nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag dat de vaste commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het onderhavige wetsvoorstel heeft
uitgebracht. Graag ga ik hieronder in op de daarin door de leden van de VVD-fractie
gestelde vragen.
Door de jaarlijkse toepassing van de gestandaardiseerde prioriteringsmethodiek,
waarover gesproken wordt in paragraaf 3 van de memorie van toelichting, is
in principe (sinds 1996, toen dit beleid is ontwikkeld en de methodiek voor
het eerst is toegepast voor de prioritering van het subsidiebudget voor 1997)
reeds sprake van jaarlijkse beleidsinhoudelijke en beheersmatige toetsing
van alle subsidiestromen. Daarbij dient echter te worden bedacht dat elke
afzonderlijke subsidie een eigen, op de activiteiten afgestemde en bij toekenning
bepaalde doorlooptijd kent, en dus niet elk jaar opnieuw voor heroverweging
in aanmerking komt. In begrotingstermen gesproken dienen reeds aangegane verplichtingen
te worden uitgefinancierd, zolang de subsidie-uitvoering zich afspeelt binnen
de bij toekenning bepaalde voorwaarden. De ruimte voor prioritering en herallocatie
wordt dan ook niet alleen ingegeven door de budgettaire ruimte, maar ook door
de mate waarin dit budget benodigd is voor reeds eerder toegekende subsidies.
Van een inhoudelijke en beheersmatige toetsing is in het kader van de jaarlijkse
prioritering dan ook met name sprake bij nieuwe subsidievoorstellen.
Bij de subsidies die wel onder deze Kaderwet ressorteren maar buiten de
prioriteringsmethodiek vallen (categorie a, genoemd in paragraaf 3 van de
memorie van toelichting), omdat ze gebaseerd zijn op een zelfstandige regeling,
is in de regeling doorgaans een evaluatiebepaling (en soms ook al op voorhand
een tijdshorizon) opgenomen.
De ontwikkelde prioriteringssystematiek is specifiek voor SZW. De ontwikkeling
van een departementaal subsidiebeleid (voor een deel van de SZW-subsidies)
vloeit vooral voort uit een interne behoefte om op een meer doelmatige wijze
tot allocatie van subsidiegelden te komen, door prioritering op departementaal
niveau.
Een van de uitgangspunten van het departementale subsidiebeleid is het
zoveel mogelijk afstemmen van subsidiëring op concrete output. Deze output-sturing vindt dus plaats via de vormgeving, beoordeling, prioritering
en toekenning van afzonderlijke subsidies zelf (en dus niet via de begroting).
Dat neemt niet weg dat er via de begroting informatie kan worden verstrekt
over de beoogde en/of gerealiseerde output van subsidies. Dit sluit ook aan
bij de begrotingsvoorschriften die vragen om zoveel mogelijk onderbouwing
van begrotingsbedragen (zowel ex ante als ex post).
In het kader van het departementale subsidiebeleid wordt ook bezien in
hoeverre het mogelijk is om voor subsidies doelmatigheidskengetallen te ontwikkelen.
Complicerende factor bij subsidies is echter dat subsidies onderling moeilijk
vergelijkbaar zijn, dat de gesubsidieerde activiteiten niet altijd in een
eenduidig kwantitatief gegeven uit te drukken zijn en dat subsidie vaak slechts
één van de financieringsbronnen is. Deze technische complicatie
doet echter niets af aan ons streven om op output te sturen en daarover via
de begroting informatie te verstrekken.
De Kaderwet beoogt een wettelijke basis te bieden aan de verstrekking
van die subsidies door de Minister van SZW, die niet reeds op een wet zijn
gebaseerd. De inwerkingtreding van deze wet is voorzien op 1 januari 1998,
samenvallend met de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene
wet bestuursrecht (Awb); de inwerkingtreding wordt bij koninklijk besluit
geregeld (zie artikel 9). Vanaf dat tijdstip zullen alle nieuwe subsidiebeschikkingen
worden beheerst door de nieuwe subsidietitel van de Awb en door de Kaderwet.
Gezien het karakter van de Kaderwet is niet voorzien in een evaluatie
van de Kaderwet als zodanig. De wijze waarop de subsidiebepalingen uit de
Awb in de praktijk worden toegepast, maakt onderdeel uit van de in artikel
11:1 voorziene evaluatie van de Awb als geheel. Artikel 4:19 van de Awb voorziet
voorts in een periodieke evaluatie van de doeltreffendheid en effecten van
subsidieverstrekking. De daartoe benodigde gegevens komen beschikbaar, doordat
zowel tussentijds als bij de eindafrekening van de gesubsidieerde kan worden
gevraagd om inzicht te verschaffen in de besteding van de subsidie, de voortgang
van de activiteiten en het project-(eind)verslag. Verplichtingen daartoe worden
opgenomen in een ministeriële regeling, die de SZW-standaardsubsidiebepalingen
zal bevatten.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert