25 299
Regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken (Wet aanvullende regels BiZa-subsidies)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 15 augustus 1997

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie vinden de term «aanvullend» enigszins onduidelijk. De term «Kaderwet» is evenwel ook onduidelijk nu de wet slechts de overige niet reeds bij wet geregelde subsidies regelt en ook onjuist omdat dit wetsvoorstel geen kader vormt voor subsidies die op een andere wet zijn gebaseerd. Ten opzichte van andere reeds bij de wet geregelde subsidies geeft dit wetsvoorstel aanvullende regels voor de overige door Binnenlandse Zaken te verstrekken subsidies. Hoofdstuk 1 bevat algemene regels voor de subsidies op het terrein van de openbare orde en veiligheid alsmede op overige subsidies die niet op een wettelijk voorschrift berusten. Voor de subsidies op het terrein van de openbare orde en veiligheid bevat hoofdstuk 2 vervolgens nadere specifieke regels. Voor de categorie subsidies die niet op een wettelijk voorschrift berusten – en dat zijn dus andere subsidies dan die op het terrein van openbare orde en veiligheid – geeft het wetsvoorstel algemene regels, terwijl hoofdstuk 3 de toepasselijkheid van afdeling 4.2.8. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op de niet op een wettelijk voorschrift berustende subsidies die per boekjaar worden verstrekt regelt.

De wet zou ook kunnen worden aangeduid met «Wet overige Biza-subsidies».

Het is een kwestie van appreciatie met welke term aangeduid moet worden dat dit wetsvoorstel niet ziet op alle subsidies die Binnenlandse zaken verstrekt.

Omdat ook de naar aanleiding van het advies van de Raad van State gewijzigde citeertitel blijkens de vragen van de PvdA-fractie kan leiden tot misverstanden, wordt in bijgevoegde nota van wijziging voorgesteld om de citeertitel te wijzigen in: «Wet overige Biza-subsidies».

De subsidies die Binnenlandse Zaken verstrekt, inclusief de subsidies waarover dit wetsvoorstel handelt, worden in de begroting genoemd. Bij de vraag van de PvdA-fractie hoe het zit met de subsidieverstrekking in het algemeen door Binnenlandse Zaken in het licht van de kerntaken van dit ministerie, moet worden bedacht dat Binnenlandse Zaken geen traditioneel subsidiedepartement is in die zin dat het veel subsidies van structurele aard verstrekt aan particulieren. Voor zover in het kader van de kerntaken van Binnenlandse Zaken subsidies worden verstrekt, vinden deze regeling in specifieke wetten. Een voorbeeld daarvan vormt de subsidie aan de samenwerkingsverbanden minderheden in de Wet overleg minderhedenbeleid. Ander voorbeeld vormt de subsidiëring aan politieke partijen, waarvoor een specifieke wet tot stand zal worden gebracht. Op uitkeringen aan provincies, gemeenten en andere rechtspersonen krachtens publiekrecht ingesteld, is de Awb ingevolge artikel 4:21, derde lid, niet van toepassing. Voor deze uitkeringen bestaan andere wettelijke regelingen gebaseerd op specifieke wetten. Zo biedt de financiële verhoudingswetgeving de basis voor de verstrekking van algemene en specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten. Tenslotte zij opgemerkt dat uitgaven ten behoeve van strategisch onderzoek geen subsidies zijn in de zin van de Awb, maar uitkeringen voor geleverde diensten.

Artikelsgewijs

Artikel 3

De leden van de PvdA-fractie vragen of deze bepaling niet overbodig is gelet op artikel 4:34, eerste lid, van de Awb.

Ingevolge artikel 4:34, eerste lid, Awb kan bij een subsidie die ten laste van de begroting wordt verleend, de voorwaarde worden gesteld dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Deze bepaling in de Awb is een facultatieve bepaling, hetgeen betekent dat het begrotingsvoorbehoud bij de verstrekking van de subsidie kan, maar niet behoeft te worden gemaakt. Door de bepaling in artikel 3 wordt geregeld dat het begrotingsvoorbehoud standaard gaat gelden voor de subsidies die Binnenlandse Zaken ten laste van de begroting verstrekt. Met andere woorden: de begrotingsvoorwaarde behoeft niet bij iedere subsidieverstrekking die ten laste van de begroting wordt verleend, steeds weer uitdrukkelijk te worden gesteld.

Artikel 4

De leden van de PvdA-fractie en van de CDA-fractie vragen om een voorbeeld van een situatie waar dit artikel op ziet.

Een voorbeeld hiervan zijn de subsidies op het terrein van de openbare orde en veiligheid. Ten behoeve van activiteiten op dit terrein is het denkbaar dat subsidie door Binnenlandse Zaken en Justitie worden verstrekt. Ook is denkbaar dat door Binnenlandse Zaken en een gemeente subsidie wordt verstrekt op het terrein van de openbare orde en veiligheid in die gemeente. Door de bepaling in artikel 4 wordt het in die situatie mogelijk om af te wijken van de bij of krachtens deze wet aan de subsidie verbonden verplichtingen, mits voldaan is aan de voorwaarden onder a en b in dit artikel. De bedoeling hiervan is om indien subsidievoorschriften die bij of krachtens de verschillende subsidieregelingen gelden, niet met elkaar blijken te sporen, deze op flexibele wijze met elkaar af te stemmen.

Het gaat hier om een gebruikelijke standaardbepaling.

Artikel 7

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de subsidies van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Minister van Justitie ten behoeve van activiteiten gericht op het verminderen van de gelegenheid tot het plegen van strafbare feiten, zich tot elkaar verhouden en welke subsidies deze ministers onderscheidenlijk voor dit doel verstrekken. Aan het begin van de huidige kabinetsperiode is tussen de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie de volgende taakverdeling afgesproken op het terrein van de criminaliteitspreventie en in het verlengde daarvan de subsidies op dit terrein. De Minister van Justitie richt zich op de dadergerichte preventie en op de slachtofferzorg. Voorbeelden van subsidies op deze terreinen zijn subsidies aan HALT-Nederland en het landelijk bureau slachtofferzorg. De Minister van Binnenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de zogenoemde situationele preventie c.q. de preventiemaatregelen die zich richten op de omgeving. Voorbeeld van een dergelijke subsidie is de financiering van de Stichting Stadswacht Nederland.

De delegatie naar ministeriële regeling is nodig naast delegatie naar een algemene maatregel van bestuur, opdat in de algemene maatregel van bestuur (amvb) kan worden bepaald dat nadere voorschriften krachtens de amvb bij ministeriële regeling kunnen worden gesteld. Het zal hier veelal gaan om nadere uitvoeringsvoorschriften van administratieve aard of de uitwerking van meer algemene voorschriften uit de amvb.

Indien gelden ter beschikking worden gesteld ten behoeve van onderzoek, is er geen sprake van subsidie in de zin van de Awb, maar van betaling voor verleende diensten. Indien aldus in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken onderzoek wordt verricht, plegen in de praktijk afspraken te worden gemaakt over publicatie van de onderzoeksresultaten die eigendom van Binnenlandse Zaken zijn. Over het algemeen betreffen deze afspraken het moment van publicatie (bijvoorbeeld niet eerder dan nadat de onderzoeksresultaten aan het parlement worden aangeboden) dan wel voorzien zij in een mogelijke bijdrage in de kosten van publicatie. Artikel 7 Grondwet is bij dergelijke afspraken niet aan de orde omdat het, zoals gezegd, gaat om onderzoeksresultaten die eigendom van de staat zijn. Met andere woorden, indien een onderzoeker toch voortijdig zou publiceren over de onderzoeksresultaten dan pleegt deze onderzoeker contractbreuk en kan pas na zijn publicatie wegens contractbreuk tegen hem worden opgetreden.

Indien subsidie zou worden verstrekt ten behoeve van in opdracht van anderen te verrichten onderzoek, plegen door Binnenlandse Zaken geen voorwaarden te worden gesteld met betrekking tot publicatie van onderzoeksresultaten, behalve misschien ten aanzien van een bijdrage in de kosten van publicatie.

Artikel 8

In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie of in dit artikel sprake is van staatsrechtelijke vernieuwing, kan erop worden gewezen dat het hier slechts een als gevolg van de elektronische vernieuwing niet goed bewerkte tekst betreft. Het is slechts de bedoeling om bij of krachtens amvb dan wel bij ministeriële regeling een subsidieplafond vast te stellen. Bij nota van wijziging wordt deze onjuiste tekst hersteld conform de formulering als gebruikt in het tweede en derde lid van artikel 7.

Vaststelling bij ministeriële regeling kan nodig zijn indien de precieze hoogte (nog) niet bij amvb, maar bij ministeriële regeling kan worden vastgesteld.

De laatste vraag van de leden van de CDA-fractie betreft de verdeling van het plafond. Opgemerkt zij dat de bepaling toelaat dat er regels worden gesteld over de wijze van verdeling van het totaal beschikbare subsidiebudget ingeval van een subsidieplafond. Regeling kan verdeling van het beschikbare bedrag over de verschillende activiteiten betreffen, maar ook een mechanisme waarin alleen de beste voorstellen worden gesubsidieerd of een systeem van wie het eerst komt die het eerst maalt.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Naar boven