in de bijlage genoemde gemeenten waarin een regionaal woonwagencentrum is gelegen kunnen tot 1 januari 2003, ten aanzien van woningzoekenden van wie de standplaats voor een woonwagen op dat regionaal woonwagencentrum wordt opgeheven, de verlening van een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 5 en de intrekking van een verleende ontheffing als bedoeld in artikel 10 van de Woonwagenwet, alsmede de overige door hen te nemen besluiten voor het opheffen van de standplaats op het regionaal woonwagencentrum en het in gebruik nemen of geven van een woonwagen op een nieuwe standplaats, samenvoegen tot een besluit.

G

Artikel 88 komt te luiden:

Artikel 88

De gemeenteraad stelt geen regels die leiden tot een algeheel verbod van het in gebruik nemen of geven van een woonschip op een ligplaats.

H

Aan de wet wordt een bijlage toegevoegd gelijk aan de bijlage bij deze wet.

ARTIKEL II

De Woningwet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 75, tweede lid, wordt na «woningen» ingevoegd: , woonwagens of standplaatsen.

B

Artikel 139 vervalt.

ARTIKEL III

Artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet voorzieningen gehandicapten wordt gewijzigd als volgt:

De subonderdelen 2 en 3 komen te luiden:

2. een woonwagen als bedoeld in de Woningwet;

3. een woonschip op een ligplaats, zijnde een woonschip en een ligplaats als bedoeld in de Huisvestingswet;

ARTIKEL IV

Artikel 1 van de Wet op de openluchtrecreatie wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 47 van de Woningwet» vervangen door: artikel 40 van de Woningwet.

2. In het tweede lid wordt «woonwagens in de zin van de Woonwagenwet» vervangen door: woonwagens in de zin van de Woningwet.

3. In het derde lid wordt «artikel 47, eerste lid, van de Woningwet» vervangen door: artikel 40, eerste lid, van de Woningwet.

ARTIKEL V

1. De Woonwagenwet wordt ingetrokken.

2. Provinciale woonwagenplannen die zijn vastgesteld op grond van artikel 4a van de Woonwagenwet vervallen.

3. Verordeningen die zijn vastgesteld op grond van artikel 9 van de Woonwagenwet, behouden hun rechtskracht tot de eerste kalenderdag van de zevende maand na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

4. Ten aanzien van aanvragen om ontheffing als bedoeld in artikel 10 van de Woonwagenwet, waarop voor de inwerkingtreding van deze wet nog niet is beslist, blijven de daarop betrekking hebbende voorschriften van de Woonwagenwet van toepassing.

5. Op een standplaats waarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 10 onderscheidenlijk 10a van de Woonwagenwet en waarin een termijn is genoemd, blijven de daarop betrekking hebbende voorschriften van de Woonwagenwet van toepassing tot het moment dat de standplaats daadwerkelijk verlaten is.

6. Op een standplaats waarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 10 onderscheidenlijk artikel 10a van de Woonwagenwet, en waarin geen termijn is genoemd, blijven de daarop betrekking hebbende voorschriften van de Woonwagenwet van toepassing tot het tijdstip waarop de standplaats in een bestemmingsplan is opgenomen. Indien de gemeenteraad niet binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet een bestemmingsplan heeft vastgesteld waarin de standplaats is opgenomen, gaan gedeputeerde staten hiertoe over, met uitsluiting van de bevoegdheid ter zake van de gemeenteraad, en op kosten van de gemeente. Artikel 38, vierde en vijfde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is van overeenkomstige toepassing.

7. Op een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 11 van de Woonwagenwet, waarop voor de inwerkingtreding van deze wet nog niet is beslist, wordt geen beschikking meer gegeven.

8. Op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Woonwagenwet, waarop voor de inwerkingtreding van deze wet nog niet is beslist, wordt geen beschikking meer gegeven.

ARTIKEL VI

1. Verordeningen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Huisvestingswet worden binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wet vastgesteld.

2. Indien een in de bijlage genoemde gemeente een verordening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Huisvestingswet heeft vastgesteld, wordt deze binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wet aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, derde lid, van de Huisvestingswet.

3. Indien het algemeen bestuur van een regionaal openbaar lichaam, als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet bestuur in verandering, de in artikel 2, eerste lid, van de Huisvestingswet bedoelde huisvestingsverordening heeft vastgesteld, wordt deze binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wet aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, derde lid, van de Huisvestingswet.

4. Tot het moment dat een verordening als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Huisvestingswet is vastgesteld en in werking is getreden, wordt bij het afgeven van een huisvestingsvergunning voor een standplaats voorrang verleend aan woningzoekenden, die direct voorafgaand aan het tijdstip van intrekking van de Woonwagenwet ten minste een jaar in een woonwagen op een standplaats hebben gewoond, die is gelegen op een in de bijlage genoemd regionaal woonwagencentrum waarbij die gemeente betrokken is.

ARTIKEL VII

De Wet op Woonwagens en Woonschepen wordt ingetrokken, met dien verstande dat gemeentelijke verordeningen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet krachtens artikel 31 van de Wet op Woonwagens en Woonschepen zijn vastgesteld, worden aangemerkt als verordeningen krachtens artikel 149 van de Gemeentewet.

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 2, DERDE LID, ARTIKEL 5, ARTIKEL 26 EN ARTIKEL 82 VAN DE HUISVESTINGSWET

Regionaal woonwagencentrumGemeenten betrokken bij de afbouw of sanering van het regionale woonwagencentrum
DE HAERE, gelegen in ApeldoornAPELDOORN BRUMMEN EPE HATTEM HEERDE VOORST
VLIJMENSEWEG, gelegen in Den BoschDEN BOSCH
ESCAMPLAAN, LEIJWEG beide gelegen in Den Haag DEN HAAG LEIDSCHENDAM RIJSWIJK ZOETERMEER
WIELDRECHTSE ZEEDIJK, gelegen in DordrechtDORDRECHT
WINTERWEG, gelegen in EnschedeENSCHEDE
DE KRING, gelegen in GroningenGRONINGEN
DE WAARDERVELDWEG, gelegen in HaarlemHAARLEM
DE EGELSHOEK, gelegen in HilversumHILVERSUM 's-GRAVELAND HUIZEN LAREN LOOSDRECHT MUIDEN NAARDEN NEDERHORST DEN BERG
DE RAPE, gelegen in HulstHULST AXEL OOSTBURG SAS VAN GENT SLUIS-AARDENBURG TERNEUZEN
TREKVAARTPLEIN, gelegen in LeidenLEIDEN HILLEGOM KATWIJK LEIDERDORP LISSE NOORDWIJK OEGSTGEEST RIJNSBURG VOORSCHOTEN
DE VINKENSLAG, gelegen in MaastrichtMAASTRICHT
TEERSDIJK, gelegen in NijmegenNIJMEGEN BEMMEL BEUNINGEN GENDT GROESBEEK HEUMEN MILLINGEN AAN DE RIJN MOOK EN MIDDELAAR UBBERGEN VALBURG WIJCHEN
TUDDERENDERWEG, gelegen in SittardSITTARD BEEK BORN GELEEN SCHINNEN STEIN SUSTEREN
OUDE PONTWEG, gelegen in VelsenVELSEN
BEUKBERGEN, gelegen in ZeistZEIST DE BILT DRIEBERGEN MAARN WIJK BIJ DUURSTEDE
Naar boven