nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 23 juli 1999
Hierbij treft u aan de voortgangsrapportage «Duurzame
energie in uitvoering».1 Deze rapportage
heb ik toegezegd in de Memorie van Toelichting bij de Begroting van het Ministerie
van Economische Zaken voor 1999.
Deze voortgangsrapportage doet verslag van de acties zoals deze zijn aangekondigd
in het Actieprogramma «Duurzame energie in opmars», dat in maart
1997 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Ook wordt melding gemaakt van nieuwe
inzichten, onder andere op grond van uitgevoerde studies, en wordt gereageerd
op het recent door de Algemene Energieraad uitgebrachte advies «Duurzame
energie». Tevens wordt een invulling gegeven aan de intensivering van
het beleid ter stimulering van duurzame energie, waarvoor in het Regeerakkoord
voor de periode 1999–2002 f 80 mln. extra is uitgetrokken.
Uit deze rapportage blijkt dat vele actiepunten inmiddels zijn uitgevoerd
dan wel in uitvoering zijn genomen. Echter, een aantal in 1997 gesignaleerde
knelpunten zijn nog steeds niet opgelost, en er zijn ook nieuwe knelpunten
opgedoken. In deze voortgangsrapportage zijn daarom tevens nieuwe actiepunten
geformuleerd.
In het eerste Energierapport, dat najaar 1999 zal verschijnen, zal (onder
meer) nader worden ingegaan op het beleid ter stimulering van duurzame energie
in een liberaliserende energiemarkt.
Partijen die zich inzetten voor de verdere toepassing van duurzame energie,
leggen de verantwoordelijkheid voor het oplossen van met name bestuurlijke
knelpunten vaak bij de landelijke overheid. Maar willen we echt tot een duurzame
energievoorziening in Nederland komen, dan zullen ook burgers, bedrijven en
bestuurders van andere overheden de daarvoor benodigde keuzes moeten maken
en inspanningen moeten verrichten.
De Minister van Economische Zaken,
A. Jorritsma-Lebbink