25 232
Voetbalvandalisme

nr. 17
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 september 1999

De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, voor Justitie2 en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport3 hebben op 1 juli 1999 overleg gevoerd met minister Peper van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, minister Korthals van Justitie en staatssecretaris Vliegenthart van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

– de brief van de minister van BZK d.d. 25 februari 1999 inzake de evaluatie van het voetbalseizoen 1997/1998 van het CIV (BZK-99–352);

– de brief van de staatssecretaris van VWS inzake het rapport van de commissie-Stekelenburg inzake de PCC en de daarbij geformuleerde reactie (25 232, nr. 14);

– de voortgangsrapportage bestrijding voetbalvandalisme (25 232, nr. 15).

Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Middel (PvdA) was er verheugd over dat afgezien is van feitelijke invoering van de persoonsgebonden clubcard (PCC) waarbij het als heel bijzonder kan worden beschouwd dat alle clubs het advies terzake van de commissie-Stekelenburg gevolgd hebben. Gekozen is voor maatwerk per wedstrijd, maar volstrekt onduidelijk is overigens nog steeds, ook richting de clubs en de supporters, wat moet worden verstaan onder een risicowedstrijd. Hoe denkt de staatssecretaris binnen afzienbare termijn met de clubs en de KNVB tot heldere afspraken op dit punt te komen? Het streven dient in ieder geval gericht te zijn op meer stewards en minder politie in de stadions.

De heer Middel was er voorts voorstander van dat snel wettelijke maatregelen worden genomen om het preventief oppakken van voetbalcriminelen en het fouilleren in de omgeving van het stadion mogelijk te maken.

Vervolgens vroeg hij de staatssecretaris om, mede in het kader van bestrijding van voetbalvandalisme, in overleg met de clubs en de KNVB de mogelijkheid na te gaan om meer stroomlijning aan te brengen in het huidige aantal competitiespeeldagen per week, in de zin van een beperking van dat aantal dagen, en om de Kamer daarover binnen afzienbare termijn te rapporteren. Wellicht leidt dit reeds vanaf het seizoen 2000/2001 tot een andere competitieopzet die minder belang hecht aan de commercie maar die wel meer rekening houdt met bestrijding van voetbalvandalisme.

De heer Rijpstra (VVD) memoreerde dat op 28 juni jl. in het kader van preventief supportersbeleid een convenant is gesloten tussen Top Oss, de gemeente Oss, de politie Brabant-Noord en de stichting voor sociaal-cultureel werk Diagonaal, zijnde het eerste officiële convenant dat in dit kader is getekend. Hij sprak de hoop uit dat binnen de daarvoor gestelde termijn van drie jaar ten aanzien van alle clubs in het betaald voetbal dergelijke convenanten zullen zijn gesloten. Met name de sociaal-preventieve publieksprojecten zullen een zwaar accent moeten krijgen, ook in de beoordeling van de licentievoorwaarden.

Het instellen van externe audits door de KNVB sinds 1998 om de stadions te inspecteren op veiligheid etc. als voorwaarde voor het verkrijgen van een licentie is op zichzelf een uitstekend initiatief. De vraag is wel op welk moment en op grond van welke argumenten daadwerkelijk geweigerd wordt die licentie te verstrekken. Als een stadion niet aan bepaalde veiligheidseisen voldoet, zou verstrekking van een voorlopige licentie ook niet aan de orde mogen zijn. Deelt de minister van BZK de opvatting dat er geen wedstrijden in stadions mogen plaatsvinden indien de veiligheid niet 100% in orde is en kan hij de garantie geven dat de stadions in Nederland voldoen aan de veiligheidseisen?

Op grond van het recent bekend geworden en overvolle speelschema voor de competitie 1999/2000 zou het aanbeveling verdienen wanneer de minister van BZK in zijn contacten met burgemeesters, hun zou mededelen dat het verbieden van wedstrijden onwenselijk is en dat daartoe slechts bij zeer hoge uitzondering zou mogen worden overgegaan. Overigens moet geconstateerd worden dat door het huidige aantal Europa Cup- en competitiewedstrijden, waarbij vooraf al rekening is gehouden met zogenaamde risicowedstrijden, bijna elke dag van de week gevoetbald wordt, hetgeen de vroeg oproept of dit ten goede komt aan de overzichtelijkheid en of dit de grenzen van de politie-inzet niet gaat benaderen. In het kader van de werkzaamheden van de commissie-Mans die de mogelijkheid onderzoekt van het door organisatoren van grootschalige publieksevenementen met een recreatief karakter meebetalen aan de daarmee gepaard politie-inzet, deed de heer Rijpstra de suggestie om te komen tot een andere benadering van dergelijke evenementen waardoor er minder politie ingezet behoeft te worden. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan een team binnen een gemeente dat onder leiding van een politiefunctionaris, een evenement begeleidt. Zo'n evenemententeam is multi-inzetbaar, kent de werkwijze binnen de eigen gemeente en kan het politieapparaat op die manier ontlasten. Via het legessysteem zou een groot deel van de daarmee verbonden kosten kunnen worden gefinancierd.

In het jaarverslag van het Centraal informatiepunt voetbalvandalisme (CIV) komt naar voren dat er tussen gemeenten grote verschillen zijn in de inzet van politie en mobiele eenheid bij vergelijkbare wedstrijden. Kan nader geanalyseerd worden wat de redenen zijn voor die grote verschillen? In dat licht zij tevens verwezen naar de evaluatie van de voetbalrellen in Rotterdam op 25 april, waaruit de gebrekkige communicatiemiddelen en informatiepositie van de politie aldaar tot uiting komt.

De heer Rijpstra ging ervan uit dat, mede met het oog op het EK 2000, de voorgestelde wettelijke en andere maatregelen die betrekking hebben op onder meer de handhaving van de openbare orde, de Kamer spoedig zullen bereiken, inclusief tijdpad van effectuering.

De heer Atsma (CDA) beschouwde de naderende voetbalcompetitie 1999/2000 als een gelegenheid bij uitstek om wat betreft de aanpak van voetbalvandalisme te oefenen voor het EK 2000. Ook de evaluatie van de Rotterdamse voetbalrellen op 25 april jl., waaruit een gebrekkige informatiepositie van de gezagsdragers bleek, kan hierbij een les zijn. Zo dienen er meer mogelijkheden te worden gecreëerd voor de politie op het vlak van het afluisteren, het infiltreren en het stelselmatig observeren van de harde kern van voetbalvandalen. Ook het gebruik van informanten en het inzetten van camera's zouden onder bepaalde voorwaarden, wellicht in combinatie met herijking van de privacybeschermingswetgeving op dit punt, mogelijk moeten zijn. Zijn de bewindslieden bereid en in staat om nog voor Prinsjesdag te komen met een kabinetsstandpunt in dezen?

Hij sloot zich in zijn algemeenheid volmondig aan bij het betoog van de heer Middel over het speelschema in het betaald voetbal.

Waar tijdens de experimenteerfase al gebleken is dat de PCC geen adequaat middel is ter bestrijding van het voetbalvandalisme, was de heer Atsma dan ook buitengewoon ingenomen met de conclusie van de commissie-Stekelenburg terzake.

Voor het garanderen van de veiligheid in en rond de stadions kan een grotere inzet van stewards wel degelijk dienstig zijn, hetgeen ook positieve gevolgen heeft voor de politie-inzet. Verdere ontwikkeling en verbetering van de stewardorganisatie is dan ook nodig, waarbij wellicht ook gekeken dient te worden naar eventuele verruiming van haar wettelijke bevoegdheden.

De heer Atsma was sterk voorstander van het instrument van het opleggen van een stadionverbod in combinatie met niet zozeer een vrijwillige alswel een strafrechtelijke meldingsplicht, zijnde een middel om het vandalisme in brede zin in te perken.

Daarnaast toonde hij zich een uitgesproken voorstander van de mogelijkheid tot het preventief aanhouden en/of bestuurlijk ophouden. Wil het kabinet zich er sterk voor maken dat het desbetreffende wetsvoorstel dat momenteel nog bij de Raad van State ter advisering voorligt, de Kamer nog op een zodanig tijdstip bereikt dat effectuering ervan nog in de komende competitie mogelijk is?

Mevrouw Ravestein (D66) benadrukte dat juist vanwege het streven om het EK 2000 zowel sportief als economisch tot een succes te maken, een gedegen aanpak van voetbalvandalisme essentieel is. Zij kon zich vinden in het voornemen van de staatssecretaris tot het vooralsnog handhaven van de mogelijkheid om bij risicowedstrijden te controleren op het bezit van een clubcard, in plaats van het uitsluitend verbinden van de kaartverkoop aan het bezit van een clubcard, zoals de commissie-Stekelenburg voorstelt. Is dit voornemen overigens aangekaart in het overleg met de KNVB op 26 mei jl.?

Het overzicht van het seizoen 1997/1998 geeft een lichte daling van de inzet van politiepersoneel te zien en een stijging van het aantal oudere supporters dat zich misdraagt. De voorlopige cijfers over het seizoen 1998/1999 tonen echter helaas aan dat die dalende tendens qua politie-inzet zich niet heeft voortgezet en dat het aantal jongere, zich misdragende supporters omvangrijker is geworden. Mevrouw Ravestein was dan ook heel benieuwd naar de definitieve cijfers met betrekking tot het afgelopen seizoen.

De voortgangsrapportage bestrijding voetbalvandalisme (25 232, nr. 15) bevat nogal zware kritiek op de inhoud van de convenanten op lokaal niveau. Welke mogelijkheden heeft het kabinet om die inhoud positief te beïnvloeden? Hoe kan het de gemeenten ertoe bewegen om het tot nu toe nogal teleurstellende aantal sociaal-preventieve projecten, te doen toenemen?

Mevrouw Ravestein wachtte de nadere voorstellen omtrent het juridisch instrumentarium bij groepsgeweld af, maar gaf reeds nu aan dat haar fractie niet bij voorbaat enthousiast te zijn over het bestuurlijk ophouden, gelet op het feit dat hierbij grondrechten van mensen in het geding kunnen zijn.

Zij nam met instemming kennis van het feit dat de oproep van de minister van BZK in de JBZ-raad van februari jl. om te komen tot het vaststellen van Europese maatregelen tegen voetbalvandalisme, daar brede steun heeft ontvangen. In hoeverre wordt het nu mogelijk dat bijvoorbeeld stadionverboden in de verschillende landen beter op elkaar afgestemd worden?

Met het oog op het EK 2000 zijn tussen Nederland en België in de vorm van een verdrag vergaande afspraken gemaakt over wederzijdse politieassistentie. Dit roept wel de vraag op of bijvoorbeeld bij een gezamenlijk optrekken in het kader van een politieactie in België, de Nederlandse agent conform de Belgische gedragsregels moet handelen en deze dus wel pepperspray mag gebruiken, wat in Nederland niet is toegestaan.

Mevrouw Ravestein had grote waardering voor het nuttige werk dat de inmiddels 4 500 stewards verrichten in en rondom de stadions. Gelet op de zwaarte van hun taak, kreeg zij graag nader inzicht in het aantal instromers en uitstromers.

Ten slotte vroeg zij aandacht voor evenementen die om bepaalde wedstrijden heen worden georganiseerd, die op het gebeid van preventie van voetbalvandalisme een belangrijke rol zouden kunnen vervullen.

Mevrouw Hermann (GroenLinks) sloot zich aan bij de opvatting van de staatssecretaris van VWS over de PCC, zoals verwoord in haar brief van 29 april jl.

In dezelfde brief wordt er ten aanzien van de bestuurslasten melding van gemaakt dat het nieuwe systeem van lokaal maatwerk zal leiden tot inzet van zowel politie als stewards. Mevrouw Hermann deed in dit verband de suggestie om de mogelijkheid na te gaan van toevoeging van een derde functie, namelijk die van de stadswacht. De laatste jaren hebben stadswachten binnen gemeenten een heel herkenbare en duidelijke functie gekregen, waarbij het vooral gaat om het preventief functioneren in het publieke domein, zoals stations en terrassen.

Ten aanzien van de doorberekening van politiekosten meende mevrouw Hermann dat handhaving van de openbare orde en opsporing collectieve taken zijn die in geen enkele zin ten laste mogen worden gebracht van particuliere organisaties.

Waar de huidige openbareordebevoegdheden en noodbevoegdheden van de burgemeester, alsmede het strafrechtelijk instrumentarium tekort schieten in situaties waarin op enige schaal ordeverstoringen plaatsvinden, kunnen aanpassingen, zoals bestuurlijke ophouding, gewenst zijn, met overigens wel de nadrukkelijke kanttekening dat de grondrechten voor eenieder gewaarborgd blijven. Er moet dus sprake zijn van duidelijke aanwijzingen of verdenkingen, dan wel signalen uit informatievergaring dat er ergens kwaad broeit.

Hoewel de doelstelling uit 1994 om de politie-inzet bij betaaldvoetbalwedstrijden gedurende vijf jaar jaarlijks met 10% te verminderen niet blijkt te zijn gehaald, blijft het streven van het kabinet er op gericht dat de politie-inzet meetbaar omlaag gaat. Hoewel dat gelet op hetgeen zich maatschappelijk allemaal afspeelt, een ambitieuze doelstelling is, verdient deze gemeenschappelijke aandacht, zo vond mevrouw Hermann.

Antwoord van de regering

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sportconstateerde dat in goed overleg met de KNVB en de commissie-Stekelenburg het traject inzake de PCC is afgerond en dat inmiddels een werkbare formule overeengekomen is, hetgeen onverlet laat dat nog een aantal aspecten nadere uitwerking verdienen.

Hoewel er op centraal niveau geen vaste criteria zijn op te stellen voor het definiëren van risicowedstrijden, dient om te voorkomen dat elke wedstrijd met risico geheel afzonderlijk wordt beschouwd, een aantal landelijke uitgangspunten te worden geformuleerd, waarvan er in het advies van de commissie-Stekelenburg een aantal worden genoemd: onvoldoende controle op de kaartverkoop, de wijze waarop de toegangscontrole plaatsvindt, mogelijke dreiging van confrontaties tussen uit- en thuissupporters, onvoldoende scheiding van rivaliserende supporters, eerdere ervaringen met supporters van bezoekende clubs, geringe geografische afstand, specifieke politie-informatie over harde supportersgroepen, dreigingsanalyse, competitiebelang en andere gelijktijdige lokale evenementen. De in de brief van 29 april aangekondigde standaard checklist in het kader van de definiëring van risicowedstrijden is inmiddels gereed, aan de hand waarvan door de lokale driehoek beoordeeld kan worden in hoeverre er sprake is van een risicowedstrijd.

Het huidige competitieschema is in feite het resultaat van overleg tussen alle betrokkenen, te weten de KNVB, de clubs en de lokale driehoek, waarbij er van mag worden uitgegaan dat afweging van de verschillende belangen heeft plaatsgevonden. De staatssecretaris was overigens bereid om de suggestie van de heer Middel over het meer stroomlijnen van het speelschema onder de aandacht van de KNVB te brengen.

Voorwaarde voor het goed functioneren van het betaald voetbal en om problemen zoals voetbalvandalisme te voorkomen, is een adequaat supportersbeleid waarbij de clubs investeren in een goede binding met hun achterban. Met de start van het landelijk project Sociaal-preventief supportersbeleid in oktober 1998 is een nieuwe stap gezet in de bestrijding van voetbalvandalisme. Voor projecten op lokaal niveau wordt door VWS een startbijdrage beschikbaar gesteld. Inmiddels zijn drie lokale projecten (NEC, Sparta en Top Oss) zover uitgewerkt dat ze in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. Er wordt hard aan gewerkt om meer van dergelijke sociaal-preventieve projecten van de grond te tillen. De staatssecretaris veronderstelde in dit licht dat het mogelijk moet zijn dat binnen de daarvoor gestelde termijn van drie jaar, met alle clubs in het betaald voetbal convenanten over preventief supportersbeleid zullen zijn gesloten. Zij was het eens met de heer Rijpstra dat het sociaal-preventieve aspect een van de wegingsfactoren bij de beoordeling van de licentievoorwaarden zou moeten zijn en sprak haar bereidheid uit, het gesprek hierover met de betrokken partijen aan te gaan.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatiesmerkte in het kader van de definiëring van risicowedstrijden op, als zodanig voorstander te zijn van het hanteren van meer eenduidigheid ten aanzien van de dag en het tijdstip waarop wedstrijden gespeeld worden, al was het alleen maar vanwege zijn voorkeur voor enige rust en voorspelbaarheid in het leven. Naarmate het aantal speeldagen per week wordt teruggebracht, is het gemakkelijker te voorspellen wanneer er sprake is van een risicowedstrijd. Tegelijkertijd dient wel beseft te worden dat wanneer ruim van te voren bepaalde wedstrijden als een risico worden gedefinieerd, de kans aanwezig is dat sommige ervan uiteindelijk geen risico blijken te zijn als gevolg van het tussentijds competitieverloop.

De minister nam aan dat door de introductie van de functie steward in 1994, van wie er inmiddels ongeveer 4500 zijn, de politie-inzet in en rond de stadions is gestabiliseerd, in ieder geval niet is toegenomen ondanks het feit dat de afgelopen tien jaar het voetbalvandalisme, de onrust en de turbulentie rond voetbalwedstrijden zijn toegenomen. Van het effect van het inzetten van stadswachten in dit verband, mogen de verwachtingen evenwel niet al te hoog gespannen zijn. Waar stewards door hun aanwezigheid in en rond het stadion in feite dicht in de buurt van de supporters opereren, fungeren stadswachten meer in het openbare domein. Stadswachten beschikken over minder bevoegdheden dan politiefunctionarissen.

De positieve bewoordingen vanuit de commissie over de voorstellen inzake de bestuurlijke ophouding, waarover de Raad van State binnen enkele weken zal adviseren, de fouillering en de informatiepositie vormen een extra stimulans om de desbetreffende wetgeving die in voorbereiding is, versneld, hopelijk nog voor het EK 2000, in te voeren. Het betreft hier wetgeving die sterk geregeerd wordt door het gedachtegoed dat de beoogde aanpak grondwettelijk en qua Europees recht niet verzandt in ingewikkeldheden, en die beoogt een evenwicht, een instrumentarium te realiseren dat in dat opzicht de toets der kritiek kan doorstaan, maar dat tegelijkertijd degenen aanpakt die het voetbalplezier verzieken van vele duizenden toeschouwers in de stadions, nog los van de miljoenen televisiekijkers.

De minister onderkende het belang van het lokaal convenant en was dan ook graag bereid om zijn reeds enthousiasmerende rol hierin te blijven vervullen, teneinde aan dit fenomeen een zo breed mogelijke invulling te geven.

Hij was het ermee eens dat ten aanzien van de veiligheid in de stadions men geen genoegen kan nemen met een beetje veiligheid. In een recent schrijven heeft de KNVB aangegeven dat de Nederlandse stadions veilig zijn. Bovendien heeft zij een speciale commissie ingesteld die in het bijzonder toeziet op het aspect van de veiligheid. Of stadions voldoende zijn ingericht qua veiligheid wanneer zich calamiteiten voordoen, blijft een punt van aandacht, ten aanzien waarvan de minister graag toezegde zich daarover op korte termijn nog eens te verstaan met de staatssecretaris van VWS en de burgemeesters. Hierbij verdient ook het oefenen van calamiteitenplannen aandacht. Het aspect van de spoedeisende medische hulpverlening bij ongevallen en rampen dient overeenkomstig de daarvoor bestaande algemene structuur aangepakt te worden.

Het verbieden van wedstrijden is in principe onwenselijk, hetgeen onverlet laat dat de ruimte moet blijven bestaan om bij uitzondering, wanneer de omstandigheden daartoe nopen, tot een dergelijk verbod over te gaan.

Volgens de laatste informatie zal de commissie-Mans binnen enkele weken rapporteren over de aanpak bij grootschalige evenementen. Bij de politie en in de bestuurlijke wereld is er terecht de toenemende neiging waarneembaar om de reeds enige tijd wat weggezakte gedachte te activeren dat organisatoren van evenementen zelf zorgdragen voor ordediensten.

De minister was graag bereid het Centraal informatiepunt voetbalvandalisme te verzoeken een analyse te laten uitvoeren naar wat de redenen zijn voor de grote verschillen tussen gemeenten qua inzet van politie en mobiele eenheid. Actoren die aan die verschillen ten grondslag kunnen liggen, zijn onder andere de routing van de supporters en de structuur van de gemeente. Verder is van groot belang dat er een zodanige hoeveelheid agenten ingezet wordt dat niet alleen de veiligheid van de burgers maar ook hun eigen veiligheid daarmee gebaat is.

Tussen België en Nederland zijn ten aanzien van de politiële samenwerking in het kader van Euro 2000 inmiddels goede afspraken gemaakt.

Het fenomeen van stadionverboden is nog betrekkelijk nieuw en wordt als zodanig nog niet veel in het buitenland gehanteerd. De minister zegde toe bij de nadere discussie over het EK 2000 nader in te gaan op de specifieke vraag hieromtrent van mevrouw Ravestein.

De minister van Justitie refereerde in reactie op de vraag of bijzondere opsporingsbevoegdheden zouden moeten worden ingezet bij het bestrijden van voetbalvandalisme, aan de wet bijzondere opsporingsmethoden die 1 februari 2000 in werking treedt. De reden voor deze wetgeving is ingegeven door het feit dat er in het verleden nogal eens oneigenlijk gebruik werd gemaakt van opsporingsmethoden in met name het strafrechtelijk traject. Grote voorzichtigheid is dan ook geboden om dit soort opsporingsmethoden in te zetten voor bijvoorbeeld de openbare orde. Overigens is observatie wel degelijk mogelijk in het geval van verdenking van een misdrijf. Voorzover die niet stelselmatig is, kan observatie bovendien plaatsvinden op grond van artikel 2 van de Politiewet of artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering. Ook informanten kunnen in beginsel worden gebruikt als de aard van de gepleegde strafbare feiten daartoe aanleiding geeft. Infiltratie kan plaatsvinden in het geval van een criminele organisatie. Hoewel niet uitgesloten, is daar in beginsel niet snel sprake van bij voetbalvandalisme. Uiteraard zal de Kamer in het kader van de begroting 2000 nader worden geïnformeerd omtrent een en ander.

Het instrument van de strafrechtelijke meldingsplicht kan pas ingezet worden wanneer vast is komen te staan dat er sprake is van een strafbaar feit. Daarnaast zou overgegaan kunnen worden tot een civielrechtelijk stadionverbod op grond van wandaden binnen het stadion die niet tot een strafrechtelijke zaak aanleiding geven. Vervolgens dient gerealiseerd te worden dat het opleggen van een strafrechtelijke meldingsplicht geschiedt door de rechter. Het openbaar ministerie kan slechts verzoeken om een dergelijke meldingsplicht, hetgeen dan moet gebeuren in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis waarbij als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd die meldingsplicht. Men zou zich zelfs de vraag kunnen stellen of dat niet neerkomt op een oneigenlijk gebruik van de voorwaarde tot schorsing, aangezien men die meldingsplicht dan in feite gebruikt als strafmiddel. Om die reden gaf de minister de voorkeur aan een civielrechtelijk stadionverbod, zoals opgenomen in de OM-richtlijn van maart 1998, ten aanzien waarvan het overigens wel noodzakelijk is dat het systeem als zodanig waterdicht is en betrokkene niet langs andere wegen het stadion kan betreden. Er zal dan ook sprake dienen te zijn van een adequate toegangscontrole gecombineerd met het innemen en blokkeren van de clubcard, van een goed werkend voetbalvolgsysteem en van een zodanig supportersbeleid dat men de betrokkene herkent.

Nadere gedachtewisseling

De heer Middel (PvdA) ging ervan uit dat de Kamer nog nader zal worden gerapporteerd over de definiëring van risicowedstrijden.

Ten aanzien van de bevordering van de veiligheid in de stadions is er sprake van een bijzondere rol van de KNVB, daar deze bond in dezen zowel speler in het spel als controleur en toezichthouder is, hetgeen toch bijzondere aandacht van de overheid vereist.

Met grote klem bracht de heer Middel nogmaals onder de aandacht het voor zijn fractie zeer serieuze punt van het competitieverloop. Er zijn veel belangen in het betaald voetbal, maar het grootste belang is dat van de supporter, de echte voetballiefhebber die zich niet laat leiden door vandalisme. Om het betaald voetbal gezond te houden, is een verandering van speelschema noodzakelijk. Hij vroeg de bewindslieden dan ook om op korte termijn met nadere informatie te komen.

De heer Rijpstra (VVD) zou nog graag nader geïnformeerd worden over de status van de licentiecommissie, in de zin of zij ook daadwerkelijk tot sancties kan overgaan.

Hoewel hij er niet afwijzend tegenover stond dat nader overleg plaatsvindt met de KNVB over het competitieverloop, bleef hij wel ten principale van mening dat de eerste verantwoordelijkheid in dezen ligt bij die bond.

De heer Atsma (CDA) sloot zich aan bij het pleidooi van de heer Middel omtrent het competitieverloop.

Refererend aan de opmerking van de minister van BZK over de miljoenen televisiekijkers vroeg hij de staatssecretaris van VWS of ook zij van mening is dat Nederlandse competitiewedstrijden uitgezonden moeten kunnen blijven worden op het open net.

De heer Atsma bespeurde enig nuanceverschil in de beantwoordingen van de minister van BZK en de minister van Justitie naar aanleiding van zijn verzoek om de Kamer voor Prinsjesdag te informeren over de plussen en minnen van observatie, infiltratie, afluisteren etc., teneinde nog voor het EK 2000 tot een eventueel wettelijk kader hieromtrent te kunnen komen.

Mevrouw Hermann (GroenLinks) releveerde dat de voorlopige cijfers over het seizoen 1998/1999 een stijging van het aantal jongere supporters dat is aangehouden, te zien geeft en vroeg de staatssecretaris derhalve dit aspect nader te betrekken bij het jeugdbeleid.

De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Welzijn en Sportnam de oproep van de heren Middel en Atsma over het competitieverloop wel degelijk serieus, maar zij wenste wel enige relativering aan te brengen wat betreft de mogelijkheid van de overheid om daarop echt invloed uit te oefenen, gelet op de wijze waarop het speelschema totstandkomt en de manier waarop de verantwoordelijkheden terzake verdeeld zijn. Zij was overigens graag bereid het gesprek hierover met de KNVB aan te gaan. In de stuurgroep Voetbalvandalisme is inmiddels afgesproken om in het najaar nader van gedachten te wisselen over een eventuele driedeling qua type wedstrijden, te weten normale wedstrijden, wedstrijden met een verhoogd risico en risicowedstrijden. De Kamer zal nader gerapporteerd worden over het verdere verloop van die discussie.

Gelet op het strikte voornemen van de KNVB om de stadions stringent te beoordelen op aspecten van veiligheid, mag ervan worden uitgegaan dat de licentiecommissie zonodig sancties zal opleggen. In een aantal gevallen is overigens ontheffing verleend in verband met verbouw en wat dies meer zij.

De lijst van sportevenementen die in aanmerking zouden moeten komen voor uitzending op het open net, is omvangrijk. Criterium daarbij is dat het moet gaan om evenementen die een nationale uitstraling en impact hebben.

Het sociaal-preventief supportersbeleid richt zich met name op jongeren en dient binnen het lokale preventieve jeugdbeleid een plaats te krijgen. Het zijn namelijk vaak dezelfde groepen jongeren die de problemen veroorzaken.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatieswas graag bereid om terzake van de veiligheid in en rond de stadions binnenkort een schrijven te richten tot de desbetreffende burgemeesters. Hoewel de eerste verantwoordelijkheid in dezen ligt bij de KNVB en de clubs, heeft de overheid er wel op toe te zien via brandweerinspectie en anderszins of die veiligheid in orde is.

Naar verwachting eind augustus van dit jaar zal een wetsvoorstel inzake de informatiepositie van de politie gereedkomen.

De minister van Justitie zegde de Kamer een aparte notitie toe over de plussen en minnen van observatie, infiltratie, afluisteren etc.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Cloe

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van Heemst

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Essers

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP) en Balemans (VVD).

Plv. leden: Van den Doel (VVD), Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van Oven (PvdA), Brood (VVD), Apostolou (PvdA), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP) en Essers (VVD).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), voorzitter, Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), O. P. G. Vos (VVD), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA) en Brood (VVD).

Plv. leden: Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Wagenaar (PvdA), Van Vliet (D66), Arib (PvdA), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), De Graaf (D66), Karimi (GroenLinks), Schutte (GPV), Santi (PvdA), Van den Doel (VVD), Rietkerk (CDA), Rijpstra (VVD), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Passtoors (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), Eurlings (CDA) en Kamp (VVD).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Essers (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Rouvoet (RPF), De Vries (VVD), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Gortzak (PvdA), Hermann (GroenLinks), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD) en Van der Hoek (PvdA).

Plv. leden: Van 't Riet (D66), Rehwinkel (PvdA), Eurlings (CDA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Van de Camp (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Ravestein (D66), Weekers (VVD), Schutte (GPV), Cherribi (VVD), Schimmel (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Belinfante (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP), O. P. G. Vos (VVD) en Hamer (PvdA).

Naar boven