25 331
Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de liberalisering van de spraaktelefoondienst

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 18 april 1997 en het nader rapport d.d. 28 april 1997, aangeboden aan de Koningin door de minister van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 14 april 1997, no. 97.001718, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de liberalisering van de spraaktelefoondienst.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 14 april 1997, no. 97.001718, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 18 april 1997, No. W09.97.0191., bied ik U hierbij aan.

De Raad van State geeft in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het advies aandacht zal zijn geschonken.

Naar aanleiding van het advies overweeg ik als volgt.

1. Blijkens de memorie van toelichting (Artikel I, onderdeel A) is de voorwaarde voor het verkrijgen van een recht op koppeling van telecommunicatienetwerken die gebruikt worden voor de spraaktelefoondienst aan het vaste telefoonnet van de houder van de concessie, de Koninklijke PTT Nederland (KPN), dat degene die om koppeling verzoekt een zodanig net heeft dat hij de toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleert. In het voorgestelde artikel 4a, eerste lid, onder c, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (hierna: WTV) wordt gesproken over aanbieders dan wel personen die « ... de middelen van toegang tot eindgebruikers controleren». De Raad van State adviseert de woorden «de middelen van» te schrappen, dan wel de betekenis daarvan toe te lichten.

1. De redactie van het voorgestelde artikel 4a, eerste lid, is in overeenstemming gebracht met de memorie van toelichting. Evenals in de memorie van toelichting wordt nu in genoemd artikellid gesproken van personen die de toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren.

2a. Ingevolge het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 4ab, eerste lid, WTV is – kort gezegd – een telecommunicatieaanbieder die interconnectie tot stand wil brengen met het netwerk van KPN, verplicht zich te laten registreren als persoon die zijn infrastructuur of inrichting wil gebruiken voor spraaktelefoondienst. Blijkens de toelichting op dit artikel is deze bepaling opgenomen ten behoeve van de beoordeling door KPN of de verplichting tot interconnectie dan wel bijzondere toegang ten opzichte van de aanvragende aanbieder geldt. Hierdoor ontstaat een duidelijke situatie voor alle betrokkenen. Bij de Raad is de vraag gerezen of deze bepaling ook is opgenomen met het oog op het voor het toezicht op de markt benodigde inzicht daarin. Zo ja, dan waren bepaling en toelichting aan te passen.

2a. Het vereiste van registratie dient meerdere doelen. Ontegenzeggelijk heeft het de functie duidelijkheid te verschaffen over degene die gerechtigd is om interconnectie of bijzondere toegang tot het openbare geschakelde telecommuniecatienet voor de spraaktelefoondienst van de houder van de concessie te verkrijgen. Daarnaast is het vereiste van registratie ook nodig in het belang van het toezicht op de markt. Het stelt het toezichthoudende orgaan in staat de ontwikkelingen met betrekking tot de telefonie op de voet te volgen en waar nodig tijdig in te grijpen. Tenslotte waarborgt het registratievereiste de noodzakelijke continuïteit met de nabije toekomst. Ook in de nieuwe Telecommunicatiewet zal voor aanbieders van telecommunicatiediensten het vereiste van registratie gaan gelden. Artikel 4ac en de toelichting zijn overeenkomstig het advies van de Raad aangepast.

2. b. Ingevolge het voorgestelde artikel 4ab moeten alle geïnteresseerde marktpartijen zich laten registreren, ongeacht of ze reeds een vergunning of machtiging hebben. De Raad adviseert vergunninghouders en kleine, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen, aanbieders uit te zonderen van de registratieplicht. Voorts adviseert de Raad toe te voegen een verplichting voor geregistreerden om eventuele wijzigingen die van invloed zijn op de registratie onverwijld door te geven.

2b. Tot 1 juli 1997 is het anderen dan de houder van de concessie verboden de spraaktelefoondienst te verzorgen. Dit verbod geldt voor aanbieders van telecommunicatiediensten die geen eigen infrastructuur hebben maar ook voor degenen die op grond van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen gerechtigd zijn kabelinfrastructuur aan te leggen. Voor al deze partijen ontstaat met ingang van 1 juli 1997 de nieuwe situatie dat zij spraak mogen gaan verzorgen. Een verplichting daartoe ontstaat niet. Teneinde een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de komende ontwikkelingen in deze markt is het van belang dat een ieder die spraak gaat verzorgen zich laat registreren. Gezien het belang van een registratie voor het toezicht en aangezien de registratie beperkt van opzet is, is er geen aanleiding bepaalde partijen van dit vereiste uit te zonderen.

Het advies van de Raad om aan geregistreerden de verplichting op te leggen eventuele wijzigingen door te geven, is overgenomen. Artikel 4ac is dienovereenkomstig aangepast.

De redactionele opmerkingen van de Raad van State zijn overgenomen.

Naast de op grond van het advies aangebrachte wijzigingen is het nodig geoordeeld in het wetsvoorstel een nieuw artikel 4ab op te nemen, onder vernummering van het voorgestelde artikel 4ab tot 4ac.

De noodzaak een nieuw artikel 4ab aan het wetsvoorstel toe te voegen is gebleken na consultatie van de marktpartijen over dit wetsvoorstel in het Overlegorgaan Post en Telecommunicatie. De aan de houder van de concessie opgelegde verplichtingen tot interconnectie en bijzondere toegang is ook van toepassing op spraakverkeer van en naar Nederland. De concurrentie die de houder van de concessie naar verwachting hierdoor op het internationale spraakverkeer zal gaan ondervinden en de mogelijkheden die hierdoor ontstaan voor nieuwe aanbieders zijn niet meer en niet minder dan het beoogde gevolg van de liberalisering. Een onevenwichtige situatie ontstaat echter in het geval de houder van de concessie voor wat betreft de afhandeling van zijn spraakverkeer van of naar een bepaald land niet onder met Nederland vergelijkbare voorwaarden interconnectie of bijzondere toegang kan krijgen in dat betreffende land. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een land dat de houder van de concessie alleen maar toelaat te koppelen met het lokale openbare net op basis van tarieven die zijn gebaseerd op de zogenoemde accounting rates. Deze tarieven zijn doorgaans aanmerkelijk hoger dan het (kostengeoriënteerde) tarief dat door de houder van de concessie in rekening dient te worden gebracht. Hierdoor onstaat de voor de houder van de concessie nadelige situatie dat hij voor de aflevering van zijn spraakverkeer in het betreffende buitenland de relatief hoge accounting rates dient te betalen terwijl de daartegenoverstaande inkomsten ten gevolge van de afhandeling van het spraakverkeer afkomstig uit dat land niet langer gebaseerd zijn op de accouting rates maar op kostenoriëntatie. Teneinde deze ongewenste situaties te kunnen voorkomen is in artikel 4ab de mogelijkheid van een ontheffing van de verplichtingen van de houder van de concessie opgenomen. Indien naar het oordeel van de Minister van Verkeer en Waterstaat KPN in betekende mate in zijn belangen wordt geschaad, kan ontheffing worden verleend van de verplichting tot interconnectie of bijzondere toegang.

3. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken het hierbij gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 18 april 1997, no. W09.97.0191 met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In de considerans tot uitdrukking brengen dat de wet mede strekt tot uitvoering van een bindend besluit van een orgaan van de Europese Gemeenschappen (aanwijzing 119 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)).

– In artikel I, onderdeel B, (artikel 4ab, eerste lid, laatste volzin) ten aanzien van de aan de minister gedelegeerde bevoegdheid tot regelstelling de formule van aanwijzing 30 Ar gebruiken.

– In het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 4ab, derde lid, onder e, «met zich mee brengt» vervangen door: vordert.

– De wijzigingen die worden voorgesteld in de onderdelen G, H, en I van artikel I in de juiste volgorde plaatsen (te weten H, I, G).

– Artikel III formuleren overeenkomstig aanwijzing 252 Ar en aan het opschrift tevens de citeertitel toevoegen (aanwijzing 108 Ar).

– In het algemeen deel van de memorie van toelichting (onderdeel 3, tweede alinea) in plaats van «een 23 machtiging» vermelden: een artikel 23 machtiging.

– In de toelichting naar kamerstukken verwijzen overeenkomstig aanwijzing 219 Ar.

– In de toelichting naar communautaire besluiten verwijzen overeenkomstig aanwijzing 89 Ar.

Naar boven