25 280
Aanpassing van bijzondere wetten aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet derde tranche Awb I)

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 augustus 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Hoofdstuk 3, artikel 4 (Gemeentewet) wordt gewijzigd als volgt:

In onderdeel A en B worden in het tweede lid van de artikelen 83 en 84, de woorden «gericht op rechtsgevolg» vervangen door: gericht op enig rechtsgevolg.

B

Hoofdstuk 3, artikel 6 (Provinciewet) wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel A en B worden in het tweede lid van de artikelen 81 en 82, de woorden «gericht op rechtsgevolg» vervangen door: gericht op enig rechtsgevolg.

2. In onderdeel BB wordt in artikel 274a na «artikel 261, eerste lid,» ingevoegd: dan wel tegen een vernietigingsbesluit als bedoeld in de artikelen 81, tweede lid, en 82, tweede lid.

C

Aan artikel 4 (Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers), onderdeel C, wordt, na vernummering van onderdeel 2 tot 3, na onderdeel 1, een nieuw onderdeel 2 ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. In afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is titel 4.2 van die wet op de subsidie van toepassing.

D

In hoofdstuk 9, artikel 3 (Gezondheids- en welzijnswet voor dieren) wordt een onderdeel Fa ingevoegd, luidende:

Fa

Artikel 117 komt als volgt te luiden:

Artikel 117

1. Onze Minister is terzake van het vervoer van dieren bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen indien de toestand van de dieren tijdens het vervoeren onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt.

2. Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang krachtens het eerste lid behoren het verschaffen van voer, drinken, diergeneeskundige verzorging en rust.

3. Ter uitvoering van de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang kunnen bevelen worden gegeven aan degene die vervoert dan wel het feitelijk toezicht op het vervoer heeft.

E

Hoofdstuk 10, artikel 12 (Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds) wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A, onder 1., komt te luiden:

1. In het vierde lid vervalt «bij een besluit dat de gronden der intrekking vermeldt».

2. In onderdeel C wordt «16, eerste lid» vervangen door: 16, eerste volzin.

F

Hoofdstuk 12, artikel 6 (Kwaliteitswet zorginstellingen), onderdeel A, komt als volgt te luiden:

A

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt een «1.» geplaatst.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De met het toezicht belaste ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover de woning deel uitmaakt van een instelling.

G

In hoofdstuk 13, artikel 3 (Onteigeningswet), onderdeel A, komt de vierde volzin van artikel 79 te luiden: De goedkeuring kan worden onthouden indien de ingebrachte bedenkingen daartoe aanleiding geven, wegens het niet of onvoldoende gediend zijn van het volkshuisvestingsbelang, het ruimtelijke ontwikkelingsbelang of het publiek belang, of het onvoldoende aanwezig zijn van de noodzaak of de urgentie.

H

In hoofdstuk 13, artikel 5 (Waterleidingwet), komt onderdeel A te luiden:

A

Artikel 1, onderdeel f, komt te luiden:

f. de inspecteur: de ter plaatse bevoegde inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid, die door Onze Minister is aangewezen.

I

In hoofdstuk 13, artikel 12 (Wet milieugevaarlijke stoffen) wordt na onderdeel A een onderdeel Aa ingevoegd, luidende:

Aa

Na artikel 63 wordt een artikel 63a ingevoegd, luidende:

Artikel 63a

1. De inspecteur is bevoegd van een bestuursorgaan dat met de uitvoering of de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde is belast, daarover inlichtingen te vorderen.

2. De artikelen 5:13, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

J

In hoofdstuk 13, artikel 13 (Wet op de architectentitel) worden na onderdeel D twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 25 wordt na het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. Een krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, vastgesteld examenreglement, alsmede elke wijziging daarvan, behoeft de goedkeuring van Onze ingevolge het bepaalde in het eerste lid betrokken Minister.

Db

In artikel 26, tweede lid, wordt «tweede en derde lid» vervangen door: tweede, derde en vierde lid.

K

In hoofdstuk 13 vervalt artikel 10 (Wet op de individuele huursubsidie).

Toelichting

Deze tweede nota van wijziging bevat enkele (technische) aanvullingen op de Aanpassingswet derde tranche Awb I welke voor een gedegen harmonisatie van de wetgeving alsnog noodzakelijk zijn gebleken. Zo is ingevolge het advies van de Raad van State inzake het tweede deel van de aanpassingswetgeving (Aanpassingswet derde tranche Awb II) artikel 79 van de Onteigeningswet nader gewijzigd. Voorts voorziet deze nota van wijziging in actualisering van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (zie onderdeel J).

A en B Gemeentewet en Provinciewet

De wijziging in de onderdelen A en B betreffende de Gemeentewet en de Provinciewet strekken tot invoeging van het woord «enig» dat is weggevallen.

De wijziging in onderdeel BB van de Provinciewet betreft het aanbrengen van een wijziging die in de eerste nota van wijziging in verband met de wijziging van de artikelen 81 en 82 over het hoofd is gezien.

C Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers

10. Met deze aanpassing wordt een omissie in Aanpassingswet I hersteld.

D Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

157, model 38, 168, 170, model 39. Artikel 117 is alsnog in overeenstemming met de betreffende modellen gebracht.

E Kwaliteitswet zorginstellingen

Nu artikel 8 sinds de inwerkingtreding van de Overgangswet verzorgingshuizen (Stb 1996, 478) geen leden meer kent, dient de wijziging van artikel 8 in de Aanpassingswet derde tranche Awb I daarop afgestemd te worden.

F Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds

Dit betreft het herstel van twee kleine onvolkomenheden.

G Onteigeningswet

In het advies van de Raad van State inzake het tweede deel van de aanpassingswetgeving (Aanpassingswet derde tranche Awb II) heeft de Raad aangegeven dat de gronden voor onthouding van goedkeuring zoals die in artikel 28 van de Wet op de ruimtelijke ordening worden voorgesteld evenzeer van toepassing zijn op de Onteigeningswet. In navolging van het advies van de Raad is de vierde volzin van artikel 79 aangevuld.

H Waterleidingwet

Deze wijziging is noodzakelijk in verband met een goede afstemming op het Waterleidingbesluit.

I Wet milieugevaarlijke stoffen

In de derde tranche wordt een terminologisch onderscheid gemaakt tussen toezicht op de naleving en toezicht op de uitvoering (toezicht door een hoger bestuursorgaan op de wijze waarop een lager orgaan de wet uitvoert). De toezichtsbevoegdheden uit afdeling 5.2 Awb gelden uitsluitend voor het toezicht op de naleving. De Hoofdinspectie van de Volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu (hierna: HIMH) beschikt over de bevoegdheid beide soorten van toezicht uit te oefenen. Daar waar de Minister van VROM bevoegd gezag is, gaat het om toezicht op de naleving, het zogenaamde eerste lijns toezicht. Daar waar de burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten bevoegd gezag zijn, gaat het om toezicht op de uitvoering, het zogenaamde tweede lijns toezicht.

ln algemene zin geldt dat de Minister van VROM verantwoordelijk is voor de uitvoering van de onder hem ressorterende wetten in verband met zijn verantwoordingsplicht ten opzichte van het parlement. Om dat toezicht uit te kunnen oefenen heeft hij informatie nodig. De HIMH moet de bevoegdheid hebben de daarvoor benodigde informatie te verzamelen.

De voorschriften voor het toezicht op de uitvoering zijn opgenomen in hoofdstuk 7, omdat hoofdstuk 8 daarvoor minder geschikt is, gezien de nieuwe terminologie van de derde tranche.

J Wet op de architectentitel

232

In artikel 11, tweede lid, van het Examenbesluit Wet op de architectentitel (voortaan: het Examenbesluit), is geregeld dat het examenreglement, alsmede elke wijziging daarvan, de goedkeuring behoeft van Onze Minister. De aanpassing van artikel 25 van het Examenbesluit is noodzakelijk omdat het betreft goedkeuring in de zin van artikel 10:25 van de Awb. Artikel 10:26 Awb bepaalt dat besluiten slechts aan goedkeuring kunnen worden onderworpen in bij of krachtens de wet te bepalen gevallen. Derhalve dient de Wet op de architectentitel een basis te bieden voor het goedkeuringsvereiste. Opgemerkt zij nog dat het bepaalde in artikel 11 van het Examenbesluit van overeenkomstige toepassing is met betrekking tot de goedkeuring van een examenreglement voor stedebouwkundigen (artikel 22 van het Examenbesluit) en voor interieurarchitecten (artikel 34 van het Examenbesluit). Het eerste reglement wordt goedgekeurd door de Minister van VROM en het tweede door de Minister van OCW. Derhalve wordt in artikel 25, derde lid (nieuw) door te verwijzen naar de betrokken Minister, ook de rechtsbasis van deze goedkeuringsbevoegdheid in de formele wet veilig gesteld.

K

Per 1 juli 1997 is de Wet op de individuele huursubsidie vervallen.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Naar boven