25 304
Regeling van de samenstelling en de werkzaamheden van de Staatscommissie tot voorbereiding van de te nemen maatregelen ter bevordering van de codificatie van het internationaal privaatrecht, ingesteld bij koninklijk besluit van 20 februari 1897, Stcrt. 1897, nr. 46 (Wet op de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAPAAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende regeling van de samenstelling en de werkzaamheden van de Staatscommissie tot voorbereiding van de te nemen maatregelen ter bevordering van de codificatie van het internationaal privaatrecht, ingesteld bij koninklijk besluit van 20 februari 1897, Strct. 1897, nr. 46 (Wet op de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht).

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

14 april 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met artikel 79 van de Grondwet, in samenhang met de Kaderwet adviescolleges, regels te stellen met betrekking tot de samenstelling en de werkzaamheden van de Staatscommissie tot voorbereiding van de te nemen maatregelen ter bevordering van de codificatie van het internationaal privaatrecht, ingesteld bij koninklijk besluit van 20 februari 1897, Stcrt. 1897, nr. 46;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

1. De Staatscommissie tot voorbereiding van de te nemen maatregelen ter bevordering van de codificatie van het internationaal privaatrecht, ingesteld bij koninklijk besluit van 20 februari 1897, Stcrt. 1897, nr. 46, in deze wet verder te noemen de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht, bestaat uit ten minste tien en ten hoogste twintig leden.

2. De leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Zij kunnen telkens voor een periode van ten hoogste vier jaar worden herbenoemd. Onder de leden worden de voorzitter en de ondervoorzitters in functie benoemd.

3. Op de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht zijn de artikelen 10 en 11, tweede lid, tweede zin, van de Kaderwet adviescolleges niet van toepassing.

Artikel 2

1. De Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht verricht de werkzaamheden haar opgedragen in het Statuut van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, Trb. 1953, 80.

2. Zij adviseert de regering en de beide kamers der Staten-Generaal over de wetgeving inzake onderwerpen van internationaal privaatrecht.

Artikel 3

De hoofdstukken 5 en 6 van de Kaderwet adviescolleges zijn niet van toepassing met betrekking tot de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 4

De voorzitter, de ondervoorzitters en de leden, die op 1 januari 1997 in functie waren, kunnen met ingang van die datum voor de eerste maal worden herbenoemd. In afwijking van artikel 1, tweede lid, tweede zin, kan deze herbenoeming geschieden voor een periode van ten hoogste zes jaar.

Artikel 5

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1997.

Artikel 6

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Buitenlandse Zaken,

De Minister van Justitie,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

Naar boven