25 303
Goedkeuring van de op 26 februari 1996 te Brussel tot stand gekomen Euro-Mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar Lid-Staten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds

nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 17 maart 1998

Tijdens het overleg met Uw Kamer over het Euromediterrane associatieverdrag met Marokko op 9 maart jl. heb ik U toegezegd de nog uitstaande vragen van de leden Apostolou, Blaauw en Sipkes schriftelijk te zullen beantwoorden. Hierbij doe ik U deze beantwoording toekomen.

Op de vraag van de Heer Blaauw of Nederland een verdrag inzake overname van tenuitvoerlegging van strafvonnissen met Marokko nastreeft, kan ik antwoorden dat de Regering over deze vraag een standpunt voorbereidt, dat de Kamer na vaststelling toe zal gaan.

De Heer Apostolou heeft gevraagd wat de reden is dat de EU niet heeft gereageerd naar aanleiding van het politie-optreden bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen.

De Marokkaanse politie heeft ingegrepen toen leden van een oppositiepartij pamfletten verspreidden waarin opgeroepen werd tot een boycot van deze verkiezingen. In Marokko geldt een wettelijke stemplicht en uit hoofde daarvan is een dergelijke oproep bij de wet verboden. De EU is in het algemeen zeer terughoudend bij het oordelen over de wijze waarop een land, binnen zekere grenzen, de gehoorzaamheid aan dergelijke wetten door middel van strafrechtelijke sancties afdwingt.

De Heer Apostolou heeft voorts gevraagd naar de stand van zaken van het ontwerp-bilaterale verdrag inzake familierechtelijke betrekkingen.

In 1995 is een commissie van Marokkaanse en Nederlandse ambtenaren van de ministeries van Justitie ingesteld, die tot taak heeft om problemen van familie- en erfrecht die zijn ontstaan, in het bijzonder door de vestiging van Marokkanen in Nederland, te bestuderen en daarvoor zo mogelijk oplossingen voor te stellen. In het kader van dit overleg is onder meer van Marokkaanse zijde verzocht te komen tot een bilateraal verdrag inzake het personen- en familierecht. Van Nederlandse zijde is hierop geantwoord dat daaraan geen behoefte is. Nederland is bij een groot aantal multilaterale verdragen betreffende deze onderwerpen aangesloten. Het verdient de voorkeur dat Marokko tot deze verdragen zal toetreden. Op die wijze zal de gewenste verdragsrelatie met Nederland kunnen worden gerealiseerd.

De heer Apostolou heeft tenslotte gevraagd of de Nederlandse Regering de voorstellen ondersteunt die Amnesty International tijdens de Malta-conferentie heeft gedaan voor het monitoren van de mensenrechtensituatie in de Euromediterrane regio.

Tijdens de ministeriële conferentie op Malta in april 1997 zijn geen formele procedures vastgelegd voor monitoring van het mensenrechtenbeleid in de Euromediterrane regio. Met de overige lidstaten van de EU hecht Nederland evenwel er het grootste belang aan dat de vertegenwoordigingen van de EU-lidstaten en de Commissie in deze regio voortdurend en nauwgezet de mensenrechtensituatie in de betrokken landen volgen en terzake steeds contact houden met zowel de overheden van die landen als de lokale mensenrechtenorganisaties. Indien nodig stelt de EU de mensenrechten via formele stappen aan de orde bij de betrokken regeringen.

Mevrouw Sipkes heeft gevraagd naar informatie over de amnestieregeling in Marokko.

Het verlenen van amnestie is een prerogatief van de Marokkaanse Koning. Bij bijzondere gelegenheden, zoals religieuze hoogtijdagen en het zogenaamde Feest van de Troon pleegt Koning Hassan II een amnestie af te kondigen. Zij die zijn veroordeeld wegens overtreding van de wetgeving inzake verdovende middelen komen doorgaans niet voor amnestie in aanmerking. De Koning heeft dit jaar evenwel om humanitaire redenen een uitzondering gemaakt voor een Nederlander die wegens een drugsdelict was veroordeeld. Aan deze persoon werd eerder deze maand ter gelegenheid van het Feest van de Troon amnestie verleend. De amnestie wordt onmiddellijk verleend, doch de administratieve afhandeling door het Ministerie van Justitie duurt in de regel enige maanden.

Mevrouw Sipkes heeft voorts gevraagd naar informatie over de hinder die Marokkanen met een geldige verblijfstitel voor Nederland ondervinden van de Marokkaanse douane tijdens bezoeken aan Marokko, en van de Marokkaanse geheime politie na terugkeer van dergelijke bezoeken in Nederland. Wat het eerste betreft heeft de Regering de Kamer op 28 augustus 1996 informatie verschaft over een Marokkaanse staatsburger die na 48 uur vastgehouden te zijn door de Marokkaanse douane overleed (Kamerstukken 1996–1997 nr. 432). Nadien zijn de Regering geen soortgelijke gevallen bekend geworden. Wat het tweede betreft zijn de Regering geen feiten bekend die aanleiding hebben gevormd om op te treden.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn

Naar boven