25 250
Financieel inzicht in vredesoperaties

nr. 4
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 30 september 1997

De commissie voor de Rijksuitgaven1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Financieel inzicht in vredesoperaties» (25 250, nrs. 1 en 2).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 29 september 1997.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van commissie,

Van Rey

De griffier van de commissie,

Van der Windt

1.

Hoe gaat inhoud gegeven worden aan een betere centrale sturing en controle noodzakelijk voor een adequate verwerking van de financiële kant van vredesoperaties te realiseren?

De Rekenkamer acht voor de totstandkoming en berekening van de voor vredesoperaties gebruikte tarieven meer centrale sturing en controle noodzakelijk. Defensie heeft met deze aanbeveling zijn nut gedaan door centrale richtlijnen ten aanzien van de uitgavenramingen en tarievenbepaling in het kader van vredesoperaties op te stellen. Deze richtlijnen zijn ondertussen vastgesteld en verspreid en zullen worden toegevoegd aan de financiële aanwijzingen ten aanzien van vredesoperaties.

2.

Zijn bij de regering onderzoeksgegevens bekend die een vergelijking mogelijk maken tussen de kosten en effectiviteit van een noodhulpoperatie zonder en met de inzet van militaire middelen? Zo ja, kan de regering de Tweede Kamer op dit punt informeren? Zo nee, kan de regering bevorderen dat een dergelijk onderzoek zal worden gedaan?

Bij de regering zijn geen onderzoeksgegevens bekend die een vergelijking mogelijk maken tussen de kosten en effectiviteit van een noodhulpoperatie zonder en met inzet van militaire middelen. Waarschijnlijk zijn aan de inzet van militaire middelen meer kosten verbonden in verband met de aan een militaire operatie verbonden veiligheidsaspecten. Overigens moet worden bedacht dat de regering niet snel voor de keus zal staan een hulpoperatie uit voeren met militaire of met civiele middelen. Zoals ook uiteengezet in de brief van de minister van Defensie van 17 mei 1995 (Kamerstukken 24 135 nr. 2) is de inzet van militairen voor noodhulp slechts aan de orde als (non-)gouvernementele organisaties een noodhulpsituatie niet meer aankunnen. Militaire middelen worden slechts ingezet als civiele middelen zijn uitgeput.

3 en 5.

Kan de minister van Defensie het antwoord op een vraag van de Eerste Kamer, dat een onderscheid naar begrotingsposten niet kan worden gemaakt daar dit tot arbitraire en niet consistente berekeningen blijkt te leiden alsnog onderbouwen?

Deelt u de mening van de Rekenkamer dat deze kwantificering bij een betere informatievoorziening wel degelijk mogelijk is?

In het antwoord op de vraag van de Eerste Kamer wat de Nederlandse bijdrage aan UNSAS kost, is reeds benadrukt dat een opgave van kosten welke uitsluitend toe te schrijven zouden zijn aan de beschikbaarheid van defensie-eenheden voor UNSAS niet te maken is. Het betreft hier namelijk eenheden die niet exclusief beschikbaar zijn voor inzet t.b.v. UNSAS, maar onverminderd deel uit maken van de bestaande defensiestructuur. Zij vallen aldus binnen het kader van de totale bestaande personele, materiële en infrastructurele voorzieningen van het defensie-apparaat. In geld uitgedrukt betreft het hier in feite nagenoeg het totale defensiebudget. Een zelfde redenering gaat op voor de taak vredesoperaties. In principe is de gehele defensie-organisatie toegerust en ingericht om als instrument beschikbaar te zijn voor al haar taken. Een specifieke toerekening van deze ondeelbare middelen naar één van die taken leidt tot arbitraire (en dus discutabele) cijfers. Dit feit heeft niets te maken met de kwaliteit van de informatievoorziening.

4, 7, 28, 30, 31, 32 en 33.

Is de minister bereid bij de begroting meer inzicht te geven in de werkelijke kosten van vredesoperaties die verder reiken dan de additionele kosten?

Is de regering bereid om na afloop van een VN-missie de Kamer inzicht te verschaffen in het totaal van de kosten die met die missie zijn gemoeid? (eerste deel van de vraag).

Heeft Defensie het voornemen om in de toelichting bij de begrotingsartikelen van de krijgsmachtonderdelen voor personeel en materieel een indicatieve verdeling te geven van de raming over de hoofdbeleidsterreinen (of de zesde wijziging van de CW 96)?

Op welke wijze kan het werken met RVE's bijdragen aan het meer inzichtelijk maken van de kosten voor vredesoperaties?

Hoe beoordeelt de minister van Defensie het standpunt van zijn collega van Financiën dat het mogelijk moet zijn om in de toelichtingen van de suppletore wetten en de Slotwet meer inzicht te geven in de integrale kosten van vredesoperaties ? Welke verbeteringen is de minister van plan aan te brengen?

Waarom is het niet mogelijk om de additionele kosten voor vredesoperaties uit te splitsen naar materieel, personeel en exploitatie?

Deelt u de mening van de minister van Financiën dat het mogelijk is dat in de toelichtingen bij de suppletore- en slotwet meer inzicht wordt gegeven in de integrale kosten van vredesoperaties?

Defensie onderschrijft geheel de mening van de Algemene Rekenkamer dat gestreefd moet worden naar het zo inzichtelijk mogelijk maken van de uitgaven voor vredesoperaties. Bij de toegevoegde waarde van het weergeven van de integrale kosten van vredesoperaties moeten echter kanttekeningen worden geplaatst. Een groot deel van de integrale kosten van Defensie bestaat namelijk uit kosten (de zogenoemde kosten voor beheer) welke noodzakelijk zijn om de defensie-organisatie, als instrument voor het Nederlandse veiligheidsbeleid, als geheel toe te rusten en in te richten. De personele en materiële middelen van Defensie betreffen met name ondeelbare middelen welke zowel fysiek als financieel niet toe te rekenen zijn naar een specifieke taak van Defensie. Het toch toerekenen van deze ondeelbare middelen naar de taak vredesoperaties leidt slechts tot arbitraire, discutabele en niet duurzame verdelingen. Ook het werken met RVE's kan dit niet veranderen omdat vredesoperaties een van de taken is waarvoor de RVE apparaatsuitgaven doet. Geen van de RVE'n is specifiek belast met vredesoperaties.

Juist ten behoeve van de inzichtelijkheid maakt Defensie vanaf 1993 de additionele uitgaven voor vredesoperaties zichtbaar op een daarvoor apart ingericht begrotingsartikel. Het betreft hier die uitgaven die bij een normale aan het krijgsmachtdeel gebonden bedrijfsvoering niet gemaakt zouden zijn en een directe relatie hebben met de desbetreffende vredesoperatie. Ten behoeve van de politieke besluitvorming over deelname aan een vredesoperatie worden hiermee de directe financiële consequenties van een deelname zichtbaar gemaakt. Dit sluit in het geheel aan bij het Toetsingskader voor vredesoperaties en bij de allocatie-, autorisatie-, control- en budgetrechtfunctie van de begroting. Overigens geeft Defensie in de begroting naast de additionele uitgaven, separaat inzicht in de aantallen bij vredesoperaties ingezet personeel. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer is Defensie voornemens om ten aanzien van de deelname aan vredesmissies, náást de weergave van de gerealiseerde additonele uitgaven, tevens per missie een uitgebreider overzicht van volume- en prestatie indicatoren in de toelichtingen bij de suppletore wetten of slotwet op te nemen. Een dergelijk overzicht zal vanaf de 2e suppletore begroting 1997 standaard worden opgenomen.

6.

Wordt er, voordat er besloten wordt tot deelname aan een vredesmissie, ter plaatse van die missie een begroting van de kosten gemaakt door een inschatting van het benodigde materieel en personeel?

Een raming van de additionele uitgaven, d.w.z. de uitgaven die bij een normale aan het krijgsmachtdeel gebonden bedrijfsvoering niet gemaakt zouden zijn en een directe relatie hebben met de vredesoperatie, kan worden gemaakt zodra zicht is op de omvang van de in te zetten eenheden (zowel qua personeel als materieel), de uitzendtermijn en de uit te voeren taken. Hierbij wordt, voor zover mogelijk, rekening gehouden met de specifieke omstandigheden in het missiegebied. Overeenkomstig het Toetsingskader worden de ingeschatte financiële gevolgen van de toekomstige inzet aan het parlement kenbaar gemaakt.

7.

Kan de regering ook inzicht verschaffen over de al gemaakte kosten indien uiteindelijk niet aan de missie wordt deelgenomen?

Afhankelijk van de omvang en aard van de operatie bestaat de kans dat, zodra sprake is van de mogelijkheid van deelname aan een vredesmissie, reeds enkele uitgaven noodzakelijk zijn ten behoeve van een zorgvuldige voorbereiding op deze eventuele deelname. Hierbij kan worden gedacht aan uitgaven voor specifieke opleidingen, voorbereiden/modificeren van materieel, uitzenden van een verkenningseenheid en dergelijke. Deze additionele uitgaven worden geadministreerd op het begrotingsartikel 08.02 Vredesoperaties. Ook indien uiteindelijk niet aan de missie wordt deelgenomen, is het dus mogelijk inzicht te verschaffen in de voorbereidingsuitgaven.

8.

Zijn er wel uitgangspunten bij het ramen van de te ontvangen vergoedingen in de periode 1993–1995 geweest? Zo ja, waarom zijn zij er nu niet meer? Is dit te wijten aan een slordige administratie?

Sinds 1993 is de raming van de jaarlijks te ontvangen vergoedingen van de VN gebaseerd op de omvang van de bij de VN uitstaande claims en op de betalingspraktijk van de VN. Hiertoe wordt bij de uitstaande claims een viertal categorieën onderscheiden:

* de lokale claims (ingediend in het operatiegebied);

* de personele claims;

* de claims volgens de Letter-of-assist-procedure (LOA-procedure);

* de claims n.a.v. de in- en out-survey.

Dit onderscheid loopt synchroon met de door de VN gehanteerde prioriteit bij de vergoeding van claims. Bij de vergoeding daarvan zijn in praktijk verschillende termijnen aan de orde waarop de vergoeding ook wordt ontvangen: lokaal ingediende claims en personele claims worden (gerekend vanaf moment van indiening) vergoed met een vertraging van ca 3 tot 9 maanden, LOA-claims kennen een vertraging van ca 1 á 2 jaar en in/out survey claims worden pas in het 3e of 4 e jaar na indiening vergoed. Rekening houdend met de uitstaande claims en de betalingstermijn komen de jaarlijkse ramingen voor de vergoedingen van de VN tot stand. Tevens wordt een continu overzicht bewaard op de stand van de openstaande claims bij de VN en de binnengekomen ontvangsten.

10 en 11.

Heeft de Regering ooit overwogen de contributie te verminderen met het bedrag aan vorderingen op de VN ? Waarom gebeurt dit niet?

Waarom wordt door de regering niet gekozen voor het uitgangspunt dat de Nederlandse VN-contributie (aan VN-vredesoperaties) wordt verrekend met de schulden van de VN aan Nederland?

Als lidstaat van de Verenigde Naties is Nederland gehouden aan het Handvest van de VN. Hierin is de verplichting van de lidstaten opgenomen om aan de VN contributies te betalen (zowel voor het reguliere als het vredesoperatiesbudget) volgens een afgesproken contributieschaal. De Nederlandse regering wenst het door het Handvest van de VN niet toegestane middel van verrekening van de schuld van de VN met de contributies vooralsnog niet te hanteren.

12.

Verloopt het indienen van materieelclaims thans sneller?

Bij de deelname van Defensie aan de UNTAC-operatie in Cambodja bestond van Nederlandse zijde nog weinig ervaring met het vergoedingssysteem van de VN voor de inzet van materieel, hetgeen zeker enige beperking is geweest in het juist en tijdig indienen van de claims. Hierbij moet echter worden gesteld dat de Verenigde Naties ook een zeer complex en ondoorzichtig systeem hanteerden. Daarbij zijn in het verleden veelal door Defensie tijdig ingediende claims in de VN-organisatie verloren geraakt, hetgeen tot grote vertragingen in behandeling van de claims kon leiden. Defensie heeft echter grote inspanningen geleverd om zo spoedig mogelijk het claimproces op een hoger niveau te krijgen. Allereerst is door onder andere de bouw van een geautomatiseerd materieel-logistiek programma dat geheel rekening houdt met de specifieke procedures van de VN, alsmede door het inzetten van speciale in- en outsurvey-teams in de missiegebieden, de indiening van de claims sterk verbeterd. De resultaten hiervan zijn zichtbaar geworden bij de deelname aan de operaties UNPROFOR en UNMIH, waarbij Nederland is geprezen om de wijze van aanpak. Daarnaast is Defensie ook intensief betrokken geweest bij de totstandkoming van een nieuw VN-vergoedingssysteem voor materieel dat werkt met meer standaarden en tarieven en daardoor zowel eenvoudiger als doorzichtiger is. Dit nieuwe systeem is op 1 juli 1996 in werking getreden. Nederland heeft in de praktijk nog geen ervaring met dit systeem opgedaan, echter de indrukken zijn positief.

13.

Lopen er nog claims van individuele militairen bij de VN ? Wordt in het geval van individuele claims van Nederlandse militairen een toereikend voorschot aan de betrokken militairen verstrekt vooruitlopend op de afhandeling van dergelijke claims?

Voorzover bij Defensie bekend lopen er geen individuele claims bij de VN. In geval van individuele claims bij de VN, zijn voorschotten van Defensie niet aan de orde aangezien betrokken militairen reeds gecompenseerd zijn volgens de nationale wettelijke voorzieningen (zoals nabestaandepensioenen of invaliditeitspensioenen en materiële voorzieningen).

14.

Worden Letters of Assist thans standaard aangevraagd?

Defensie dient in alle gevallen, waarin de VN-procedures deze mogelijkheid biedt, Letters of Assist in.

15 en 16.

De Rekenkamer adviseert alle rekeningen voor de VN in guldens te laten luiden ter voorkoming van valuta risico. Betalen wij de VN-contributies in dollars? Zo ja, is het dan niet verstandiger ook zelf in dollars te declareren?

Welk beleid wordt gevoerd ten aanzien van eigen of vreemde valuta bij het indienen van claims?

De aanslagen die Defensie krijgt voor de betaling van VN contributie zijn gesteld in Amerikaanse dollars en worden door Defensie, conform de VN-richtlijnen, ook in dollars betaald. Ten aanzien van de Nederlandse claims heeft Defensie reeds in 1994 met het VN secretariaat de afspraak gemaakt dat deze claims in Nederlandse guldens zouden worden ingediend. De beleidslijn van Defensie is namelijk dat, ter voorkoming van het lopen van valutarisico, alle claims standaard in Nederlandse guldens worden ingediend. In praktijk bleken de lokale (in de missiegebieden gesitueerde) VN-hoofdkwartieren echter niet altijd op de hoogte van de gemaakte afspraak of werd deze afspraak genegeerd. Lokaal ingediende claims werden veelal niet geaccepteerd wanneer deze waren opgesteld in Nederlandse guldens. Defensie heeft in deze gevallen de claims heropgesteld in Amerikaanse dollars. Daarmee wordt weliswaar een valutarisico gelopen echter het risico van afgewezen claims of vertraging van de behandeling van de claims wordt daarmee beperkt.

17.

Is de veronderstelling juist dat het achterwege blijven van een exacte raming van deelname aan vredesmissies een oorzaak is van de moeilijkheden om claims bij de VN uitbetaald te krijgen?

Neen.

18.

Hoeveel ingediende claims hebben betrekking op de operatie UNTAC ? Wat is de reden geweest dat claims die betrekking hadden op deze operatie zeer laat, onvolledig en/of onjuist zijn ingediend?

Voor de operatie UNTAC zijn, binnen een half jaar na beëindiging van de operatie in totaal 44 claims ingediend. Slechts 1 claim voor herstel van voertuigen, waarvan de kosteninformatie pas medio 1995 beschikbaar was, is later ingediend. Van de 45 claims zijn nog 13 claims ter waarde van in totaal ongeveer f 24 miljoen niet of niet geheel door de VN vergoed. Uiteraard zijn de claims zo volledig en juist mogelijk ingediend, doch bedacht moet worden dat het claimproces van de VN een proces is met een grote mate van onderhandelingsvrijheid. De mate van door de VN aangegeven onvolledigheid of onjuistheid hangt ten nauwste samen met de financiële positie van de VN op dat moment.

19, 23 en 24.

Heeft het niet declareren van kosten van overlijden en arbeidsongeschiktheid te maken met de discussie in de VN over het gelijkschakelen van vergoedingen voor militairen tussen alle troepenleverende landen? Een dergelijke gelijkschakeling zal immers leiden tot veel hogere kosten van vredesoperaties.

Zijn de claims in verband met death and disability over de periode 1992–1996 al daadwerkelijk ingediend?

Wat is het huidige beleid ten aanzien van claims voor death and disability?

Defensie heeft tot nu toe slechts enkele claims voor gewond geraakte of overleden militairen ingediend vanwege de complexiteit van de VN-procedure in deze, waarbij met name de eis van verstrekking van zeer gedetailleerde bewijsvoering de indiening bemoeilijkt. De onderbouwing en voorbereiding van de overige nog niet ingediende claims is onder handen, waarbij eveneens intensief overleg met het VN-secretariaat in New York plaatsvindt.

20 en 9.

Uit de 47 door de Rekenkamer onderzochte claims valt op te maken dat 39 claims een waarde van ongeveer 53 miljoen vertegenwoordigen. Moet hieruit worden afgeleid dat de resterende acht claims een waarde vertegenwoordigen van 217 miljoen gulden, zijnde de restwaarde van het totaal aan declaraties van 270 miljoen gulden minus de eerder genoemde 53 miljoen? Kan inzicht worden gegeven over de claims die Nederland nu nog heeft te vorderen van de VN?

Wat is de huidige stand van de vordering van Nederland bij de VN?

De stand van de vordering van Nederland bij de VN per 1 juli 1997 bedraagt f 93 miljoen.

Het in juli 1996 bij de VN te vorderen bedrag van f 270 miljoen was gebaseerd op de door Defensie berekende en ingediende claims voor met name de operaties UNTAC, UNPROFOR en UNMIH. Een deel van deze door Defensie ingediende claims is (nog) niet door de VN erkend. Ook hanteert de VN veelal andere methoden voor de berekening van de vergoedingen dan Defensie. Tevens wordt nog steeds gesproken over het eventueel met terugwerkende kracht van toepassing verklaren van het nieuwe VN-vergoedingssysteem voor de deelname aan UNPROFOR. Verder is na juli 1996 inmiddels ongeveer f 35 miljoen aan vergoedingen uitgekeerd.

Vooralsnog is gekozen om voor de nog uitstaande claims voorzichtigheidshalve uit te gaan van zowel de berekeningsmethode van de VN als de hantering van het oude VN-vergoedingssysteem voor de UNPROFOR-claims. Het totaal aan uitstaande claims beloopt dan per juli 1997 f 93 miljoen, waarvan omstreeks f 23 miljoen voor UNTAC, f 65 miljoen voor UNPROFOR en f 5 miljoen voor UNMIH.

21.

Heeft het feit dat Nederland zeer laat bij de VN claims indient in verband met death and disability, financiële gevolgen voor militairen die tijdens deelname aan vredesoperaties gewond zijn geraakt of voor de families van militairen die tijdens de deelname zijn omgekomen?

De vergoeding van de VN voor «death and disabilities» heeft niet als doel om de militaire slachtoffers cq. hun nabestaanden te vergoeden, maar is bedoeld om de kosten die de lidstaten hebben gemaakt om de gewond geraakte militairen of de nabestaanden van overleden militairen conform de nationale wetten te compenseren, te vergoeden. Militairen of nabestaanden van militairen die bij de inzet voor een Nederlandse deelname aan een VN-operatie gewond zijn geraakt of zijn overleden, worden immers uit hoofde van de bestaande verplichtingen volgens de nationale wetten, zoals bijvoorbeeld de Algemene militaire Pensioenwet en de Militaire Ambtenarenwet, gecompenseerd. Deze compensatie vindt plaats ongeacht de indiening van claims bij de VN.

22.

Wat is de reden van het verschil tussen de KM en de KL met betrekking tot omgaan met de medische geheimhouding? Hebben de genoemde 7 gevallen van overlijden en 56 gevallen van verwonding alleen betrekking op de KL ? Zo ja, is dan het logische gevolg dat er voor gevallen van overlijden en verwonding van de KM geen claim wordt ingediend?

Tussen de KM en KL heeft een tijdelijk interpretatieverschil bestaan ten aanzien van de verstrekking van personeels vertrouwelijke informatie richting de VN. Als gevolg van de door de VN verzochte extra informatie ten aanzien van de UNIFIL-claims heeft over dit onderwerp nader onderzoek plaatsgevonden. Met name is getracht van de zijde van de VN duidelijkheid te verkrijgen over de noodzakelijke detaillering van de bewijsvoering bij een claim. Met het VN-secretariaat is inmiddels intensief overleg gevoerd over deze aspecten. Dit heeft geleid tot een voor geheel Defensie duidelijke en werkzame procedure. Defensie zal nu met behulp van de indiening van drie eerste claims bij de VN proberen de afgesproken procedure te bestendigen, waarna de overige claims kunnen worden ingediend. Overigens hebben de in het Rekenkamer-rapport genoemde gevallen van verwonding en overlijden zowel betrekking op militairen van de KL als van de KM.

25.

Wat is de reden dat pas in 1996 is vastgesteld dat de VN nooit de gevraagde nadere informatie met betrekking tot de operatie UNIFIL van Nederland heeft gekregen? Is deze vertraging te wijten aan een gebrekkige administratie?

Naar aanleiding van de indiening van de claims voor «death and disabilities» voor de operatie UNIFIL, heeft de VN, met grote vertraging, aanvullende informatie gevraagd. De aard van de door de VN gevraagde informatie vereiste nader onderzoek en overleg, zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 22. Overigens resulteerde dit overleg erin, dat de VN bereid bleek gedeelten van de ingediende claims te honoreren.

26 en 27.

Welk bedrag zou u vergoed kunnen krijgen voor Inland transportation als u bereid zou zijn deze te declareren bij de VN? Waarom hebt u nog geen claim hiervoor ingediend?

Zijn inmiddels voldoende kosten voor inland transportation gedeclareerd?

Ten aanzien van de claims voor UNPROFOR is Defensie nog in overleg met de VN over het vraagstuk of deze claims volgens het oude of nieuwe vergoedingssysteem worden vergoed. Vergoeding van «Inland Transportation» is slechts mogelijk bij een integrale toepassing van het nieuwe systeem. Indien uiteindelijk gekozen wordt voor de hantering van het nieuwe systeem en daardoor ook de kosten voor «Inland Transportation» declareerbaar zijn, zal Defensie hiervoor omstreeks een bedrag van f 0,7 miljoen bij de VN declareren.

29

Op welke termijn zullen de toezeggingen van de minister van defensie om bepaalde aanbevelingen van de rekenkamer te benutten gestalte krijgen? Kan de regering toezeggen dat de aanbevelingen voor de begroting 1998 zullen zijn overgenomen?

De toezeggingen van de minister van Defensie, zoals opgenomen in zijn in het rapport van de Rekenkamer gevoegde reaktie, zijn inmiddels gestand gedaan. In de 1e suppletore begroting 1997 zijn de afwijkingen op het begrotingsartikel Vredesoperaties reeds per vredesoperatie uitgesplitst. Daarnaast zijn centrale richtlijnen ten aanzien van de uitgavenramingen en tarievenbepaling in het kader van vredesoperaties opgesteld. Deze richtlijnen zijn ondertussen vastgesteld en verspreid en zullen worden toegevoegd aan de financiële aanwijzingen ten aanzien van vredesoperaties. Ten aanzien van de «death and disability» claims vindt onverminderd intensief overleg plaats met het VN-secretariaat in New York om een werkbare procedure voor de indiening van claims te vinden. Het is de bedoeling van Defensie dat nog dit jaar van al de daarvoor in aanmerking komende en nog niet geclaimde gevallen van «death and disability», de claimdossiers in behandeling worden genomen. Naar verwachting zullen eind 1997 de eerste van deze claims aan de VN kunnen worden overlegd.

34.

Zijn er gevallen bekend dat de kosten van VN-vredesoperaties in DAC-landen de bijdrage die het ministerie van OS jaarlijks ter beschikking stelt overschreden zijn geworden? Zo ja, wat betekent dat voor (de hoogte van) de bijdrage van OS? En door wie worden evt. overschrijdingen aangevuld?

Tot aan 1997 is de jaarlijkse bijdrage van OS precies even groot geweest als de contributies aan de VN. Dit komt omdat tot nu toe alle VN-vredesoperaties in DAC-landen hebben plaatsgevonden. Overigens maakt het begrotingsartikel Vredesoperaties met ingang van 1997 integraal deel uit van de homogene groep internationale samenwerking. Hierdoor vervalt de verrekening van de VN-contributies met Ontwikkelingssamenwerking.

35.

Vredesoperaties niet uitgevoerd in VN-verband worden niet vergoed. In hoeverre is er voortgang binnen de NAVO dat vredesoperaties uitgevoerd door deze organisatie door alle lidstaten worden bekostigd (burden sharing)?

De NAVO is in de afgelopen jaren betrokken geweest bij een groot aantal vredesoperaties: Deny Flight, Sharp Guard, IFOR en SFOR. Sinds de NAVO betrokken werd bij (vredes)-operaties in en rondom het voormalige Joegoslavië zijn in het bondgenootschap zeer duidelijke afspraken gemaakt over de financiering. In NAVO wordt het principe «the costs lie where they fall» gehanteerd. Dit wil zeggen de gemeenschappelijke uitgaven, zoals noodzakelijke investeringen (infrastructuur etc) en exploitatie-uitgaven (communicatie etc) worden door de 16 NAVO- lidstaten gemeenschappelijk gefinancierd, terwijl iedere NAVO-lidstaat de uitgaven voor zijn eigen deelname financiert. Daar deze vorm van «burden sharing» zeer overzichtelijk is voor de deelnemende landen en in praktijk goed blijkt te functioneren zijn er binnen het bondgenootschap geen nieuwe initiatieven om andere financieringssystematieken te ontwikkelen.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), voorzitter, Terpstra (CDA), Smits (CDA), ondervoorzitter, Reitsma (CDA), Ter Veer (D66), Ybema (D66), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), A. de Jong (PvdA), Leerkes (U55+), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Noorman-den Uyl (PvdA), vacature (PvdA), Liemburg (PvdA), H.G.J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Hoogervorst (VVD), Van der Ploeg (PvdA), Bakker (D66), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Passtoors (VVD) en Ten Hoopen (CDA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Hessing (VVD), Van de Camp (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Schimmel (D66), Jeekel (D66), Van Zuijlen (PvdA), De Jong (CDA), Van Heemst (PvdA), Van Dijke (RPF), Hendriks (HDRK), Rosenmöller (GroenLinks), Vliegenthart (PvdA), Adelmund (PvdA), Van Zijl (PvdA), Remkes (VVD), Marijnissen (SP), B.M. de Vries (VVD), Van Gelder (PvdA), Giskes (D66), vacature CDA, Verbugt (VVD), Klein Molekamp (VVD) en De Hoop Scheffer (CDA).

Naar boven