25 273
Houtcertificering en duurzaam bosbeheer

nr. 2
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 april 1998

De vaste commissies voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1, Buitenlandse Zaken2, Economische Zaken3 en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer4 hebben op 18 maart 1998 overleg gevoerd met minister Van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, minister De Boer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en minister Pronk voor Ontwikkelingssamenwerking over:

– houtcertificering en duurzaam bosbeheer (25 273, nr. 1);

– voortgangsrapportage betreffende het jaarplan regeringsstandpunt tropisch regenwoud (RTR) 1995/1996 alsmede het jaarplan RTR 1997/1998 (LNV-97-520);

– de voortgang van de bilaterale samenwerking inzake tropisch hout (25 600, XIV, nr. 51).

Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) vroeg allereerst aan minister Van Aartsen of hij het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Vos beschouwt als een ondersteuning van het huidige beleid. Het is volstrekt duidelijk dat eenduidige criteria voor de certificering van hout onontbeerlijk zijn. Voor de D66-fractie staat voorop dat er een duurzaam mondiaal bosbeheer moet komen.

Mevrouw Augusteijn stelde vast dat met de thans voorliggende rapportage de moties 23 en 26 (21 517) zijn uitgevoerd, hetgeen overigens niet wil zeggen dat de huidige situatie ten aanzien van certificering als een grote stap voorwaarts moet worden beschouwd. De notitie van de minister dateert van 12 maart 1997. Welke voortgang heeft de Stichting keurhout sindsdien geboekt met het keuren van zendingen hout?

De regering van Maleisië beschouwt de verplichting tot certificering als contraproductief. Mevrouw Augusteijn meende echter dat regels met betrekking tot verantwoord bosbeheer voldoende productie niet in de weg behoeven te staan. Waar is men precies bang voor?

Het Bosschap heeft te kennen gegeven dat, als de regering kiest voor duurzaam bosbeheer in Nederland, de eigenaren van kleine bospercelen in de problemen raken. Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat het voor deze boseigenaren te duur wordt om te certificeren. Is het wellicht mogelijk dat clusters van boseigenaren tot certificering overgaan?

Het Bosschap heeft ook gesteld dat de controle op naleving van de Helsinkiakkoorden onvoldoende is. Hoe oordeelt het kabinet hierover?

De heer Gabor (CDA) zei dat ondanks het biodiversiteitsverdrag van 1992 en het Helsinkiakkoord van 1993 er jaarlijks nog altijd 13,7 mln. ha bos verdwijnt. In 2000 dient er enkel nog duurzaam geproduceerd hout te worden geïmporteerd en dat tijdstip nadert nu wel erg snel. Daarom steunt de CDA-fractie van harte de uitgangspunten van het regeringsbeleid: behoud van de biodiversiteit, duurzame productie en verbetering van de levensomstandigheden van de volkeren die in en rond de tropische regenwouden leven. De regering kiest terecht voor een certificering op vrijwillige basis en wil faciliterend optreden in de richting van de marktpartijen. Wat gaat zij doen als blijkt dat deze benadering realisering van de doelstellingen niet of te langzaam dichterbij brengt?

De heer Gabor kon instemmen met de criteria, maar vroeg zich wel af of de kosten van certificering niet te hoog worden voor eigenaren van kleine percelen. Hij vroeg of de minister inzicht kan verschaffen in deze kosten, gerelateerd aan de bedrijfsgrootten. In Nederland zal worden nagegaan welk bos van nature thuishoort in het desbetreffende gebied. Kan deze benadering leiden tot een grootscheepse kap van Douglasdennen?

Vervolgens vroeg de heer Gabor hoe het staat met de beleidsverklaring milieutaakstellingen bouw 1995. Worden de taakstellingen bij de Rijksgebouwendienst en Rijkswaterstaat gerealiseerd?

De CDA-fractie is zeer te spreken over de Nederlandse bijdrage aan het behoud van bossen door middel van ontwikkelingssamenwerkingsprojecten. De heer Gabor juichte het toe dat ook landen waar het BNP per inwoner boven de minimumgrens ligt in het programma zijn opgenomen en dat bijna 19 mln. is uitgetrokken voor kleine NGO-projecten via de IUCN.

Het sparen van het primaire tropische regenwoud dient prioriteit te krijgen. Als het kabinet die mening ook is toegedaan, zou dat aan de criteria moeten worden toegevoegd. Is er inmiddels voortgang geboekt met het opstellen van een internationaal erkende certificering? Hoe is de stand van zaken met betrekking tot de vier geformuleerde beleidspunten? De heer Gabor had de indruk dat, als deze beleidspunten een vertaling hebben gevonden in de wetgeving, Nederland voldoet aan de eisen die verbonden zijn aan duurzaam geproduceerd hout. Het is de vraag of moet worden doorgegaan met de certificering op productieniveau in de wetenschap dat de wetgeving zich richt op bedrijfsniveau.

Kan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in een volgende rapportage aangeven of de afzonderlijke projecten voldoen aan de Nederlandse criteria en uitgangspunten? Ten slotte vroeg de heer Gabor naar de jongste ontwikkelingen in ITHO-verband.

Mevrouw Verspaget (PvdA) ging ervan uit dat het inmiddels aanvaarde initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Vos ook voor de regering leidraad zal zijn in haar nationaal en internationaal handelen. Zij herhaalde haar pleidooi voor het instellen van één keurmerk, in casu het FSC-keurmerk. Dit keurmerk is gezamenlijk door NGO's en bedrijfsleven ontwikkeld en kan flexibel worden toegepast in de diverse landen. Ook de Stichting keurhout zou het FSC-keurmerk als leidraad moeten accepteren. Het is immers van groot belang dat transparantie en uitwisselbaarheid van het keurmerk op internationaal niveau worden bevorderd. De Stichting keurhout dient zich te beperken tot de begeleiding van houtzendingen vanaf de binnenkomst in Nederland tot aan de consument.

Het brengen van duurzaam geproduceerd hout op de Nederlandse markt houdt in dat betrekkelijk geringe hoeveelheden nieuwe houtsoorten worden verkocht. Deze dienen een KOMO-keur te krijgen, hetgeen f.50 000 per houtsoort kost. Is het mogelijk een eenvoudiger en goedkopere keuring te realiseren voor deze houtsoorten?

Het is van vitaal belang een goede regeling te maken voor Nederlandse en buitenlandse eigenaren van kleine percelen bos. Mevrouw Verspaget sloot zich aan bij de hierover gestelde vragen.

Verder vroeg mevrouw Verspaget naar de stand van zaken met betrekking tot het opnemen van een milieuparagraaf in art. 2 van de Woningwet. Het leek haar dat de minister van VROM in overleg met de rijksbouwmeester het gebruik van duurzaam geproduceerd hout in rijksgebouwen moet promoten. Wellicht zou ernaar moeten worden gestreefd om in elke gemeente minstens één voorbeeldproject te realiseren.

De notitie over certificering kan een goede basis zijn voor de winning en toepassing van andere grondstoffen. Dat betreft niet in de laatste plaats het criterium dat rekening moet worden gehouden met de cultuur van de bevolking, compensatieaspecten e.d. Het zou goed zijn als de regering hiervoor in internationale gremia aandacht vraagt.

Mevrouw Verspaget kon zich vinden in de steakholdersbenadering. Wil de regering aan IMF en Wereldbank, die Indonesië hebben verzocht de uitvoer van tropisch hout te vergroten, laten weten dat daarbij de duurzaamheidscriteria niet uit het oog mogen worden verloren?

In het kader van Lomé IV is het mogelijk ontwikkelingslanden behulpzaam te zijn bij het behoud van hun tropische bossen. Gebleken is dat niet altijd voldoende menskracht beschikbaar is om daaraan gestalte te geven. Kan de regering toezeggen dat aan dat aspect in de nieuwe Loméconventie aandacht wordt besteed met het oog op de noodzaak van een duurzame ontwikkeling?

Wat betreft het convenant met tropische producentenlanden ligt het voortouw bij EZ. Omdat het voor EZ niet altijd gemakkelijk zal zijn een onderscheid te maken tussen wenselijk geachte investeringen en de noodzaak van duurzaam geproduceerd hout, verdient het de voorkeur de minister van LNV een meer coördinerende rol te geven. Ook wat dit betreft dient Nederland zijn eigen procedures – o.a. meer betrokkenheid van de NGO's bij de productie van hout – te volgen.

Helaas zijn er verleden jaar in New York geen afspraken gemaakt om te komen tot een internationaal bossenverdrag. Zijn er inmiddels nadere stappen genomen?

De ISO 14 001 norm is eerder een intentieverklaring dan een garantie van verantwoord milieugedrag. Deelt de regering deze opvatting? Welke status moet precies aan deze norm worden toegekend?

Ten slotte vroeg mevrouw Verspaget of er een wettelijke regeling komt van de compensatie van areaal- en functieverlies. Hoe is dit in andere Europese landen geregeld?

De heer Passtoors (VVD) stelde vast dat de ontwikkeling met betrekking tot FSC-hout langzamerhand de goede kant opgaat. Nu de Tweede Kamer het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Vos heeft aangenomen, is de vraag gerechtvaardigd of de regering nog steeds van mening is dat de voorkeur moet worden gegeven aan een door de markt ontwikkeld keurmerk, dat wordt getoetst door de Stichting keurhout. Deelt de regering de opvatting dat verplichte keurmerken het gevaar van contraproductiviteit in zich bergen?

De heer Passtoors sloot zich aan bij de vragen over de positie van eigenaren van kleine bospercelen. Hoe komt het dat het bosbeheer in Nederland nog steeds niet als «duurzaam» kan worden aangemerkt? De Stichting keurhout geeft de mogelijkheid aan dat deze eigenaren gezamenlijk de (kostbare en tijdrovende) certificering realiseren. Wellicht dat ook gedacht kan worden aan de mogelijkheid van een regio- of landlabel. Het spreekt voor zich dat de controle bij dit alles een belangrijke rol moet spelen. De heer Passtoors vond het te gek voor woorden dat het Nederlandse hout niet het label van duurzaam geproduceerd hout kan krijgen. Indertijd werd gesignaleerd dat de houtoogst in Nederland achterblijft bij de mogelijkheden. Is inmiddels verbetering opgetreden in deze situatie?

Is er wat betreft de plannen in Kameroen sprake van samenwerking met het Wereldnatuurfonds? Ook wilde de heer Passtoors graag nadere informatie over de beleidsvoornemens inzake groen beleggen en groene hypotheken.

Hoe oordeelt de regering over het verlenen door Suriname van omvangrijke kapconcessies aan Indonesië? Kan zij hierop nog enige invloed uitoefenen, ook al zijn Nederland en Suriname niet on speaking terms?

De heer Stellingwerf (RPF) deelde mee mede namens de SGP-fractie te spreken. Hij complimenteerde de regering met de goede voortgang van het beleid in de afgelopen jaren. Uit de diverse stukken blijkt het eminente belang van de inspanningen in het kader van ontwikkelingssamenwerking en het is nog maar de vraag of Buitenlandse Zaken eenzelfde inspanning kan leveren. Nu er sprake is van een omslag van tropisch hout naar alle houtsoorten, verdient het overweging voor de term «tropisch regenwoud» een ander woord te kiezen in de regeringsbescheiden.

Ondanks de goede voortgang is er nog steeds reden tot grote zorg. Aan de teloorgang van grote bosarealen in tropische gebieden is nog steeds geen einde gekomen. Daarbij zijn immers ook de positie van de volken die in deze bossen leven en de positie van het bos als genetisch reservoir in het geding. In het jaarverslag staat dat de belangstelling van de donorlanden voor de bescherming van het primaire regenwoud afneemt. Hoe moet dit worden geduid en wat wordt eraan gedaan om dat proces te keren?

De heer Stellingwerf was blij dat bij de opstelling van de criteria nauw is aangesloten bij de FSC-criteria. De internationale eenduidigheid dient de komende tijd hoge prioriteit te krijgen, want belangentegenstellingen en verschillen in nationale doelstellingen kunnen leiden tot versplintering en verwarring. Hij sloot zich aan bij de opmerkingen van mevrouw Verspaget over de Stichting keurhout en meende dat uiteindelijk alleen het FSC-logo moet gelden.

Dat de regering niet kiest voor dwangmaatregelen is op zich een goed uitgangspunt, maar houdt zij wel rekening met de mogelijkheid dat daartoe alsnog moet worden overgegaan? In dit verband valt te denken aan hantering van het prijs- en BTW-instrument ter bevordering van het gebruik van duurzaam geproduceerd hout.

De heer Stellingwerf vond dat de regering er goed aan doet nauwkeurig te luisteren naar hetgeen de organisatie «Hart voor hout» naar voren brengt. Hij sloot zich aan bij de vragen over de certificeringsproblemen voor relatief geringe hoeveelheden houtsoorten die vrijkomen bij de exploitatie van de gekende soorten. f.50 000 certificeringskosten voor een geringe hoeveelheid hout is natuurlijk niet gering. Ook sloot hij zich aan bij de vragen over de positie van eigenaren van kleine bospercelen.

De papiergrondstof dient eveneens duurzaam te worden geproduceerd. Er is op dit punt nog veel te doen nu er nog slechts 25% duurzaam wordt geproduceerd. Onderneemt de regering initiatieven op dit punt?

Joint implementation biedt goede kansen, maar bergt het gevaar in zich van monotone plantages. Ook bij dit beleidsonderdeel dienen biodiversiteit en duurzaamheid in het oog te worden gehouden.

Mevrouw Vos (GroenLinks) oordeelde positief over de ontwikkelingen in de laatste jaren. Het gebruik van FSC-hout neemt toe: 140 woningbouwverenigingen, 260 gemeenten, 72 projectontwikkelaars, 10 provincies en 3 grote doe-het-zelfketens hebben hun voorkeur uitgesproken voor dit hout. Het FSC speelt nog steeds een grote rol als katalysator en levert een mondiale standaard voor duurzaam bosbeheer. Het FSC-logo heeft in korte tijd een ijzersterke reputatie opgebouwd en de FSC-certificering kan op een breed draagvlak rusten. Het is van groot belang dat de consument weet waar hij aan toe is als hout wordt gekocht dat voorzien is van een FSC-keurmerk. Mevrouw Vos was van mening dat er geen wirwar aan keurmerken mag ontstaan. De Stichting keurhout kan een goede rol vervullen bij het begeleiden van de chain of custody in Nederland, maar zou niet zelf hout moeten gaan keuren in Maleisië. Het afgeven van een verklaring door de Stichting keurhout dat hout uit een proefproject in Maleisië in 2000 zal voldoen aan de ITHO-criteria voor duurzaamheid werkt verwarring in de hand, want de status van een dergelijke verklaring is volstrekt onduidelijk. Bovendien zijn de globale ITHO-criteria niet uitgewerkt tot op het niveau van het bosbeheer. Wat dat betreft verdient het veruit de voorkeur te werken met FSC-criteria en zou de Stichting keurhout zich moeten accrediteren bij het FSC.

Mevrouw Vos kon instemmen met de in de notitie geformuleerde minimumeisen. Hoe denkt de regering de criteria toe te spitsen op bosbeheer en duurzaam geproduceerd hout? Is zij voornemens zich daarbij aan te sluiten bij de uitwerking die het FSC daaraan heeft gegeven? Zal toepassing van de ISO 4001 norm leiden tot een systeem dat gelijkwaardig is aan het FSC-systeem? In de minimumeisen wordt niet uitdrukkelijk aandacht besteed aan het primaire bos. Dat is jammer omdat bijvoorbeeld in een land als Canada de laatste primaire bossen in gematigde gebieden worden bedreigd.

De fractie van GroenLinks vindt dat certificering verplicht moet worden gesteld. Welke zijn precies de inhoudelijke bezwaren van de regering tegen verplichte certificering? Vindt zij ook niet dat de voordelen opwegen tegen de nadelen? Het is van groot belang dat er voldoende duurzaam geproduceerd hout op de markt wordt aangeboden. Verplichte certificering zal tot een groter aanbod leiden. Ook mevrouw Vos vroeg of er niet een oplossing is te vinden voor het probleem van de te hoge certificeringskosten voor onbekende houtsoorten die in kleine hoeveelheden worden aangeleverd. Verder vroeg zij naar de mogelijkheid om duurzaam geproduceerd hout onder het lage BTW-tarief te laten vallen. De regering streeft er naar om in het kader van ontwikkelingssamenwerking uiteindelijk 150 mln. te besteden aan bosbeheer en bosbouw. Wanneer zal die doelstelling worden bereikt? Spelen bij de beoordeling van projecten FSC-criteria ook een rol?

Verder vroeg mevrouw Vos welke rol de regering voor zich ziet weggelegd als consument van duurzaam geproduceerd hout. Hoe staat het bijvoorbeeld met de wijziging van de Woningwet die gebruik van duurzaam geproduceerd hout moet stimuleren en wanneer zal het gebruik van dit hout onderdeel worden van het duurzaambouwenbesluit? Ten slotte vroeg zij welke de inzet van de regering zal zijn in het overleg met bedrijfsleven en milieubeweging dat in april zal plaatsvinden.

Het antwoord van de regering

De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zei dat er sinds het algemeen overleg in september 1996 het nodige is gebeurd. In het bossenpanel van de VN zijn zeer belangrijke punten aan de orde geweest. Dat overleg wordt voortgezet in het kader van het bossenforum en de regering zou graag zien dat dit proces wordt versneld. Daarbij gaat het onder andere om internationale handelsvraagstukken, financiële vraagstukken en een bossenverdrag.

In nationaal verband is het nodige gebeurd als het gaat om het stimuleren van het gebruik van duurzaam geproduceerd hout. In de notitie staat de uitwerking van het streven naar duurzaam bosbeheer in Nederland. Recentelijk is het project «geïntegreerd bosbeheer» in uitvoering genomen waarin grote aandacht wordt gegeven aan biodiversiteit en natuur. Staatsbosbeheer is onlangs gestart met een proefproject met het oogmerk het bos van een FSC-keurmerk te voorzien. Ingaande op de uit certificering voortvloeiende financiële problemen voor eigenaren van kleine bospercelen merkte de minister op dat wellicht toegewerkt moet worden naar certificering voor bosgroepen waarin eigenaren samenwerken. In de afgelopen jaren is ten behoeve van deze eigenaren software ontwikkeld die het opstellen van beheersplannen moet vergemakkelijken. Middelen die vrijkomen door beëindiging van de regeling Samenwerking beheer bos kunnen projectgewijze worden ingezet ter bekostiging van de noodzakelijke certificeringsmaatregelen. Van groot belang is dat duurzaam bosbeheer op bedrijfsniveau wordt gestimuleerd. Een regio- of landlabel is nog niet aan de orde. Er verdwijnt nog steeds bos in Nederland door het zogeheten gat in de Boswet. Dat gat moet worden gedicht en de daartoe benodigde wijziging van de wet zal nog dit jaar naar de Raad van State worden gezonden. Als het gat is gedicht, dient een antwoord te worden gegeven op de vraag of de weg van een landenlabel moet worden opgegaan. Bedacht moet worden dat dit soort labels die zijn gebaseerd op nationale regelgeving, haaks staat op het regeringsbeleid inzake deregulering en tevens problemen oproept in Europees kader. De minister gaf dan ook voorshands de voorkeur aan certificering op het niveau van bosgroepen.

Er is inderdaad iets voor te zeggen om de terminologie «tropisch regenwoud» niet langer te gebruiken nu het gaat om het duurzaam beheer van alle bossen.

Het rigoureus verbieden van houtkap in primaire bossen gaat te ver. Kleinschalige houtkap moet mogelijk zijn, maar daarbij mag natuurlijk geen schade worden toegebracht aan het ecosysteem. Het moet met andere woorden in overeenstemming zijn met de beginselen van duurzaam bosbeheer.

De minister vond het een interessante gedachte om na te gaan of de op houtproductie toegesneden minimumeisen op den duur ook kunnen worden toegepast voor andere grondstoffen.

Ook in Maleisië is men onderhand overtuigd geraakt van de noodzaak van duurzaam bosbeheer; het land heeft zich in ITHO-verband gecommitteerd aan de in 2000 te realiseren doelstellingen. De Maleisische regering houdt zich echter ook bezig met het ontwikkeling van een eigen certificeringssysteem. De achtergrond daarvan zou kunnen zijn dat men het FSC identificeert met westerse milieubewegingen, waarover niet altijd positief wordt geoordeeld.

De bewindsman zei uitstekende ervaringen te hebben opgedaan met de participatie van NGO's aan bilaterale conferenties. Uiteraard moet ook rekening worden gehouden met de gevoelens van het partnerland en het is dan ook moeilijk om een algemene uitspraak te doen over de participatie van NGO's. Het voortouw inzake de samenwerking met producentenlanden berust bij EZ omdat er vaak sprake is van bilaterale handelsovereenkomsten. In wezen doet het er niet veel meer toe welk departement precies het voortouw heeft omdat de samenwerking op interdepartementaal niveau zonder meer goed is te noemen.

De uit de Helsinkiakkoorden voortvloeiende richtlijnen zijn inmiddels vertaald naar het operationele niveau. Ze zullen evenals een werkprogramma voor de biodiversiteit van Europese bossen worden aangenomen op de derde pan-Europese bosbeschermingsconferentie die begin juni in Lissabon zal worden gehouden. Op het niveau van de EU zet Nederland zich in voor de totstandkoming van een strategie voor Europese bossen en steunt het in dit verband een identiek verzoek van het EP. De Europese Commissie zal daartoe een werkgroep in het leven roepen.

Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de consequenties van een wettelijke compensatieregeling. De Kamer zal hierover zo mogelijk nog voor het zomerreces worden geïnformeerd. Uitgangspunt is dat nettoverlies van bos moet worden voorkomen. Andere wetgevingsprojecten ten departemente hebben de voortgang van dit dossier overigens enigszins vertraagd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer merkte allereerst op dat het voor de duurzame productie van hout absoluut noodzakelijk is dat er een markt wordt gecreëerd. Certificering is daarbij een heel belangrijk hulpmiddel. Via groen beleggen en de groene hypotheek wordt de vraag naar duurzaam geproduceerd hout sterk gestimuleerd. De Rijksgebouwendienst en Rijkswaterstaat passen waar mogelijk duurzaam geproduceerd hout toe. Ook de andere overheden laten zien overtuigd te zijn van de noodzaak om zoveel mogelijk duurzaam geproduceerd hout toe te passen. De Raad van State heeft inmiddels advies uitgebracht over de conceptwijziging van de Woningwet. De wijziging houdt onder meer in dat niet alleen technische voorschriften met het oog op veiligheid, gezondheid en bruikbaarheid een rol spelen, maar ook voorschriften die te maken hebben met het milieu in brede zin. Daarbij komt zeker ook duurzaam geproduceerd hout in beeld.

De RGD hanteert als uitgangspunt dat er geen hardhout wordt toegepast, tenzij het duurzaam is geproduceerd. Bovendien wordt zoveel mogelijk gekozen voor vernieuwbare materialen. Producten met een milieukeur hebben de absolute voorkeur; de productkeuze vindt zo mogelijk plaats op basis van milieugerichte productinformatie. Rijkswaterstaat voert in grote lijnen hetzelfde beleid. De minister zei bereid te zijn in het overleg met de VNG de suggestie van mevrouw Verspaget ter tafel te brengen om per gemeente een voorbeeldproject van duurzaam geproduceerd hout te realiseren. De overheid is zeer positief over het werk van zowel het FSC als de Stichting keurhout en biedt beide dan ook ondersteuning. De Stichting keurhout wil de consument duidelijk maken dat gecertificeerd hout daadwerkelijk afkomstig is uit duurzaam beheerde bossen. De stichting neemt daarbij de in de notitie geformuleerde eisen als uitgangspunt en neemt de certificerende instellingen als het ware de maat. Zij is geen uitvoeringsorganisatie van de overheid, maar beoordeelt de claims van de certificerende instellingen. De Stichting keurhout certificeert niet zelfstandig en kan met het oog op een andere taakstelling niet geaccrediteerd worden door het FSC. De verklaring over de kwaliteit van het hout uit Maleisië in het jaar 2000 is gebaseerd op de criteria waaraan duurzaam geproduceerd hout moet voldoen. De minister zei desgevraagd ook de voorkeur te geven aan één keurmerk. De zaken zijn echter anders gelopen, maar gelukkig groeien het FSC en de Stichting keurhout naar elkaar toe.

De regering ondersteunt de uitgangspunten van het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Vos. Enkele aspecten met betrekking tot de notificatie in EU-verband dienen nog in ogenschouw te worden genomen.

De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een gezaghebbend instituut dat certificaten geeft aan bedrijven die voldoen aan bepaalde eisen. De norm ISO 14 001 betreft bedrijfsinterne milieuzorgsystemen. De norm zegt niets over het uiteindelijke product maar alles over het proces. Toepassing op bosbeheer is ook mogelijk en ter stimulering hiervan is een technisch rapport in voorbereiding. Er kan een brug worden geslagen tussen de systeembenadering ingevolge de norm ISO 14 001 en de prestatiebenadering (het product).

Vanaf 1 november 1996 komen jaarlijks maximaal 5000 woningen in aanmerking voor een groene hypotheek. In het algemeen ligt de rente van deze hypotheek 1% à 2% lager dan de marktrente. Woningbouwplannen die in aanmerking willen komen voor een groene hypotheek worden getoetst aan de hand van basiseisen en keuzemaatregelen. Een van die basiseisen is dat gebruik wordt gemaakt van duurzaam geproduceerd hout.

De minister zegde toe met de minister van EZ overleg te zullen plegen over de mogelijkheid en wenselijkheid om een eenvoudiger en goedkoper keuring te realiseren voor geringe hoeveelheden nieuwe houtsoorten. Het is inderdaad van belang om de toegang tot de markt voor nieuwe houtsoorten te vergemakkelijken.

Er bestaat binnen de EU nog geen consensus over de verlaging van de BTW voor duurzaam geproduceerd hout. De minister gaf aan alle mogelijkheden te willen benutten om daartoe te geraken.

Met het beleidsinstrument joint implementation moet inderdaad heel zorgvuldig worden omgegaan. Vermeden moet worden dat, omdat jonge bomen relatief veel CO2 opnemen, veel bossen worden gekapt. Dat heeft niets met duurzaam beheer en met behoud van biodiversiteit te maken. In december zal over dit beleidsinstrument in Buenos Aires verder van gedachten worden gewisseld.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking deelde mee dat de kwantitatieve doelstellingen met betrekking tot het bosbeheer in ontwikkelingslanden in 1997 zijn gehaald: 176 mln. De subdoelstelling tropisch regenwoud is ook gehaald: 74 mln. Dit is niet direct een reden om die doelstellingen naar boven bij te stellen. Alle projecten voldoen aan de criteria voor duurzaam bosbeheer.

Het leek de minister dat de recente benoeming van de heer Hassan («de houttycoon») tot minister van industrie en handel in Indonesië niet als positief moet worden beoordeeld als het gaat om de productie van duurzaam geproduceerd hout en verantwoord bosbeheer. De bewindsman merkte vervolgens op enige tijd de hoop te hebben gekoesterd dat de nieuwe Surinaamse regering enkele kapconcessies, die door de regering-Venetiaan waren afgegeven, zou intrekken. Nu het overleg tussen Suriname en Nederland op een laag pitje staat, is niet bekend wat er nu gebeurt maar de indruk bestaat dat er zeer veel kleinschalige concessies zijn uitgegeven. De totale omvang van die concessies stemt niet tot grote vreugde. Het zijn de kopstukken van de huidige regering die uiteindelijk beslissen over de aanvragen. De minister wees er verder op dat zich in de bossen weinig transparante gebeurtenissen voordoen op het terrein van goudwinning, mensenrechten e.d. De indruk bestaat dat het officiële spoor weinig greep meer heeft op het niet-officiële spoor.

Als het Wereldnatuurfonds met voorstellen daartoe komt, zal Nederland overwegen ook bosbeheeractiviteiten in Kameroen te ondersteunen.

Er zijn nog steeds landen die zich het recht voorbehouden om te kappen in primaire bossen. Nederland werkt daar op geen enkele manier aan mee en richt zijn activiteiten geheel en al op behoud van primaire bossen. Nederland staat nog steeds achter de totstandkoming van een bosverdrag, maar het is zeer de vraag of er een internationaal bindend verdrag totstandkomt.

Tweede termijn

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) vroeg zich af of de Stichting keurhout nog wel een functie kan hebben als het FSC-keurmerk een internationaal aanvaarde standaard wordt. Wat is precies de toegevoegde waarde van de Stichting keurhout als er al een erkend keurmerk is? Het kan in ieder geval niet de bedoeling zijn dat de stichting elders in de wereld activiteiten ontplooit.

Het toepassen van een systeem van bosgroepen om tegemoet te komen aan de (financiële) problemen die eigenaren van kleine bospercelen met certificering hebben, verdient de voorkeur boven een landenlabel. Eigenaren zijn immers beter aanspreekbaar dan een land, hetgeen de handhaafbaarheid van de regeling ten goede komt.

De heer Gabor (CDA) meende dat aan de in de notitie geformuleerde minimumeisen moet worden toegevoegd, dat niet zal worden meegewerkt aan het op grootschalige en commerciële wijze kappen van tropische regenwouden.

Kan de minister enig inzicht verschaffen in de kosten waarmee eigenaren van kleine bospercelen worden geconfronteerd in relatie tot de perceelgrootte en de uiteindelijke prijs? De discussie over het landenlabel kan beter worden gevoerd als de wet op orde is en als buurlanden besluiten om dat label in te voeren.

Ten slotte vroeg de heer Gabor of de monitoring niet moet worden aangepast nu de integrale statistieken sterk verouderd zijn. Tevens wilde hij graag meer vernemen over een meer resultaatgerichte subsidieregeling.

Mevrouw Verspaget (PvdA) bleef de rol van de Stichting keurhout onduidelijk en ook gekunsteld vinden. Het leek haar vooralsnog dat de stichting weinig meerwaarde heeft en zij was dan ook voornemens de ontwikkelingen op dit punt nauwlettend te volgen. In ieder geval moet worden voorkomen dat de onduidelijkheid er alleen maar groter op wordt. Is de Nederlandse inzet erop gericht om ook andere landen ertoe te brengen het FSC-keurmerk te accepteren en hanteert minister Pronk bij al zijn ontwikkelingsprojecten dat keurmerk als uitgangspunt?

Het is goed dat Nederland de NGO's betrekt bij het overleg met grote producentenlanden, maar het probleem is dat deze landen de eigen NGO's vaak niet bij dat overleg betrekken. Nederland zou moeten aandringen op verandering in dat beleid, vooral ook omdat deze NGO's vaak opkomen voor de rechten van inheemse volkeren. Nederland hanteert immers niet voor niets het criterium dat expliciet aandacht moet worden geschonken aan de rechten van deze volkeren.

De heer Passtoors (VVD) stelde vast dat ook de regering van mening is dat er naast het FSC-keurmerk andere keurmerken kunnen bestaan. Hij benadrukte dat het dwingend opleggen van een keurmerk alleen maar contraproductief zal werken, hetgeen ook blijkt uit de reacties van enkele grote producentenlanden.

Verder vroeg de heer Passtoors of de geringe hoeveelheden nieuwe houtsoorten het resultaat zijn van niet-selectieve kap. Ingaande op de positie van eigenaren van kleine bospercelen vroeg hij naar de gevolgen van het onderbrengen van de certificeringskosten in het programma beheer. Is het door de minister van LNV gereleveerde softwarepakket beschikbaar voor elke boseigenaar?

Ten slotte drong de heer Passtoors erop aan om weer on speaking terms te komen met Suriname, al was het maar om onverantwoorde houtkap tegen te gaan.

De heer Stellingwerf (RPF) bleef de verhouding tussen het FSC en de Stichting keurhout onduidelijk vinden en vond dat krachtiger naar meer eenduidigheid moet worden gestreefd. Dat bereikt de overheid niet door alleen maar de markt te laten spreken. Het leek hem gewenst dat de Stichting keurhout door het FSC wordt geaccrediteerd.

Mevrouw Vos (GroenLinks) had een iets meer duidelijke opstelling van de regering ten opzichte van haar initiatiefwetsvoorstel op prijs gesteld. Zij herhaalde dat er één keurmerk moet komen en dat het FSC-keurmerk dat zou moeten zijn. De Stichting keurhout beoordeelt claims van certificerende instellingen, maar is zij daartoe wel in staat? Waarom kan niet worden volstaan met een doorgeleiding van geïmporteerd FSC-hout naar de verwerkers? Verder vroeg mevrouw Vos of het KOMO-keurmerk kan worden vervangen door het FSC-keurmerk. Ten slotte vroeg zij of de FSC-criteria een rol spelen bij de besteding van ontwikkelingsgelden aan bosbouw.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zei bereid te zijn inzicht te geven in de certificeringskosten die eigenaren van kleine bospercelen moeten maken. Het programma beheer ondervangt voor een deel de financiële problematiek, zeker als de eigenaren bereid zijn om samen te werken bij bijvoorbeeld de aanschaf van het softwarepakket.

De minister was het eens met mevrouw Verspaget over de rol die NGO's dienen te spelen. Er moet echter bij tijd en wijle omzichtig worden geopereerd om de contacten met producentenlanden intact te houden.

Momenteel wordt gewerkt aan een aanpassing van de monitoringssystematiek. De bewindsman was het eens met de heer Gabor dat de voorwaarde dat niet grootschalig/commercieel wordt gekapt in primaire bossen zou moeten worden toegevoegd aan de alreeds geformuleerde minimumeisen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer stelde vast dat ook in het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Vos wordt erkend dat er meerdere certificeringsinstanties zijn dan alleen het FSC. Met die realiteit moet rekening worden gehouden en het is van groot belang dat die instituten de «maat wordt genomen». Wat dit laatste betreft kan de Stichting keurhout een goede rol vervullen. Het FSC is nu eenmaal niet in alle landen welkom. Dat geldt bijvoorbeeld voor een land als Indonesië waar op een redelijk voortvarende manier gewerkt wordt aan een stelsel van criteria voor duurzaam bosbeheer. De minister benadrukte wel dat de regering het FSC hoog heeft zitten en bereid is het FSC-keurmerk in de diverse gremia te propageren. De door de Stichting keurhout afgegeven verklaring voor Maleisisch hout betreft een eenmalige activiteit op een moment dat er nog geen minimumeisen waren vastgesteld. De minister vond het ongewenst om, nu er allerwegen voortgang wordt geboekt, te pleiten voor het opheffen van de Stichting keurhout. Dat kan leiden tot allerlei onzekerheden en wellicht ook tot spanningen tussen diverse partijen. Zij was het overigens eens met mevrouw Vos dat het verschijnsel van meerdere keurmerken de duidelijkheid niet bevordert.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking bevestigde dat bosbouwprojecten die gericht zijn op commerciële kap en die worden gefinancierd uit ontwikkelingssamenwerkingsgelden, dienen te voldoen aan de FSC-criteria. De activiteiten van Ontwikkelingssamenwerking hebben echter vooral betrekking op onderzoek, inheemse groepen en lokale plattelandsontwikkeling. Bovendien wordt veel aandacht besteed aan capaciteitsondersteuning. Het FSC heeft bijvoorbeeld een financiële ondersteuning gekregen voor verbreding van de toepassing van zijn criteria, onder andere via de FSC-landencomités.

Aan het adres van de heer Stellingwerf merkte de minister op dat de zinsnede in het jaarverslag over de afnemende belangstelling van donorlanden beter als niet opgenomen kan worden beschouwd. Er is geen enkele aanleiding voor die veronderstelling.

Het topoverleg met Suriname heeft nog niet plaatsgevonden waardoor ook veel ander overleg niet kan plaatsvinden. Als het overleg over een onderwerp als duurzaam bosbeheer alsnog kan worden gevoerd, zal het ongetwijfeld een moeizaam overleg worden. Er zijn immers leidinggevende mensen in Suriname die veel geld verdienen aan de boskap.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Blauw

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Woltjer

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

H. Vos

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Versnel-Schmitz

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Van Overbeeke


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M. M. H. Kamp (VVD), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Meijer (CDA).

Plv. leden: De Haan (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Heeringa (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), Verspaget (PvdA), M. M. van der Burg (PvdA), Verkerk, Dijksma (PvdA), Poppe (SP), Van Walsem (D66), Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (Unie 55+), Van Zijl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD), H. G. J. Kamp (VVD), Beinema (CDA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), ondervoorzitter, Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Verspaget (PvdA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Woltjer (PvdA), voorzitter, Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF), Van den Doel (VVD), Meyer (groep-Nijpels), De Haan (CDA), Visser-van Doorn (CDA), Koenders (PvdA).

Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Lilipaly (PvdA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Rosenmöller (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (Unie 55+), Bolkestein (VVD), Hendriks, Bukman (CDA), Gabor (CDA), Dijksma (PvdA).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), G. de Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Hessing (VVD), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA).

Plv. leden: Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), De Haan (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Verbugt (VVD), Meyer (groep-Nijpels), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Roethof (D66), Passtoors (VVD), Feenstra (PvdA), Poppe (SP).

XNoot
4

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van den Berg (SGP), M. M. van der Burg (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), voorzitter, Van Gijzel (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), A. de Jong (PvdA), Gabor (CDA), ondervoorzitter, Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Poppe (SP), Augusteijn-Esser (D66), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Assen (CDA), Jeekel (D66), Meijer (CDA), Visser-van Doorn (CDA), Luchtenveld (VVD).

Plv. leden: Biesheuvel (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Van Middelkoop (GPV), Verspaget (PvdA), Jorritsma-van Oosten (D66), Dijksma (PvdA), Wagenaar (PvdA), Van Blerck-Woerdman (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Hendriks, Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Wessels (D66), Leerkes (Unie 55+), Swildens-Rozendaal (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Keur (VVD), H. G. J. Kamp (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van 't Riet (D66), Van de Camp (CDA), De Haan (CDA), Blauw (VVD).

Naar boven