A
NADER RAPPORT1
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 4 maart 1997, aangeboden
aan de Koningin door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 november
1996, nr. 96.005784, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovengenoemde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 21 januari 1997, nr. W11.96.0542, bied ik U hierbij
aan.
De Raad van State kan zich met het voorstel van wet verenigen. Hij plaatste
enkele redactionele kanttekeningen, die in het voorstel van wet en de memorie
van toelichting zijn verwerkt.
Het voorstel van wet is voorts op een tweetal punten gewijzigd ten opzichte
van de aan de Raad van State voor advies voorgelegde tekst. Artikel 146 van
de Landinrichtingswet zal thans op verschillende punten, waaronder de subsidiegrondslag,
worden gewijzigd bij de aanpassing van deze wet aan de derde tranche van de
Algemene wet bestuursrecht. In artikel 8 van het onderhavige wetsvoorstel
wordt derhalve artikel 146 van de Landinrichtingswet niet meer genoemd. Voorts
zal artikel 37 van de Jachtwet niet vervallen om dezelfde reden als ten aanzien
van het niet vervallen van artikel 85 van het wetsvoorstel voor de Flora-
en faunawet (kamerstukken II, 23 147, nr. 9) in de memorie van toelichting
bij het onderhavige wetsvoorstel reeds uiteen was gezet. De memorie van toelichting
is op de voornoemde punten aangepast.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen