25 232
Voetbalvandalisme

27 841
Sport, bewegen en gezondheid

nr. 29
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2002

Tijdens het vragenuurtje van dinsdag 23 april jl. heeft de heer Middel gevraagd of een spoedige uitvoering van de gezamenlijke motie van VVD en PvdA (nr. 7, 27 841, 28 000-XVI) mogelijk is. In deze motie wordt de regering verzocht onderzoek te doen naar de wenselijkheid op nationaal niveau tot sportwetgeving te komen, waarin naast de Europese dimensie ook onderwerpen als doping, financiering, accommodaties en commercialisering in de sport aan de orde komen en hierover de Kamer in 2002 te rapporteren. De heer Atsma heeft tijdens hetzelfde vragenuurtje aangegeven graag een reactie te ontvangen op de suggestie van het CDA om de strafrechtelijke meldingsplicht voor voetbalvandalen mogelijk te maken. Tevens wil hij een plan van aanpak om spreekkoren tegen te gaan. U heeft verzocht uiterlijk woensdagmiddag 24 april met een reactie te komen. Door middel van deze brief komen wij aan uw verzoek tegemoet.

Wij hechten eraan hier op te merken dat er sprake is van een tweetal discussies. Ten eerste de door de heer Middel bedoelde motie inzake de eventueel wenselijke sportwet. Hierin wordt de Regering gevraagd onderzoek te doen naar de wenselijkheid op nationaal niveau tot sportwetgeving te komen, waarin naast de Europese dimensie ook onderwerpen als doping, financiering, accommodaties en commercialisering in de sport aan de orde komen.

Het tweede discussiepunt betreft de toezegging van de minister van Justitie tijdens het Algemeen Overleg van 31 januari jl. inzake de bestrijding van voetbalvandalisme waarin hij aangeeft een onderzoek te verrichten naar de Engelse voetbalwet. In dat onderzoek zal bekeken worden of deze wetgeving elementen bevat waarvan overname in al dan niet aangepaste vorm in Nederland aanbeveling verdient met het oog op een effectievere aanpak van voetbalvandalisme. Naar verwachting zal het onderzoek op korte termijn worden afgerond. Uiterlijk voor de zomer zal de Kamer worden ingelicht.

Het onderzoek naar de wenselijkheid van sportwetgeving wordt op dit moment verricht. Een aantal terzake deskundigen is gevraagd advies uit te brengen over de toenemende raakvlakken tussen EU-beleid en sportbeleid en de eventuele consequenties die daar in juridische en beleidsmatige zin aan moeten worden verbonden, zowel in internationaal als in nationaal verband. Over dit onderwerp wordt thans een expertmeeting voorbereid. De uitkomsten hiervan zullen ook worden meegenomen bij de rapportage aan de Kamer. Waar het daarbij om gaat is de specifieke betekenis van Sport voor de samenleving te waarborgen. Tegen die achtergrond hebben ook oriëntaties plaatsgevonden in Frankrijk en Engeland over de instrumenten die in die landen bestaan. Geheel naar de wens van de Kamer wordt op dit moment met voortvarendheid gewerkt aan de uitvoering van de motie Rijpstra en Middel. Zoals toegezegd wordt de Kamer eind juni geïnformeerd over de stand van zaken.

Met betrekking tot de vragen van de heer Atsma het volgende. Zoals te lezen is in het aan de Tweede Kamer op 21 januari jl. toegezonden rapport «het stadionverbod, een onderzoek naar de effectiviteit» bestaat op dit moment reeds de wettelijke mogelijkheid voor een rechter om over te gaan tot het opleggen van een strafrechtelijk stadionverbod met meldingsplicht. Dat bij de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijk stadionverbod (en daarbij mogelijk op te leggen meldingsplicht) problemen kunnen rijzen is bekend. Dat is een reden om dit instrument uitsluitend toe te passen bij notoire voetbalvandalen en bij ernstige feiten. Het tijdsverloop tussen het vergrijp en het ingaan van het stadionverbod kan aanmerkelijk zijn. Het is de rechter die uitspraak doet over het opleggen van een strafrechtelijk stadionverbod; tegen deze rechterlijke beslissing kan een voetbalvandaal altijd een rechtsmiddel instellen. Het opleggen van de meldingsplicht geeft bovendien de nodige praktische problemen. Met alle politieregio's zullen afspraken gemaakt moeten worden, daar supporters door het hele land wonen. Door het Openbaar Ministerie wordt op dit moment bezien of de meldingsplicht in de praktijk makkelijker uitvoerbaar gemaakt kan worden.

Zoals in de voortgangsbrief bestrijding voetbalvandalisme van 17 april 2001 aan u is gemeld, heeft de KNVB vorig jaar een plan van aanpak spreekkoren opgesteld. Op basis hiervan heeft de KNVB de bestaande regels gewijzigd. Deze zijn opgenomen in het handboek Veiligheid van de KNVB. Deze regels bieden naar onze mening voldoende basis om op te treden. Het is echter aan de lokale autoriteiten om hiertoe een beslissing te nemen. Als er discriminatoire spreekkoren in het stadion plaatsvinden geschiedt de bestrijding hiervan in overleg met de waarnemer veiligheidszaken, de veiligheidscoördinatoren van de clubs en de scheidsrechter. In strafrechtelijke zin is de aanpak van spreekkoren lastig, gelet op het feit dat er op individuele basis verdenking en bewijs aanwezig moet zijn. Daar waar individualiseerbaar bewijsmateriaal voorhanden komt, zal door het OM vervolging worden ingesteld.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

Naar boven