25 297
Bekostiging beroepsonderwijs tot 2000

nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 5 september 1997

In het algemeen overleg met de vaste commissie voor OCenW van 12 juni 1997 (24 724/25 297, nr. 14) heb ik u toegezegd u te informeren over de leerling–leraar ratio.

Hierbij doe ik u de gevraagde informatie toekomen.

Aantal leerlingen per personeelslid, dat is inclusief directie, docenten en overig personeel (normatief).

 19921993199419951996
mbo14,815,015,315,015,0
bbo22,522,521,225,424,8

Daarnaast geef ik u het aantal leerlingen per onderwijzend personeelslid (normatief).

 19921993199419951996
mbo19,319,520,219,919,8
bbo29,633,030,437,335,6

Ik merk hierbij op dat het hier gaat om normatieve ratio's. De instellingen bepalen zelf de inrichting van het onderwijs. De verhouding tussen onderwijzend personeel en leerlingen kan dus per instelling en binnen de instelling per opleiding verschillen.

Voor dit overzicht zijn de cijfers gebruikt uit de publicatie «Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in Kerncijfers 1998», dat tegelijkertijd met de Rijksbegroting 1998 verschijnt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Naar boven