25 240
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Uitleveringswet en de Wet economische delicten betreffende de bepalingen aangaande de procedure in cassatie in strafzaken, herzieningszaken en uitleveringszaken

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 november 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift wordt als volgt gewijzigd:

a. De woorden «en de Wet economische delicten» worden vervangen door: , de Wet economische delicten en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen.

b. De woorden «en uitleveringszaken» worden vervangen door: , uitleveringszaken en zaken in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen.

B

De beweegreden wordt als volgt gewijzigd:

De woorden «en uitleveringszaken» worden vervangen door: , uitleveringszaken en zaken in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen.

C

Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

a. Artikel 436 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt een 1 geplaatst.

2. Een nieuw lid wordt toegevoegd, dat luidt:

2. Aan de verdachte dan wel, indien zich bij de Hoge Raad namens de verdachte een raadsman heeft gesteld, aan de raadsman wordt mededeling gedaan van de dag voor de behandeling van de zaak bepaald.

b. Artikel 439 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de woorden «die hij» ingevoegd: in geschrift.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Aan de verdachte dan wel, indien een schriftuur met middelen van cassatie is ingediend door een raadsman of een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde, aan de raadsman onderscheidenlijk de bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde wordt een afschrift van de conclusie toegezonden.

3. In het vierde lid wordt na «zijn» ingevoegd: of haar.

c. In artikel 440, tweede lid, vervallen de woorden «naar bevind van omstandigheden».

d. Artikel 442 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de woorden «of door een van» vervangen door: en.

2. In het tweede lid worden de woorden «Indien geen diergenen die over de zaak hebben geoordeeld daartoe in staat is» vervangen door: Indien een of meer van diegenen die over de zaak hebben geoordeeld daartoe buiten staat zijn.

D

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 31, vijfde lid, van de Uitleveringswet wordt «het uitleveringsverzoek» vervangen door: het beroep.

b. Aan artikel 31, zevende lid, van de Uitleveringswet wordt de volgende zin toegevoegd: Tenzij de Hoge Raad de zaak zelf kan afdoen zonder in een nieuw onderzoek naar de feiten te treden, gelast hij tegen een door hem te bepalen tijdstip de oproeping van de opgeëiste persoon, zo nodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging.

E

Onder vernummering van de artikelen IV tot en met VIII en IX tot de artikelen V tot en met IX en XI wordt na artikel III een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL IV

De Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de woorden «de uitspraak van de rechtbank» ingevoegd: betreffende het verzoek tot tenuitvoerlegging.

2. De leden 3 tot en met 6 worden vernummerd tot 7 tot en met 10.

3. Het tweede lid wordt vervangen door vijf nieuwe leden, die luiden:

2. Van verklaringen waarbij afstand wordt gedaan van het recht om beroep in cassatie in te stellen, of waarbij een zodanig beroep wordt ingetrokken, geeft de griffier van de rechtbank onverwijld kennis aan Onze Minister.

3. De officier van justitie is, op straffe van niet-ontvankelijkheid, verplicht om binnen een maand nadat hij beroep in cassatie heeft ingesteld, bij de Hoge Raad een schriftuur in te dienen, houdende zijn middelen van cassatie. De veroordeelde die cassatieberoep heeft ingesteld is bevoegd om een zodanige schriftuur bij de Hoge Raad in te dienen vóór de dienende dag.

4. De voorzitter bepaalt na overleg met de procureur-generaal de rechtsdag. De procureur-generaal doet de dag voor de behandeling van het beroep bepaald ten minste acht dagen vóór de rechtsdag aanzeggen aan de veroordeelde. Deze termijn kan, met toestemming van de veroordeelde, worden bekort indien van die toestemming blijkt op overeenkomstige wijze als bepaald in artikel 265, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Bij gebreke van tijdige aanzegging wordt door de Hoge Raad de aanzegging van een nieuwe rechtsdag bevolen, tenzij voor de veroordeelde een raadsman is verschenen. In dat laatste geval kan op diens verzoek uitstel worden verleend.

5. In de gevallen waarin op de zitting de behandeling van het beroep voor een bepaalde tijd wordt uitgesteld of geschorst, heeft geen nieuwe aanzegging aan de veroordeelde plaats.

6. De artikelen 431, 432, 434, eerste lid, 438, 439, 440, eerste lid, 441, 442, 443, 444, 449, eerste lid, 450, 451, 451a, 452, 453, 454, eerste, tweede en derde lid, 455, eerste lid, en 456 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

4. In het achtste lid (oud lid 4) vervallen de woorden «naar bevind van omstandigheden».

F

In artikel VIII (nieuw) wordt «onderdeel C» vervangen door: onderdeel D.

G

Na artikel IX (nieuw) wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL X

Artikel IV is, behoudens de verwijzing naar de artikelen 438 en 443, niet van toepassing op zaken betreffende de overdracht van strafvonnissen waarin op het moment van inwerkingtreding van deze wet de stukken van het geding reeds bij de griffier van de Hoge Raad zijn binnengekomen.

Toelichting

De voorgestelde wijzigingen zijn in de nota naar aanleiding van het verslag reeds toegelicht. Hieraan kan nog het volgende worden toegevoegd.

A, B, E en G

Bij de voorstellen tot wijziging van de cassatieprocedure in strafzaken is de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) ten onrechte niet meegenomen. Dit gebeurt nu alsnog door invoeging van een nieuw artikel IV tot wijziging van artikel 32 WOTS (onderdeel E). Vanwege de verwantschap met uitleveringszaken en de ook bij de afhandeling van WOTS-verzoeken vereiste spoed is daarbij aangesloten bij de procedure van het voorgestelde artikel 31 Uitleveringswet. Dit betekent o.a. dat de veroordeelde een schriftuur kan indienen tot uiterlijk de dag voor de rechtsdag en dat hem de rechtsdag dus tijdig moet worden aangezegd.

De wijziging van artikel 32 lid 1 WOTS betreft een precisering van de voor cassatieberoep vatbare beslissingen, net als wordt voorgesteld in artikel 31 lid 1 Uw. Het cassatieberoep tegen de «uitspraak van de rechtbank betreffende het verzoek tot tenuitvoerlegging» omvat zowel de toelaatbaarheid van de tenuitvoerlegging als de opgelegde straf of maatregel.

De wijziging van de WOTS betekent ook dat het opschrift en de considerans van het wetsvoorstel moeten worden gewijzigd (A en B) en voorts dat het overgangsrecht moet worden geregeld (G).

C

Artikel 436 Sv

Voorgesteld wordt een nieuw tweede lid, inhoudende dat aan de verdachte of – als zich namens hem een raadsman heeft gesteld – aan de raadsman mededeling wordt gedaan van de datum van de rechtsdag. Deze mededeling kan geschieden bij gewone brief aan het laatstbekende adres van de verdachte en hoeft dus niet te worden betekend (zie art. 585 Sv).

Het betreft hier een instructienorm. Of de verdachte tijdig op de hoogte komt van de zitting bij de Hoge Raad, hangt mede af van de vraag of de verdachte ervoor zorgdraagt dat de aan het bij justitie bekende adres verzonden post hem ook daadwerkelijk bereikt.

In de mededeling aan de verdachte dient duidelijk te worden gesteld dat hij niet zelf, maar alleen een advocaat namens hem ter zitting het woord zal mogen voeren.

Artikel 439 Sv

Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag aangegeven stel ik voor om voortaan ook in het geval dat de verdachte geen cassatieschriftuur heeft ingediend en de procureur-generaal bij de Hoge Raad vervolgens concludeert tot «verwerping van het beroep», een afschrift van die conclusie aan de verdachte te zenden en deze de gelegenheid te geven daarop te reageren. Omdat dit betekent dat er altijd een schriftelijke neerslag van de conclusie moet komen, brengt een praktische werkwijze mee dat het OM bij de Hoge Raad voortaan in de bedoelde gevallen niet meer volstaat met een mondelinge conclusie, maar zijn conclusie ter zitting «in geschrift» aan de Hoge Raad voorlegt. Daartoe wordt het eerste lid van artikel 439 aangepast.

Gehandhaafd blijft de regeling dat ingeval een cassatieschriftuur is ingediend door een raadsman of een schriftelijk gemachtigde, het afschrift van de conclusie aan deze raadsman of gemachtigde wordt toegezonden.

De wijziging van het vierde lid is tekstueel van aard.

Artikel 440 Sv

De zinsnede «naar bevind van omstandigheden» voegt niets toe aan de omschrijving van de onderhavige discretionaire bevoegdheid en kan dus worden geschrapt.

Artikel 442 Sv

Op aandrang van enkele fracties wordt het voorschrift dat het arrest door alle raadsheren die over de zaak hebben geoordeeld wordt ondertekend, alsnog gehandhaafd.

D en F

In onderdeel D onder a en onderdeel E worden twee verschrijvingen hersteld. De wijziging voorgesteld in onderdeel D onder b strekt ertoe in de Uitleveringswet beter tot uitdrukking te brengen wat de gang van zaken is na vernietiging van de uitspraak van de rechtbank: indien het mogelijk is de zaak af te doen zonder in een nieuw onderzoek naar de feiten te treden, doet de Hoge Raad de zaak onmiddellijk zelf af, zo niet, dan gaat hij over tot een nieuwe feitelijke behandeling en beveelt hij daartoe de oproeping van de opgeëiste persoon.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven