nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 17 maart 1998
Tijdens het overleg met Uw Kamer over het Euromediterrane associatieverdrag
met Marokko op 9 maart jl. heb ik U toegezegd de nog uitstaande vragen van
de leden Apostolou, Blaauw en Sipkes schriftelijk te zullen beantwoorden.
Hierbij doe ik U deze beantwoording toekomen.
Op de vraag van de Heer Blaauw of Nederland een verdrag inzake overname
van tenuitvoerlegging van strafvonnissen met Marokko nastreeft, kan ik antwoorden
dat de Regering over deze vraag een standpunt voorbereidt, dat de Kamer na
vaststelling toe zal gaan.
De Heer Apostolou heeft gevraagd wat de reden is dat de EU niet heeft
gereageerd naar aanleiding van het politie-optreden bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen.
De Marokkaanse politie heeft ingegrepen toen leden van een oppositiepartij
pamfletten verspreidden waarin opgeroepen werd tot een boycot van deze verkiezingen.
In Marokko geldt een wettelijke stemplicht en uit hoofde daarvan is een dergelijke
oproep bij de wet verboden. De EU is in het algemeen zeer terughoudend bij
het oordelen over de wijze waarop een land, binnen zekere grenzen, de gehoorzaamheid
aan dergelijke wetten door middel van strafrechtelijke sancties afdwingt.
De Heer Apostolou heeft voorts gevraagd naar de stand van zaken van het
ontwerp-bilaterale verdrag inzake familierechtelijke betrekkingen.
In 1995 is een commissie van Marokkaanse en Nederlandse ambtenaren van
de ministeries van Justitie ingesteld, die tot taak heeft om problemen van
familie- en erfrecht die zijn ontstaan, in het bijzonder door de vestiging
van Marokkanen in Nederland, te bestuderen en daarvoor zo mogelijk oplossingen
voor te stellen. In het kader van dit overleg is onder meer van Marokkaanse
zijde verzocht te komen tot een bilateraal verdrag inzake het personen- en
familierecht. Van Nederlandse zijde is hierop geantwoord dat daaraan geen
behoefte is. Nederland is bij een groot aantal multilaterale verdragen betreffende
deze onderwerpen aangesloten. Het verdient de voorkeur dat Marokko tot deze
verdragen zal toetreden. Op die wijze zal de gewenste verdragsrelatie
met Nederland kunnen worden gerealiseerd.
De heer Apostolou heeft tenslotte gevraagd of de Nederlandse Regering
de voorstellen ondersteunt die Amnesty International tijdens de Malta-conferentie
heeft gedaan voor het monitoren van de mensenrechtensituatie in de Euromediterrane
regio.
Tijdens de ministeriële conferentie op Malta in april 1997 zijn geen
formele procedures vastgelegd voor monitoring van het mensenrechtenbeleid
in de Euromediterrane regio. Met de overige lidstaten van de EU hecht Nederland
evenwel er het grootste belang aan dat de vertegenwoordigingen van de EU-lidstaten
en de Commissie in deze regio voortdurend en nauwgezet de mensenrechtensituatie
in de betrokken landen volgen en terzake steeds contact houden met zowel de
overheden van die landen als de lokale mensenrechtenorganisaties. Indien nodig
stelt de EU de mensenrechten via formele stappen aan de orde bij de betrokken
regeringen.
Mevrouw Sipkes heeft gevraagd naar informatie over de amnestieregeling
in Marokko.
Het verlenen van amnestie is een prerogatief van de Marokkaanse Koning.
Bij bijzondere gelegenheden, zoals religieuze hoogtijdagen en het zogenaamde
Feest van de Troon pleegt Koning Hassan II een amnestie af te kondigen. Zij
die zijn veroordeeld wegens overtreding van de wetgeving inzake verdovende
middelen komen doorgaans niet voor amnestie in aanmerking. De Koning heeft
dit jaar evenwel om humanitaire redenen een uitzondering gemaakt voor een
Nederlander die wegens een drugsdelict was veroordeeld. Aan deze persoon werd
eerder deze maand ter gelegenheid van het Feest van de Troon amnestie verleend.
De amnestie wordt onmiddellijk verleend, doch de administratieve afhandeling
door het Ministerie van Justitie duurt in de regel enige maanden.
Mevrouw Sipkes heeft voorts gevraagd naar informatie over de hinder die
Marokkanen met een geldige verblijfstitel voor Nederland ondervinden van de
Marokkaanse douane tijdens bezoeken aan Marokko, en van de Marokkaanse geheime
politie na terugkeer van dergelijke bezoeken in Nederland. Wat het eerste
betreft heeft de Regering de Kamer op 28 augustus 1996 informatie verschaft
over een Marokkaanse staatsburger die na 48 uur vastgehouden te zijn door
de Marokkaanse douane overleed (Kamerstukken 1996–1997 nr. 432). Nadien
zijn de Regering geen soortgelijke gevallen bekend geworden. Wat het tweede
betreft zijn de Regering geen feiten bekend die aanleiding hebben gevormd
om op te treden.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
M. Patijn