25 247
Protocol houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet op de merken; Brussel, 7 augustus 1996

nr. 206
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

's-Gravenhage, 21 februari 1997

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 26 februari 1997. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 28 maart 1997.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 7 augustus 1996 te Brussel tot stand gekomen Protocol houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet op de merken (Trb. 1996, 225)1 .

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

TOELICHTENDE NOTA

De stilzwijgende goedkeuring wordt gevraagd voor het op 7 augustus 1996 te Brussel tot stand gekomen Protocol houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet op de merken (Trb. 1996, 225).

De eenvormige Beneluxwet op de merken (hierna: BMW), bijlage bij het op 19 maart 1962 te Brussel tot stand gekomen Benelux-Verdrag op de merken (Trb. 1962, 58), is een gemeenschappelijke regeling van het merkenrecht in de drie Beneluxlanden.

De wijziging van de BMW is noodzakelijk in verband met verplichtingen die voortvloeien uit twee internationale verdragen en een verordening van de Europese Unie, respectievelijk het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1994, 235), in het bijzonder een onderdeel van dit verdrag – het Verdrag ter bescherming van intellectuele eigendomsrechten en bestrijding van handel in nagemaakte goederen (hierna: TRIP's verdrag) – en het op 27 oktober 1994 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake het merkenrecht (Trb. 1995, 255), en Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte goederen of door piraterij verkregen goederen te verbieden (PbEG L 341) (hierna te noemen: piraterij-verordening).

Doel van het TRIP's verdrag is om in de bij het Verdrag tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie aangesloten landen een minimumniveau van bescherming op het gebied van de intellectuele eigendom te creëren. De BMW voldoet op twee punten niet aan de eisen die het TRIP's verdrag stelt. In de eerste plaats dienen de bepalingen die het recht van voorrang betreffen, te worden aangepast. De kring van personen die gebruik kan maken van het recht van voorrang, wordt in verband met het TRIP's verdrag uitgebreid tot alle onderdanen van de bij het Verdrag tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie aangesloten landen. Het recht van voorrang houdt in dat voor de beoordeling van de rangorde van het Beneluxdepot waarvoor een recht van voorrang wordt ingeroepen, niet de datum van het Beneluxdepot maar de datum van het ingeroepen recht van voorrang in aanmerking wordt genomen. In de tweede plaats dient in de BMW te worden vastgesteld dat merken voor wijnen of spiritualiën, die ten onrechte een oorsprongsaanduiding bevatten, omdat het produkt niet uit het aangegeven gebied afkomstig is, kunnen worden geweigerd, vernietigd of vervallen verklaard.

Het Protocol betreft daarnaast de aanpassing van de BMW aan het Verdrag inzake het merkenrecht. De drie Beneluxlanden hebben het voornemen het verdrag te bekrachtigen.

Het verdrag bevat regels betreffende de verkrijging van een merkrecht, die bijna geheel overeenstemmen met de regels in de BMW. De enige noodzakelijke wijziging van de BMW heeft betrekking op een voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het depot.

Op grond van de piraterij-verordening krijgt de rechthebbende op een merkrecht meer mogelijkheden om tegen nagemaakte goederen op te treden. De douane kan ambtshalve of op verzoek van de rechthebbende nagemaakte goederen vasthouden. De wijziging van de BMW in verband met de piraterij-verordening houdt in dat de rechthebbende voortaan ook kan optreden tegen nagemaakte goederen die zich onder een schorsingsregeling bevinden. Goederen die onder een schorsingsregeling zijn geplaatst bevinden zich reeds op het grondgebied van de Benelux, maar zijn nog niet officieel ingevoerd.

Op grond van artikel 38 BMW heeft het merk de strafrechtelijke bescherming die de nationale wetten verlenen. In Nederland is dit de bescherming van artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht. Deze strafbepaling betreft evenwel niet het uitvoeren, wederuitvoeren of plaatsen onder een schorsingsregeling van door piraterij verkregen goederen. Derhalve zal bij afzonderlijk wetsvoorstel artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht zo worden aangepast dat deze gedragingen er wel door worden bestreken.

Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt de BMW op twee ondergeschikte punten te wijzigen.

Voor een meer uitgebreide toelichting op het onderhavige Protocol wordt verwezen naar het Gemeenschappelijk Commentaar van de Staten op het Protocol, dat hierbij ter informatie wordt bijgevoegd.1

Aangezien de eenvormige Beneluxwet op de merken, wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland geldt, zal de gelding van het onderhavige Protocol zich eveneens tot Nederland beperken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlemen- taire Documentatie.

Naar boven