25 232
Voetbalvandalisme

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN JUSTITIE EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 20 november 1998

Met het oog op het algemeen overleg met de vaste commissies voor BZK en voor VWS en voor Justitie van uw Kamer over de bestrijding van voetbalvandalisme, wordt in het onderstaande een overzicht gegeven van de stand van zaken met betrekking tot diverse activiteiten op het gebied van de bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld. Ter zake van de evaluatie van de wereldkampioenschappen in Frankrijk (1998) en de Europese Kampioenschappen in 2000 wordt u afzonderlijk geïnformeerd.

Onderwerpen die achtereenvolgens aan de orde komen zijn:

1. Trends voetbalseizoen 1997–1998

2. Sociaal-preventief supportersbeleid

3. Invoering en evaluatie persoonsgebonden Club Card

4. Naleving veiligheidsvoorwaarden KNVB

5. Harmonisering begrippen «knelpunt» en «risicowedstrijd»

6. Monitor beleidskader

7. Combivervoer van supporters

8. Lokale convenanten

9. Model-APV

10. Uitbreiding Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme

11. Uitwerking meldingsplicht

12. Voetbal Volg Systeem

13. Meldpunt voetbalvandalisme

14. Informatie-inwinning door politie

15. Tactisch model interventiestrategieën

16. Preventieve bestuurlijke aanhouding

17. Internationale politiesamenwerking

18. Uitwerking Resolutie Europese Unie

1. Trends voetbalseizoen 1997–1998

Vooruitlopend op het evaluatierapport over het wedstrijdseizoen 1997–1998 heeft het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) ons geïnformeerd over de trends van dat seizoen. Hieronder wordt een korte feitelijke beschrijving gegeven. Het evaluatierapport wordt u, zoals gebruikelijk, zo spoedig mogelijk na verschijning ervan in december, toegezonden.

De KNVB heeft zich uitgesproken over 165 wanordelijkheden, waarvan de meerderheid betrekking had op spreekkoren (verbaal geweld) in de stadions.

Het aantal door de KNVB opgelegde stadionverboden bedroeg in seizoen 1997–1998 792. In vergelijking met het vorige seizoen is dat een stijging van 413 stadionverboden. Ten opzichte van het seizoen daarvoor (1995–1996: 176) zijn bijna viermaal zoveel stadionverboden opgelegd. De toename is deels het gevolg van de gewijzigde richtlijn van het Openbaar Ministerie en de stroomlijning van de informatievoorziening van het OM naar de KNVB. Voorts is het aantal stadionverboden het gevolg van het gevoerde lik-op-stuk-beleid en de aanscherping van de procedure ter zake door de KNVB.

Hoewel de stadionverboden slechts een middel zijn en geen doel, is waarneembaar dat door het gevoerde uitsluitingsbeleid de balans tussen aanhoudingen en stadionverboden steeds meer in evenwicht komt.

Op dit moment zijn er 456 stadionverboden van kracht.

Gedurende het voetbalseizoen 1997/1998 zijn er in totaal 1287 personen aangehouden. Dit is ten opzicht van het seizoen 1996/1997 een vermindering van 327. Minder aanhoudingen wil echter niet per definitie zeggen dat er ook minder incidenten waren. De afname is met name het gevolg van het gevoerde lik op stuk beleid en het effect van de stringent opgelegde en gecontroleerde stadionverboden.

Over het aantal incidenten en de inzet van politie in het seizoen 1997/1998 zijn op dit moment nog geen cijfers beschikbaar. In het genoemde evaluatierapport van het CIV wordt hierop nader ingegaan.

2. Sociaal-preventief supportersbeleid

In een werkgroep onder voorzitterschap van VWS wordt momenteel gewerkt aan de afronding van een projectplan, dat voorziet in een landelijke aansturing en coördinatie alsmede de uitvoering van sociaal-preventieve projecten op lokaal niveau. Het raamwerk hiervoor is in juni jl. vastgesteld.

Inmiddels is een projectorganisatie ingesteld, die de clubs en de gemeenten gaat ondersteunen bij het opzetten van lokale projecten. Door de landelijke projectcoördinator wordt op korte termijn een werkplan opgesteld.

De projectorganisatie heeft haar zetel bij de KNVB, waartoe deze een bureau sociaal-preventief publieksbeleid heeft ingesteld. De financiering van het projectthema wordt door VWS en de KNVB gezamenlijk verzorgd. De projecten op lokaal niveau zullen voornamelijk moeten worden gedragen en gefinancierd door club en gemeente, waarbij wordt gestreefd naar maatwerk per situatie. Inmiddels hebben enkele clubs zich als deelnemer aan het landelijk project aangemeld. Ter ondersteuning wordt voor de projecten op lokaal niveau een startsubsidie per project beschikbaar gesteld door VWS. De KNVB zoekt eveneens naar mogelijkheden voor een bijdrage gericht op de voetbalclubs.

Binnen het kader van het sociaal preventief supportersbeleid zal tevens het project «de Held» een plaats krijgen. Dit project is in het begin van 1996 in Den Haag met veel succes van start gegaan en is gericht op het tegengaan en terugdringen van pestgedrag, racisme en discriminatie binnen de school, de wijk en op de tribune. Onderdeel van dit project is het bezoek aan onder meer scholen door spelers en trainers van de betreffende betaald voetbalorganisatie. Inmiddels is in Utrecht, eveneens met succes, een vergelijkbaar project opgezet. Het voornemen bestaat eruit dit concept landelijk door te trekken, passend binnen het raamwerk van de landelijke aanpak.

3. Invoering en evaluatie persoonsgebonden Club Card

Zoals bekend is eerder besloten de bestaande Club Card om te vormen tot persoonsgebonden Club Card (PCC) en deze gefaseerd in te voeren.

Mede op grond van de resultaten van een pilot bij een drietal clubs vorig jaar, is begin dit jaar tussen overheid en KNVB overeengekomen dat dit jaar met een aantal clubs verdere ervaring zou worden opgedaan en dat als een streefdatum voor integrale invoering 1 augustus 1999 zou worden aangehouden.

De KNVB heeft overigens ten aanzien van deze datum een voorbehoud gemaakt, afhankelijk van de resultaten van de ervaringen.

De Staatssecretaris van VWS heeft aan K+V organisatie adviesbureau te Arnhem opdracht verleend voor het opstellen van een evaluatierapport inzake de PCC. Conform afspraak is dit rapport deze week aan de Staatssecretaris aangeboden. Het rapport is u op 16 november jl. door de Staatssecretaris van VWS toegezonden. Kortheidshalve mogen wij u naar de inhoud daarvan verwijzen.

Uit het rapport blijkt dat de PCC in de voetbalwereld omstreden is en dat er veel knelpunten zijn rondom de invoering van de PCC.

Thans is de vraag aan de orde hoe verder te gaan met de PCC, als één van de schakels uit het Beleidskader voetbalvandalisme.

De Staatssecretaris van VWS heeft deze vraag aan de orde gesteld in een overleg met het bestuur Betaald Voetbal van de KNVB, met het verzoek uiterlijk in de loop van de maand december nadere voorstellen te doen over de consequenties van het evaluatierapport.

Daarbij is het van groot belang dat sprake zal zijn van een concrete én afdwingbare inzet van de clubs met betrekking tot preventie en garantie van de veiligheid in en rond het stadion.

Zodra de voorstellen van de KNVB zijn ontvangen, zal de Staatssecretaris van VWS u daarover nader informeren.

4. Naleving veiligheidsvoorwaarden KNVB

De KNVB verstrekt licenties aan de clubs waarvan de veiligheidsvoorwaarden een integraal onderdeel vormen. Deze veiligheidsvoorwaarden zijn opgenomen in het zogenaamde «blauwe veiligheidsboek.» Hierin staan de voorwaarden, richtlijnen en aanbevelingen veiligheidsbeleid alsmede de voorschriften voor de clubs uit het betaald voetval voor de organisatie van orde en veiligheid bij wedstrijden. De controle op de naleving van de veiligheidsvoorwaarden alsmede de veiligheidsstaat van de voetbalstadions, is in opdracht van de KNVB door NOC*NSF in april afgerond. De clubs en de burgemeesters zijn door de KNVB geïnformeerd door middel van individuele rapportages per stadion. De geconstateerde knelpunten betroffen onder meer het ontbreken van video-installaties, onvoldoende scheiding tussen speelveld en tribune en het ontbreken van een formele goedkeuring voor een calamiteitenplan.

De KNVB is van mening dat het merendeel van de geconstateerde tekortkomingen geen bedreiging vormt voor de directe veiligheid binnen de stadions. Dat neemt echter niet weg dat deze tekortkomingen op termijn opgelost dienen te worden.

Inmiddels is het merendeel van knelpunten opgelost. In een aantal gevallen is dispensatie verleend, hetgeen uitsluitend gebeurt met toestemming van de lokale driehoek. Bijgaand treft u een overzicht aan van de bevindingen wat betreft de veiligheidseisen aan de accommodaties alsmede de ontheffingen van het seizoen 1998–1999 (bijlagen I en II)1. Controle op de naleving zal gedurende de komende seizoenen gebeuren door de KNVB-waarnemers. De KNVB zal jaarlijks een rapportage aan de burgemeesters toesturen over de naleving van de licentievoorwaarden door de club in hun gemeente. Naar verwachting zal de eerstkomende rapportage eind november worden afgerond.

Voor wat betreft het sanctiestelsel voor niet naleving van de licentievoorwaarden kan worden opgemerkt dat dit met ingang van 16 augustus jl. conform de voorgestelde standaardisering in werking is getreden. De sanctie varieert van een geldboete tot het niet mogen spelen van een wedstrijd. De uiterste sanctie bestaat uit het intrekken van de licentie. Dit gebeurt als de directe veiligheid voor de toeschouwers in het geding is. Daarvan is tot op heden geen sprake geweest.

De combinatie van de getroffen maatregelen in de stadions, het toezicht op de licentievoorwaarden en de installering van de onafhankelijke veiligheidskamer geven ons aanleiding om te concluderen dat de KNVB op dat punt haar verantwoordelijkheden in voldoende mate nakomt. De staatssecretaris van VWS neemt zich voor de ontwikkelingen terzake te blijven volgen.

5. Harmonisering begrippen «knelpunt» en «risicowedstrijd»

Door de KNVB is erop gewezen dat het aantal bij de voorbereiding van de samenstelling van het competitieprogramma opgegeven knelpunten jaarlijks toeneemt.

Een van de mogelijke oorzaken daarvan is dat de begrippen «knelpunt» en «risicowedstrijd» verschillend worden geïnterpreteerd en dat door betrokkenen een ander gewicht aan de begrippen wordt gegeven. De genoemde begrippen zijn sterk verbonden met de mate waarin de openbare orde zal worden verstoord of de vrees hiervoor. Vooropgesteld dat openbare orde een diffuus en veelomvattend begrip is, waarvan de invulling op lokaal niveau moet plaatsvinden, is door de interdisciplinaire Stuurgroep bestrijding voetbalvandalisme en -geweld besloten heldere criteria en uitgangspunten te formuleren die moeten leiden tot harmonisering van het gebruik van de begrippen. Deze harmonisering en een toenemend vertrouwen van de lokale driehoeken in de veiligheidsorganisatie van de clubs zullen te zijner tijd een afname van het aantal knelpunten en risicowedstrijden kunnen opleveren.

Als uitgangspunt voor de harmonisering is genomen dat informatie over incidenten rondom een wedstrijd tussen twee clubs die zich langer dan twee jaar geleden hebben voorgedaan, niet bepalend moeten zijn bij de opgave van een knelpunt of de kwalificatie van die wedstrijd als risicowedstrijd.

6. Monitor Beleidskader

In de brief van onze ambtsvoorgangers in deze van 23 januari 1998 (Kamerstukken II 1997–1998, 25 2323, nr. 8) was reeds aangegeven dat ter evaluatie van de uitvoering van het Beleidskader bestrijding voetbalvandalisme en -geweld een monitor zal worden ingesteld. Mede gezien de nog geringe looptijd van het Beleidskader, is ervoor gekozen te volstaan met een beperkte evaluatie met als belangrijk hoofddoel het feitelijk vaststellen in hoeverre de gemaakte afspraken uit het Beleidskader zijn gerealiseerd. Dit betekent dat de periodieke evaluatie zich in eerste instantie richt op het proces van de uitvoering van het Beleidskader. Gelet op de invoeringsdatum van het Beleidskader (eind september 1997) en de tijd die nodig is om een en ander in te voeren, ligt het voor de hand de eerste beoordeling af te sluiten één jaar na invoering, op 1 oktober 1998 derhalve.

Het onderzoek naar de naleving van het Beleidskader is op 1 oktober jl. gestart. In januari zullen de resultaten hiervan worden vastgesteld door de interdisciplinaire Stuurgroep. Wij zullen u hierover nadien informeren.

Overigens is in deze brief, voorzover nu al mogelijk, reeds aangegeven hoe het staat met de uitvoering van de in het Beleidskader vastgelegde afspraken.

7. Combivervoer van supporters

De lokale regelingen van combivervoer van supporters leveren een positieve bijdrage aan de beheersing van mogelijke verstoringen van de openbare orde.

Tijdens het genoemde algemeen overleg op 1 april 1998 is de regeling van combivervoer van supporters naar uitwedstrijden, aan de orde geweest. In de gevallen dat supporters niet woonachtig zijn in de stad van hun favoriete club, moeten zij soms ver omreizen om uitwedstrijden te kunnen bezoeken. Deze problematiek speelt met name bij de grote clubs met een landelijke uitstraling.

Zonder afbreuk te doen aan de positieve elementen van combivervoer zou bijstelling van de combiregeling kunnen bestaan uit het laten instappen van supporters op een aantal halteplaatsen buiten de thuisstad van de club en/of op tussenhaltes tijdens de route. Bij sommige clubs zijn hiermee goede ervaringen opgedaan. De mate waarin het creëren van haltes mogelijk is, is echter sterk afhankelijk van de lokale en de regionale situatie en het veiligheidsniveau dat kan worden bereikt. De controle van de aan het combivervoer deelnemende supporters door stewards speelt daarbij een belangrijke rol.

8. Lokale convenanten

Tijdens het algemeen overleg op 1 april jl. heeft de toenmalige Minister van BiZa aangegeven ernaar te streven dat in alle gemeenten met betaald voetbal een convenant is afgesloten tussen de gemeente, politie, openbaar ministerie en de voetbalclub(s).

De convenanten zijn nodig om aan de in het Beleidskader afgesproken ketenbenadering een lokale invulling te geven. In de convenanten worden onderlinge afspraken hieromtrent vastgelegd.

Doordat diverse clubs in één gemeente spelen, dan wel er regionale samenwerking is gezocht, bedraagt het totaal af te sluiten aantal convenanten 30. Momenteel zijn er 29 convenanten afgesloten. In één gemeente wordt momenteel nog overleg gevoerd over het af te sluiten convenant. Naar verwachting zal ook dit convenant op korte termijn worden ondertekend.

9. Model-APV

De ontwikkeling van gewijzigde bepalingen op het gebied van voetbalwedstrijden in de model-Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de VNG verkeert in een afrondend stadium. In de nieuwe bepalingen zal een artikel worden opgenomen op grond waarvan de burgemeester de bevoegdheid krijgt supporters uit de omgeving van het stadion te weren.

10. Uitbreiding Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme

In haar vergadering van 16 juli jl. heeft de interdisciplinaire Stuurgroep ingestemd met de taakuitbreiding en de hiermee verbandhoudende capaciteitsuitbreiding van het CIV (met drie personen). Ten gevolge van de taakuitbreiding zal het CIV, naast de bestaande taken, de volgende taken gaan uitoefenen:

– beheer van het Voetbal Volg Systeem: het begeleiden van en de kwaliteitscontrole op het eenduidig en daadwerkelijk vullen van het geautomatiseerde gegevensbestand;

– beleidsadvisering zowel nationaal als internationaal;

– het maken van tactische en strategische analyses op basis van de beschikbare informatie en deze actief per wedstrijd doen toekomen aan de regio's;

– het coördineren en initiëren van de politietaken in het beleidskader;

– het voeren van het secretariaat van diverse overleggremia op nationaal niveau;

– het actief ondersteunen van lokale processen in de regio's bij de voorbereiding van wedstrijden en bij opsporingsonderzoeken na incidenten;

– het ondersteunen en adviseren bij grote nationale- en internationale evenementen;

– het initiëren en ondersteunen van nationale en internationale politiële informatiestromen;

– het ondersteunen van de implementatie van de nieuwe inlichtingentaak van de Regionale Inlichtingen Diensten (RID's);

– het in stand houden, administreren, archiveren en verspreiden van de informatie voortvloeiende uit het «meldpunt voetbalvandalisme»;

– de informatieverzameling ten behoeve van het monitoren van het beleidskader.

U bent reeds eerder geïnformeerd over de uitbreiding van het CIV in de genoemde brief van 23 januari jl. De feitelijke invoering van de uitbreiding zal op 1 januari 1999 zijn beslag krijgen.

11. Uitwerking meldingsplicht

Door de interdisciplinaire Stuurgroep is besloten dat lokale afspraken tussen clubs en de politie, over medewerking van de politie aan de civielrechtelijke meldingsplicht, zullen worden gestimuleerd. Inmiddels heeft de Raad van Hoofdcommissarissen (RHC) zich uitgesproken voor medewerking door de politie aan de uitvoering van de civielrechtelijke meldingsplicht. Ter stroomlijning van de meldingsprocedure wordt door de KNVB en de RHC een standaardprocedure ontwikkeld. Uitwerking van de afspraken over de meldingsplicht dient op lokaal niveau te geschieden tussen club en lokale politie. Dit kan betekenen dat de melding op politiebureaus kan worden gedaan. In het land zijn reeds enkele projecten van start gegaan, zoals in Den Haag.

12. Voetbal Volg Systeem

Momenteel wordt het Voetbal Volg Systeem (VVS) in een pilotomgeving uitgetest. Deelnemers in de pilot zijn de politieregio's Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Amsterdam-Amstelland, alsmede de bij die regio's behorende arrondissementsparketten en voetbalclubs (ADO Den Haag, Feyenoord en Ajax). Ten behoeve van de ontwikkeling van het VVS en de pilot is door de Ministeries van Justitie en BZK gezamenlijk een bedrag van f 420 000,– ter beschikking gesteld. Dit bedrag omvat personele kosten van het projectbureau VVS, organisatiekosten, kosten voor de ontwikkeling van programmatuur en aanschaf van de benodigde apparatuur en onderzoeks- en communicatiekosten.

Door knelpunten van technische en organisatorische aard is de pilot nog niet overal gestart. Anderzijds worden andere korpsen, op hun verzoek, reeds op het systeem aangesloten.

De pilot heeft voorts enige vertraging opgelopen in verband met de aansluiting van derden (KNVB en clubs) op het systeem. Probleem hierbij is dat het gaat om een politie/justitie-systeem (Podacs) waarop derden geen aansluiting kunnen krijgen. Inmiddels is besloten dat derden via het zogenoemde «Politie partner Net» een aansluiting zullen krijgen op het VVS. Naar verwachting zal dit eind 1998 worden gerealiseerd.

13. Meldpunt voetbalvandalisme

Door de interdisciplinaire Stuurgroep is besloten een meldpunt voetbalvandalisme in te richten. Het meldpunt is bedoeld om de informatiepositie van de politie te versterken en wordt ondergebracht bij het CIV. Op dit meldpunt wordt de ontvangen informatie verwerkt en zonodig doorgeleid aan de belanghebbende instanties, zoals de KNVB, gemeenten, openbaar ministerie en politie.

Momenteel worden voorbereidingen getroffen om het meldpunt operationeel te maken. Naar verwachting zal dit vanaf 1 januari 1999 het geval zijn. Het meldpunt zal voor een proeftijd van ten minste een half jaar functioneren. Vervolgens wordt besloten over het definitief openstellen van het meldpunt.

14. Informatie-inwinning door politie

In eerdere brieven aan uw Kamer is aangegeven dat bezien zal worden of een aanvullende wettelijke bevoegdheid nodig is ter inwinning door de politie van informatie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. Een onderzoek hiernaar is gaande in samenwerking met de Raad van Hoofdcommissarissen. Door de RHC wordt een expertmeeting georganiseerd, waarin onder andere op dit onderwerp wordt ingegaan. Na afronding van het hieruit voortvloeiende advies zal de minister van BZK hierover een standpunt innemen.

15. Tactisch model interventiestrategieën

De inzet van politiemensen bij voetbalvandalisme geschiedt volgens de reguliere procedures voor bijzonder of grootschalig optreden. De Inspectie voor de Politie heeft een rapport uitgebracht getiteld: «Paraatheid, niet alleen een kwestie van opschalen». Dit rapport hebben de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie u toegestuurd, vergezeld van hun standpunt (brief van 22 oktober 1998, kenmerk EA98/519 895).

Naar aanleiding van dit rapport wordt een referentiekader voor grootschalig politieoptreden ontwikkeld, met behulp waarvan de voorbereiding op en de uitvoering van grootschalig optreden kan plaatsvinden en zonodig achteraf kan worden getoetst. Het referentiekader moet het hele traject van grootschalig optreden bestrijken, van het optreden in kleine eenheden met gewone middelen tot en met het inzetten van de mobiele eenheden. Voor het verloop van de inzet moeten standaarden worden ontwikkeld. Standaarden bevorderen de kwaliteit van de taakuitoefening en zijn wenselijk bij het verlenen van onderlinge bijstand tussen korpsen. Het m.e.-concept moet in dit kader tegen het licht gehouden worden. Hierbij moet worden gekeken naar zaken zoals: het aantal m.e.-pelotons, de alarmering en reactietijd, oefenplicht en nieuwe, flexibeler organisatievormen. Andere onderwerpen die aandacht krijgen zijn: opleiding en training, de regelgeving, de informatievoorziening en het toetsbaar maken (normeren) van de paraatheid.

Inmiddels is een werkgroep uit de politiepraktijk, onder auspiciën van de Raad van Hoofdcommissarissen in samenspraak met het ministerie van BZK, gestart met de uitwerking van deze activiteiten.

16. Preventieve bestuurlijke aanhouding

Het reeds aangekondigde onderzoek naar de relatie van openbare ordebevoegdheden en grondrechten, vrijheidsontneming en beperking van de bewegingsvrijheid in het bijzonder, bevindt zich in een afrondend stadium. Naar verwachting zal het rapport nog dit jaar uitkomen. Daarin zal zijn aangegeven in hoeverre een regeling omtrent de bestuurlijke aanhouding van voetbalvandalen en andere (potentiële) ordeverstoorders, juridisch mogelijk is.

17. Internationale politiesamenwerking

De internationale politiesamenwerking is het afgelopen seizoen geïntensiveerd. Bij wedstrijden van de diverse Nederlandse clubs in het verband van de Europacup is samenwerking tussen politiekorpsen van de betrokken landen haast vanzelfsprekend. De operationele contacten met de buitenlandse politiekorpsen worden onderhouden door het CIV dat vervolgens de benodigde informatie doorgeeft aan het betrokken Nederlandse politiekorps en aan het Nationaal Coördinatiecentrum van het Ministerie van BZK.

Daarnaast heeft de politiële samenwerking bij voetbalwedstrijden binnen de Europese Unie regelmatig de aandacht. Diverse bijeenkomsten zijn georganiseerd met als doel het geweld bij sportevenementen terug te dringen en de internationale politiesamenwerking te verbeteren. Dit uiteraard mede in het licht van de Wereldkampioenschappen Voetbal in Frankrijk die dit jaar gespeeld zijn. De samenwerking vindt plaats op basis van aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1996 en betreft met name de daadwerkelijke ondersteuning door deskundige politie-ambtenaren op verzoek van het gastland, alsmede het verstrekken van tactische informatie.

Het CIV heeft met vertegenwoordigers uit de politiekorpsen op verzoek van de Minister van BZK over een periode van 8 maanden een zeer grote inspanning geleverd in de ondersteuning van de Franse overheidsdiensten rondom het WK voetbal 1998 in Frankrijk. Zo is ondersteuning verleend bij de voorbereiding en daadwerkelijke uitvoering van velerlei maatregelen voor en tijdens dit mega-evenement. De ervaringen die hierbij zijn opgedaan, zijn weergegeven in de op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde «Evaluatie WK Voetbal 1998», waarover u afzonderlijk wordt geïnformeerd.

18. Uitwerking Resolutie Europese Unie

Eind 1998 organiseert Nederland een expertmeeting gericht op het uitwisselen van ervaringen tijdens de Wereld Kampioenschappen Voetbal in Frankrijk. Tijdens de meeting wordt bezien of met het oog op evaluatie bijstelling gewenst is van de richtsnoeren ter voorkoming en beteugeling van ongeregeldheden rond voetbalwedstrijden van 22 april 1996 (Enfopol 61/1996) en die met betrekking tot een gezamenlijk mediabeleid en communicatiestrategie. Voorts zal worden bezien of op Europees niveau aanbevelingen kunnen worden ontwikkeld op het gebied van het toegangsbeleid voor stadions, waarvan het ticketbeleid en het beleid van scheiding van rivaliserende supporters onderdeel uitmaken.

Het betreft hier vervolgactiviteiten van de werkgroep Politiesamenwerking zoals neergelegd in het document van de zogenaamde Blackburnconferentie (Enfopol 39,1998), waar de Resolutie van de Raad van 9 juni 1997 (Enfopol 121) deel van uitmaakt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven