25 269
Wijziging van de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds in verband met de invoering van een flexibele pensioenregeling

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 23 april 1997

Het doet mij genoegen dat de vaste commissie voor Justitie over het voorstel van wet terstond verslag heeft uitgebracht.

De leden van de VVD-fractie gaven te kennen geheel met het onderhavige wetsvoorstel te kunnen instemmen. Zij toonden zich verbaasd over het feit dat het wetsvoorstel eerst in maart 1997 bij de Tweede Kamer is ingediend.

Zij vroegen of de aanpassing van het pensioenreglement zoveel tijd heeft gekost dat het onderhavige voorstel niet voor het einde van 1996 in de Tweede Kamer behandeld kon worden.

Desgevraagd wordt hieronder een beknopt overzicht gegeven van de gebeurtenissen met betrekking tot deze pensioenwijzigingen sinds 15 november 1995, op welke datum het rapport van de Commissie 2000 door de Ledenraad van de Koninklijke Notariële Broederschap is aanvaard. Daaruit moge blijken dat indiening van het onderhavige wetsvoorstel op een eerder tijdstip niet haalbaar was.

– januari 1996: Toezending van het rapport van de commissie 2000 en melding van daaruit voortvloeiende wijzigingen van het pensioenreglement en de Wet notarieel pensioenfonds door de Stichting Notarieel Pensioenfonds; aanvang voorbesprekingen over nieuw pensioenreglement met de Stichting.

– april 1996: Bij brief van 1 april 1996 van de Stichting worden de wijzigingsvoorstellen ten aanzien van het pensioenreglement aan het Ministerie van Justitie gezonden met het verzoek om goedkeuring.

Een toelichting op de voorstellen ontbreekt nog.

Bij brief van 23 april 1996 verzoekt het Ministerie van Justitie de verzekerings kamer om commentaar inzake de concept-tekst van het herziene pensioenreglement en de wijzigingsvoorstellen met betrekking tot de Wet notarieel pensioenfonds.

De verzekeringskamer geeft te kennen eerst na ontvangst van het toelichtende rapport op de aanpassingen van het reglement van de Stichting Notarieel Pensioenfonds te zullen adviseren. De Stichting is hiervan op de hoogte.

– 8 juli 1996: Toelichting op pensioenreglement wordt aan Justitie en verzekeringskamer toegezonden.

– 19 september 1996: Toezending van advies van verzekeringskamer aan Justitie.

Naar aanleiding van het commentaar van de verzekeringskamer en de «eigen» bevindingen wordt de concept-tekst voor een nieuw pensioenreglement in overleg met de Stichting aangepast.

– 13 november 1996: Accordering door verzekeringskamer.

– 29 november en 10 december 1996: Behandeling van het wetsvoorstel in ministerraad.

– 10 januari 1997: Adviesaanvraag aan Raad van State.

– Advies van Raad van State dateert van 17 februari 1997; nader rapport aan de Koningin is van 7 maart 1997.

Zoals reeds in de memorie van toelichting is opgemerkt diende met de procedure van indiening van het onderhavige wetsvoorstel in elk geval te worden gewacht totdat daarover en over de voorstellen voor een nieuw pensioenreglement het commentaar van de Verzekeringskamer was ontvangen.

Van de mogelijkheid tot het verlenen van terugwerkende kracht aan een regeling dient uiteraard een spaarzaam gebruik te worden gemaakt. Mijn beweegredenen om in het onderhavige geval hiertoe het voorstel te doen, dat zich beperkt tot een terugwerkende kracht over een betrekkelijk korte periode, zijn reeds in de memorie van toelichting uiteengezet.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Naar boven