Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25306 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25306 nr. 5 |
Ontvangen 16 juni 1997
De ondergetekenden zijn de leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken erkentelijk voor de snelheid waarmee zij op het wetsvoorstel gereageerd hebben. Hiermee heeft de commissie een belangrijke bijdrage geleverd aan een tijdige inwerkingtreding van de beoogde wetswijzigingen voor de verkiezingen in 1998.
Terwille van de overzichtelijkheid hebben de ondergetekenden de antwoorden op de vragen en opmerkingen van de leden van de vaste commissie gerubriceerd in een aantal onderwerpen.
Verschillende vragen van de leden van de PvdA, D66, de groep Nijpels en de RPF hebben direct of indirect betrekking op de invoering van een semi-permanent bestand. De meest verstrekkende vragen, namelijk van de PvdA en de groep Nijpels, stellen ten principale aan de orde waarom het niet mogelijk is een verplichte, permanente registratie in te voeren. Hierover kan het volgende opgemerkt worden.
De ingezetenen in Nederland zijn geregistreerd in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Ongeacht nationaliteit geldt voor elke ingezetene in Nederland de verplichting zich in de gemeente van zijn woonplaats te melden. In de praktijk is deze registratie voor velen al begonnen bij de geboorte. De GBA bevat dan ook meer dan alleen de basisgegevens als naam, adres, woonplaats. Geboorte- en huwelijksgegevens, alsmede bepaalde familierelaties, worden eveneens in de GBA geregistreerd.
De GBA bevat dan ook tevens de gegevens die burgemeester en wethouders in staat stellen ingevolge artikel D 1 van de Kieswet de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente te registreren. Het is daardoor niet nodig, dat de ingezetenen in Nederland zich op eigen initiatief voor elke verkiezing afzonderlijk laten registreren. In theorie is het mogelijk aan elke Nederlander die Nederland verlaat om zich al dan niet tijdelijk in het buitenland te vestigen, de verplichting op te leggen om aan de gemeente waaruit hij vertrekt, zijn adres in het buitenland op te geven. In de praktijk valt een dergelijke verplichting echter niet te handhaven. Een van de belangrijkste redenen waardoor de GBA functioneert is namelijk, dat de burger er ook zelf belang bij heeft correct geregistreerd te zijn. Zo is een correcte registratie nodig voor het verkrijgen van verschillende uitkeringen, zoals kinderbijslag, AOW-pensioen, huursubsidie en een bijstandsuitkering, en moeten gegevens uit het GBA overgelegd worden voor de afgifte van een rijbewijs en overhandiging van vele officiële diploma's. Het belang van Nederlanders in het buitenland bij registratie is vrijwel uitsluitend gelegen in deelname aan de verkiezingen voor Tweede Kamer en Europees Parlement die slechts eens in de vier respectievelijk vijf jaar worden gehouden. Nu slechts een minderheid van deze categorie Nederlanders in deelname aan de verkiezingen geïnteresseerd is, zal een verplichte registratie, als deze al van de grond komt, spoedig leiden tot een ernstige «vervuiling» van de registratie. Het effect van de verplichte registratie is dan tweeledig. Er worden niet alleen veel te veel registratieformulieren verstuurd die zonder respons blijven, maar bovendien dreigen vele formulieren in handen te komen van personen die niet kiesgerechtigd zijn. Er ontstaat dan het gevaar dat de registratieformulieren misbruikt worden door deze in handen te spelen van mensen die stemmen willen ronselen. Dit gevaar is wellicht niet groot, maar ook niet geheel uit te sluiten. Om deze redenen achten de ondergetekenden het niet zinvol een verplichte registratie in te voeren. Daarbij komt dat het voorgestelde semi-permanente bestand in de praktijk voor de geïnteresseerde kiezer het effect van een permanente registratie kan hebben. Hiervoor geldt wel de voorwaarde, dat de kiezer, eenmaal geregistreerd, ervoor zorgt dat hij elke mutatie in zijn adres doorgeeft aan de gemeente Den Haag.
Anders dan de vragen van de leden van D66 en RPF suggereren is het gevolg voor de kiezer die om wat voor reden dan ook geen gebruik maakt van een hem toegezonden registratieformulier, namelijk schrapping uit het bestand, minder ernstig dan het lijkt: de betreffende kiezer kan met een eenvoudig briefje aan de gemeente Den Haag verzoeken om opnieuw in het bestand te worden genomen. Wat dit laatste aspect betreft zien de ondergetekenden geen reden om, zoals het lid van de RPF heeft gevraagd, pas na twee keer «verzuim» tot schrapping uit het bestand over te gaan. Evenmin wordt het nodig geacht de duur van de registratie te verlengen, zoals door de leden van D66 is gevraagd. Een belangrijke overweging om al na één keer niet terugzenden van het registratieformulier tot verwijdering uit het bestand over te gaan is, dat de verwachting bestaat dat een achterhaald adres vaker de oorzaak van het niet terugsturen van het registratieformulier zal vormen dan het vergeten terug te sturen of bewust een keer overslaan van deelname aan de verkiezingen. Door overigens wel het registratieformulier terug te zenden, maar niet het stembiljet, kan de kiezer in het bestand opgenomen blijven en toch de deelname aan de verkiezingen overslaan.
Uit hetgeen hiervoor met betrekking tot de GBA is opgemerkt, volgt dat er geen enkele aanleiding bestaat om ook voor ingezetenen in Nederland een semi-permanent bestand ten behoeve van de verkiezingen in te voeren: er is een betrouwbare registratie van Nederlandse ingezetenen en er is geen enkele reden daarvan geen gebruik te maken voor de verkiezingen. De ondergetekenden hopen de leden van de groep Nijpels, die vreesden dat de regering de bedoeling heeft deze automatische registratie ter discussie te stellen, hiermee gerustgesteld te hebben.
Wat betreft de vraag van de leden van de groep Nijpels of er niet met één bestand kan worden volstaan, kan opgemerkt worden dat er formeel sprake zal zijn van twee afzonderlijke bestanden, één voor de verkiezing van de Tweede Kamer en één voor het Europees Parlement, maar feitelijk zal er maar één bestand zijn. Daarbij zal wel geregistreerd worden of de betrokken kiezer zich voor de Tweede Kamer of het Europees Parlement dan wel beide organen heeft laten registreren.
Eventuele uitbreiding van de briefstemprocedure
Het onderhavige wetsvoorstel is gericht op een technische verbetering van de briefstemprocedure voor de kiezers die thans van deze procedure gebruik mogen maken. Een eventuele uitbreiding van de kiezersgroep die van de briefstemprocedure gebruik mag maken, is wat de ondergetekenden betreft niet aan de orde. Zoals de leden van de PvdA, die gevraagd hebben naar een uitbreiding van de briefstemprocedure tot de groep van lichamelijk gehandicapten, terecht opmerken, is de discussie hierover eerder gevoerd. Het is echter niet juist dat er een motie is aangenomen waarbij de regering is gevraagd voorstellen tot een uitbreiding in deze geest te doen. De gang van zaken is als volgt geweest.
Het wetsvoorstel om per brief te stemmen is in 1983 bij de Tweede Kamer ingediend. Naar aanleiding van de behandeling van dat wetsvoorstel heeft er een discussie plaatsgevonden over een uitbreiding van de kring van kiezers, die ten tijde van het wetsvoorstel bestond uit Nederlanders, woonachtig in het buitenland, die in openbare dienst werkzaam waren, en Nederlandse kiesgerechtigden voor de Europese verkiezingen die ingezetene waren in een van de andere lid-Staten, tot onder meer kiezers die wegens hun lichamelijke toestand niet in staat zijn zich naar het stemlokaal te begeven. Met name werd gedacht aan personen die in inrichtingen of tehuizen verblijven. Een amendement van het lid van de D66-fractie, mw Wessel-Tuinstra, om de kring van kiezers in deze zin uit te breiden, is door de regering sterk ontraden. Het amendement is daarop ingetrokken. Met betrekking tot de categorie kiezers die wegens een lichamelijk handicap niet in staat waren zich naar het stemlokaal te begeven, had de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken erop gewezen dat onder deze categorie ook de zieken zouden vallen. In de aantallen kiezers waar het dan om zou gaan, had de minister geen inzicht. Hij overwoog vervolgens:
«Afgezien daarvan zou een dergelijke uitbreiding meebrengen, dat de aanvrager door een medische verklaring of anderszins aannemelijk zal moeten maken, dat hij niet in staat is in persoon aan de stemming deel te nemen. In de Kieswet van 1951 was een dergelijke regeling opgenomen voor het stemmen bij volmacht, doch hierop, is reeds na één verkiezing teruggekomen, omdat bleek, dat artsen over het algemeen niet bereid waren aan eigen patiënten dergelijke verklaringen af te geven. Zou men niet voorschrijven dat de aanvrager aannemelijk maakt, dat hij niet in staat is in persoon te stemmen, dan betekent dit materieel dat elke kiezer de mogelijkheid krijgt per brief te stemmen. Overigens ben ik van oordeel, dat hoe dan ook vermeden moet worden, dat de gemeenten worden belast met de verificatie of door aanvragers aan bepaalde criteria wordt voldaan. Een dergelijke regeling zou tot allerlei administratieve rompslomp leiden en zou haaks staan op het streven van de regering om te komen tot deregulering.»
Tijdens de mondelinge behandeling in de Kamer bleek dat de fracties van PvdA, CDA en VVD met die van D66 van mening waren dat de categorie briefstemmers uitbreiding verdiende, doch zij achtten het minder gewenst die uitbreiding te beperken tot kiezers die wegens hun lichamelijke gesteldheid niet naar het stemlokaal kunnen gaan. Een aanvankelijk door de leden Faber (CDA) en Wiebenga (VVD) ingediende motie om kiezers wegens hun lichamelijke gesteldheid ten minste de gelegenheid te geven in principe bij de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen hun stem per brief uit te brengen is gewijzigd in een motie, waarbij in de overwegingen wel maar in het dictum niet gerefereerd werd aan kiezers die wegens hun lichamelijke gesteldheid niet in staat waren hun stem in het stemlokaal uit te brengen. In het dictum van de gewijzigde motie werd aan de regering verzocht zo spoedig mogelijk na de Europese verkiezingen van 1984 voorstellen aan de Kamer te doen waardoor kiezers tenminste de gelegenheid zouden krijgen in principe bij de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen hun stem per brief uit te brengen. Deze motie is aanvaard met de stem van de leden van de PvdA tegen. Een uitbreiding van het aantal briefstemmers is in ieder geval gerealiseerd bij de wijziging van de Kieswet van 25 september 1985, waarbij aan Nederlanders die in het buitenland woonachtig zijn, het kiesrecht voor de Tweede Kamer verleend is. Een verdere uitbreiding van categorieën kiezers die voor briefstemmen in aanmerking zouden komen, is nadien niet meer in de Kamer aan de orde gekomen.
De regering kan niet aangeven hoe het nu met de toegankelijkheid van de stemlokalen voor gehandicapten is gesteld. Wel wensen de ondergetekenden erop te wijzen dat in het onlangs door de Tweede Kamer aanvaarde verzamelwetsvoorstel (Kamerstukken II 1996–97, 25 227, nr. 3), waarbij onder meer de mogelijkheid van mobiele stembureaus aan de orde is gesteld, door de regering aandacht is gegeven aan de toegankelijkheid van stemlokalen voor gehandicapten. De invoering van de mogelijkheid van mobiele stembureaus is een van de maatregelen die het kiezers met een handicap gemakkelijker moet maken hun stem uit te brengen. Verder heeft de regering erop gewezen dat er op het terrein van de toegankelijkheid een taak ligt voor de gemeenten. Gelet op de reeds bestaande en in gang gezette mogelijkheden ter verbetering van de toegankelijkheid van de stembureaus ten behoeve van gehandicapten, zien de ondergetekenden geen aanleiding om de mogelijkheid van briefstemmen uit te breiden tot lichamelijk gehandicapten.
Anders dan de leden van de PvdA menen, werd met de instelling van briefstembureaus niet beoogd een grotere deelname aan de verkiezingen te bevorderen, maar een snellere verzending per post mogelijk te maken. Nu het primaire doel bereikt is, is er geen reden niet opnieuw bij diplomatieke posten briefstembureaus in te stellen. De positieve uitstraling waarvan in de memorie van toelichting gewag werd gemaakt, was geen doelstelling van de instelling van briefstembureaus. Deze opmerking moet verstaan worden als een inkleuring van het evaluatieverslag. Verder wensen de ondergetekenden er nogmaals op te wijzen dat uit de evaluatie is gebleken dat een mogelijk knelpunt, dat tevoren door de Kiesraad gesignaleerd is, namelijk de vrees dat de uitslagen niet vlot verwerkt zouden kunnen worden, zich niet heeft voorgedaan. Mede door dit gegeven zijn de ondergetekenden gesterkt in hun voornemen door te gaan met de instelling van briefstembureaus bij bepaalde diplomatieke posten. De omstandigheid dat het primaire doel van de instelling van briefstembureaus bereikt is, betekent overigens niet, gelijk de leden van de PvdA menen, dat er beslist meer briefstembureaus ingesteld moeten worden: artikel M 13, tweede lid, van de Kieswet bevat een aantal criteria op grond waarvan een diplomatieke post aangewezen moet worden voor de instelling van een briefstembureau. Voor het overige is het aan het inzicht van de Minister van Buitenlandse zaken in overeenstemming met het gevoelen van de Minister van Binnenlandse Zaken overgelaten buiten de verplichte aanwijzing andere diplomatieke posten aan te wijzen. Het spreekt daarbij vanzelf dat het criterium van een snellere verzending en een redelijk aantal kiezers dat van het briefstembureau gebruik zal maken, als criteria gehanteerd zullen worden voor de instelling van briefstembureaus bij een diplomatieke post.
De vraag van de leden van D66 waarom het niet mogelijk is de te laat ontvangen briefstembescheiden te registreren laat zich als volgt beantwoorden. Er is door de gemeente Den Haag wel geregistreerd hoeveel briefstembescheiden er door de briefstembureaus te laat zijn ontvangen, maar niet is vast te stellen in welke omvang de briefstembescheiden door de kiezers zodanig te laat zijn ontvangen dat het geen zin had deze terug te zenden naar de burgemeester van Den Haag of de voorzitter van een bij een diplomatieke post gevestigd briefstembureau. Het aantal te laat ontvangen briefstembescheiden bedroeg voor de verkiezing van de Tweede Kamer 261 en van het Europees Parlement 681. Het aantal kiezers echter dat wel geregistreerd is, maar niet aan de verkiezingen heeft deelgenomen, is 2794 en 2229. Voor een deel moet de niet-deelneming te wijten zijn aan het door de kiezer zodanig te laat ontvangen van de briefstembescheiden, dat terugzending hiervan geen zin meer had.
Om de briefstembescheiden tijdig aan de kiezer te kunnen toezenden is het van belang dat er voldoende tijd is gelegen tussen de uiterste datum waarop het registratieverzoek ontvangen is en de dag van stemming waarop de briefstembescheiden uiterlijk ontvangen moeten zijn. Uit de evaluatie is gebleken dat deze termijn niet korter dan zes weken vóór de dag van stemming kan zijn. De gemeente Den Haag heeft in haar eigen evaluatierapport aangegeven dat het verpakken van briefstembewijs, toelichting, retourenveloppe en stembiljet een handmatige activiteit is die behoorlijk arbeidsintensief is. Hiervoor zijn circa twee weken nodig. De resterende vier weken zijn nodig voor het toezenden van de briefstembescheiden aan de kiezer en het terugzenden van de briefstembescheiden door de kiezer. De vraag van de leden van D66 of in de toekomst via de electronische snelweg de administratieve afhandeling van registratieverzoeken versneld kan worden, kan nu nog niet concreet beantwoord worden. Verwacht mag worden dat er op termijn alternatieve methoden komen om een stem uit te brengen. Er zal dan echter ook een oplossing moeten komen voor de wijze waarop het Nederlanderschap kan worden aangetoond. De suggestie van de leden van de RPF om met het tellen van de stemmen later te beginnen biedt ook geen soulaas, omdat de briefstembescheiden wel op de dag van stemming ontvangen moeten zijn. Deze suggestie is alleen een alternatief voor het thans gedane voorstel (artikel M, vierde lid, en N 16a) om burgemeester en wethouders van Den Haag eerder met het tellen van de stemmen te laten beginnen. Het voordeel van dit voorstel boven de suggestie van de RPF is evenwel, dat de telling van de stemmen, met uitzondering van de telling op een enkel briefstembureau in het buitenland, op de avond van de verkiezingsdag voltooid kan worden.
Wat betreft alternatieve verzendmogelijkheden, waarnaar door de leden van D66 is gevraagd, kan erop gewezen worden, dat de gemeente Den Haag gebruik heeft gemaakt van koeriersdiensten voor een snellere verzending van de briefstembescheiden. Zoals uit de eigen evaluatie van de gemeente blijkt, zal zij doorgaan met het zoeken naar andere verzendmethoden dan via de reguliere postverbindingen.
De leden van D66 vroegen naar een uitleg van de term «Administratieve verwerking». Deze term is in de memorie van toelichting twee keer gebruikt. De eerste keer op pagina 7 als titel van een paragraaf die handelt over twee verschillende administratieve handelingen, namelijk de afhandeling van de verzoeken tot registratie en de handtekeningvergelijking. De tweede keer is deze term gebruikt op pagina 11 onder paragraaf 7 «Handtekeningvergelijking». In laatstbedoelde paragraaf omvat het begrip «administratieve verwerking» de handelingen die zijn opgesomd in de artikelen M 10 en M 11 van de Kieswet.
Op verzoek van de leden van D66 volgt hierna een beschrijving van de procedure met betrekking tot de handtekeningvergelijking en de stemopneming:
Er kan alleen van een vervroegde stemopneming sprake zijn, als burgemeester en wethouders van Den Haag gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid te bepalen dat het stembureau op meer dagen zitting houdt dan alleen op de dag van stemming. Als burgemeester en wethouders van deze mogelijkheid geen gebruik hebben gemaakt, vangt de zitting van het stembureau aan om acht uur op de dag van stemming dan wel op een later tijdstip dat door burgemeester en wethouders is bepaald met gebruikmaking van de bevoegdheid van artikel M 9, tweede lid, en eindigt om negentien uur. Tussen acht uur of een later tijdstip en negentien uur verrichten burgemeester en wethouders de handelingen die zijn opgesomd in artikel M 10 en M 11. De stemopneming vangt eerst aan na negentien uur.
De nieuwe procedure doet zich voor, wanneer burgemeester en wethouders gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid extra zittingen te houden. De procedure ziet er in dat geval als volgt uit:
– tijdens extra zittingsdagen: het stembureau verricht handelingen die zijn genoemd in de artikelen M 10 en M 11. Deze handelingen omvatten onder meer de handtekeningvergelijking.
– op de dag van stemming: het stembureau begint met het tellen van de stemmen op basis van de stembiljetten die zich op dat moment in de stembus bevinden. Als het stembureau hiermee klaar is, wordt de stemopneming geschorst en hervat het stembureau de handelingen die zijn genoemd in de artikelen M 10 en M 11. Deze gang van zaken veronderstelt dat er in de loop van de dag van stemming nog nieuwe retourenveloppen binnenkomen. Het is ook mogelijk dat er nog ongeopende retourenveloppen van de vorige dag zijn. De stemopneming wordt pas weer hervat als alle tijdig binnengekomen retourenveloppen zijn geopend en de overige in de artikelen M 10 en M 11 genoemde handelingen zijn verricht. Aangezien de retourenveloppen uiterlijk op de dag van stemming om vijftien uur in het bezit van de burgemeester van Den Haag moeten zijn, wordt de stemopneming op zijn vroegst hervat om vijftien uur.
Uit het eerste en tweede lid van artikel N 16a, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat de stemopneming maar een keer wordt geschorst, namelijk nadat de stembiljetten die zich aan het begin van de dag in de stembus bevinden, geteld zijn. Uit het voorgaande volgt verder dat het stembureau zich op de extra zittingsdagen niet beperkt tot de handtekeningvergelijking. Zoals gezegd worden op die dagen alle handelingen die in de artikelen M 10 en M 11 genoemd zijn, verricht, waarvan de laatste handeling is het deponeren van de stembiljetten in de stembus. Bij algemene maatregel van bestuur zullen regels gegeven worden over het sluiten, verzegelen en bewaren van de stembus aan het eind van elke zittingsdag, alsmede over het openen van de stembus aan het begin van elke volgende zittingsdag.
Instructie diplomatieke posten
De leden van het CDA vroegen naar een overzicht van de diplomatieke posten die de instructies onvolledig of onvoldoende hebben uitgevoerd. Uit klachten van kiezers is gebleken, dat enkele posten in incidentele gevallen hun taak minder adequaat hebben verricht. Er is echter geen lijst aangelegd van diplomatieke posten waar zich dat voorgedaan heeft. Een dergelijke lijst zou overigens nooit volledig zijn geweest, omdat fouten ook gemaakt kunnen worden zonder dat dat tot een klacht leidt. De ondergetekenden zien daarom meer heil in het opnieuw goed instrueren van alle diplomatieke posten, waarbij met name aandacht gevraagd zal worden voor de verplichting elk verzoek tot registratie in ontvangst te nemen, en voor de controle van het geplaatst zijn van een handtekening op het registratieverzoek en de overlegging van een bewijsstuk – in principe een kopie van de relevante pagina uit het paspoort – omtrent de Nederlandse nationaliteit. Het herhalen van instructies is ook voor de goed functionerende posten nodig, omdat er regelmatig personeelswisselingen zijn.
Vergroting deelname aan de verkiezingen
De leden van de VVD en D66 vroegen naar activiteiten cq instrumenten ter vergroting van de deelname aan de verkiezingen. In de eerste plaats wordt op deze plaats nogmaals herhaald dat de in dit wetsvoorstel voorgestelde procedurele verbeteringen primair bedoeld zijn om het de geïnteresseerde kiezer gemakkelijker te maken aan de verkiezingen deel te nemen. Als deze maatregelen er tevens toe leiden dat de deelname vergroot wordt, is dat natuurlijk meegenomen.
Op pagina 5 van de memorie van toelichting is aangegeven dat de regering zich ingespannen heeft de kiezers over de verkiezingen in 1994 en de wijze waarop daaraan deelgenomen kon worden, te informeren. Deze inspanningen bestonden onder meer uit advertenties in Nederlandse en buitenlandse kranten, voorlichting via de Wereldomroep, verenigingen van Nederlanders in den vreemde, internationale scholen en bedrijven, alsmede via lezingen door consulaire posten. Geconstateerd is dat deze inspanningen niet geholpen hebben de deelname aan de verkiezingen te vergroten. Dat neemt niet weg dat de regering zich op dezelfde wijze als in 1994 zal inspannen bekendheid te geven aan de wijze waarop aan de verkiezingen kan worden deelgenomen. Daarbij zal ook gewezen worden op de invoering van het semi-permanent bestand en de mogelijkheid om in dat bestand opgenomen te worden, voor zover men al niet in dat bestand is opgenomen naar aanleiding van deelname aan de verkiezing van de Tweede Kamer in 1994. Over de introductie van het semi-permanent bestand zullen ondergetekenden nauw overleg voeren met de gemeente Den Haag, die in de ontwikkeling van de procedurele verbeteringen een belangrijk aandeel heeft gehad.
In de memorie van toelichting is aangegeven, dat de ondergetekenden graag bereid waren de aanbeveling van de Kiesraad over te nemen om het effect van het semi-permanent bestand te evalueren. De ondergetekenden spreken deze bereidheid hierbij nogmaals uit tegenover de leden van CDA en D66 die om een evaluatie vroegen. Het is echter niet mogelijk om, zoals de leden van het CDA vroegen, ten behoeve van de evaluatie een schatting te geven van het aantal stemgerechtigden per ressort van een diplomatieke post. Derhalve kan de gevraagde vergelijking met het aantal per post ingewilligde verzoeken niet gemaakt worden.
In antwoord op vragen van de leden van D66 over de volmachtprocedure wordt het volgende opgemerkt.
De controle op het aantal aanwijzingen als gemachtigde is na het vervallen van de controle vooraf volledig, gezien vanuit de overheid. Immers, wie zich bij een stembureau meldt als gemachtigde met meer volmachten dan twee, zal door het stembureau op de overschrijding van het toegestane aantal volmachten gewezen worden. Het nadeel van een controle die pas op het stembureau plaatsvindt is, dat de kiezer die als derde een volmacht gegeven heeft, niet merkt dat zijn stem niet uitgebracht wordt. Bij een controle vooraf kan de kiezer erop gewezen worden, dat zijn volmacht niet geaccepteerd is wegens overschrijding van het aantal toegestane aanwijzingen. Vanwege dit voordeel is handhaving van de controle vooraf, hoewel niet strikt noodzakelijk meer, wenselijk geoordeeld. Omdat de kiezers in het buitenland die gebruik willen maken van de volmachtprocedure zo gering in aantal zijn, heeft het voordeel van de vereenvoudiging van de procedure zwaarder gewogen dan het hiervoor beschreven nadeel, dat zich waarschijnlijk zelden of nooit zal voordoen.
Op de vraag van de leden van de VVD of er zodanig tijdige maatregelen zijn of worden getroffen dat burgemeester en wethouders van Den Haag de nieuwe administratieve procedure adequaat kunnen toepassen, kan als volgt geantwoord worden. In feite beschikken burgemeester en wethouders van Den Haag al over een bestand met kiezers die voor de verkiezingen van de Tweede Kamer en het Europees Parlement een registratieverzoek hebben ingediend. Dit bestand zal de basis vormen van het semi-permanent bestand dat met dit wetsvoorstel wordt geïntroduceerd. Het is de bedoeling dat de gemeente Den Haag op basis van het huidige bestand ongeveer vier maanden voor de verkiezing van de Tweede Kamer op 6 mei 1998 aan elke kiezer die in dat bestand voorkomt een registratieverzoek zendt. Er zullen met de gemeente Den Haag zeker nog besprekingen worden gevoerd over de wijze waarop dit bestand beheerd en onderhouden zal worden. Dat geldt ook voor de krachtens artikel D 3a te stellen regels met betrekking tot dit bestand.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25306-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.