25 232
Voetbalvandalisme

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 18 september 1998

Op 19 mei 1998 werd bij het ordedebat door de heer Rijpstra – aangevuld door andere leden van uw Kamer – gevraagd om een brief over ongeregeldheden in Zwolle en Rotterdam rond de voetbalwedstrijden Zwolle–Groningen en PSV–Ajax in het weekend van 16 en 17 mei.

In het onderstaande zullen wij ingaan op de gestelde vragen.

Wij merken daarbij op dat ongeregeldheden als zich bij bovenstaande wedstrijden hebben voorgedaan niet volledig zijn te voorkomen, anders dan met draconische en dus onevenredige maatregelen en dito politie-inzet.

Wel zal het mogelijk zijn om dergelijke ongeregeldheden in de nabije toekomst vaker te voorkomen dan wel de intensiteit te verminderen. Dat zal echter alleen kunnen wanneer alle in het Beleidskader gemaakte afspraken daadwerkelijk zijn geïmplementeerd en door de betrokkenen onvoorwaardelijk en volledig worden nagekomen.

Op vele fronten wordt momenteel gewerkt aan de concretisering en uitwerking van de gemaakte afspraken. Wij verwachten dat dit tot steeds meer concrete resultaten zal leiden.

De ongeregeldheden buiten het stadion zullen kunnen afnemen als politie en KNVB erin slagen de supporters met een stadionverbod weg te houden van de omgeving van de stadions.

Hierover zijn recent afspraken gemaakt tussen de Raad van Hoofdcommissarissen en de KNVB. Wij komen daar later nog op terug.

Na deze algemene inleiding wordt hieronder ingegaan op de door de heer Rijpstra en anderen gestelde vragen.

Ten behoeve van de analyse van het ontstaan van de ongeregeldheden en de maatregelen die vooraf zijn genomen ter voorkoming daarvan is door ons de nodige informatie ingewonnen.

De ongeregeldheden en maatregelen ter voorkoming daarvan

Op basis van vooraf door de politie ingewonnen informatie was duidelijk geworden dat de drie betrokken supportersgroepen (Ajax, PSV en Feyenoord) uitwaren op confrontaties. Daarop is beslist de totale politie-inzet vast te stellen op ca. 800 personen, deels gevormd door spotters, verkeerspolitie en supportersbegeleiders uit Eindhoven en Amsterdam. De inzet van ME bestond uit ca. 400 personen. Door het driehoeksoverleg zijn de beleidsuitgangspunten, tolerantiegrenzen en het juridische kader voor het politieoptreden vastgesteld. Ten behoeve van de toevoer van supporters was georganiseerd vervoer voorgeschreven.

Ongeregeldheden hebben zich met name voorgedaan rondom een groep van 50 à 70 Feyenoord-supporters die de omheining van het spoorwegemplacement tegenover het stadion doorbraken en vanuit daar Ajax-supporters, die zich op het voorplein bevonden, bekogelden met kiezels.

Voorts bleken PSV-supporters in grote getallen aanwezig te zijn in vak W dat bestemd was voor neutrale supporters. Dit vak grensde aan een vak voor Ajax-supporters. De supporters hadden via Club Cards van andere (derde) clubs kaartjes voor dit vak weten te bemachtigen. Neutrale supporters zijn lastig gevallen en stoelen zijn afgebroken om elkaar te bekogelen. Sanitair en het restaurant zijn vernield. Bij deze ongeregeldheden zijn zeven stewards gewond geraakt.

In één van de acht combitreinen met Ajax-supporters werd vlakbij het stadion aan de noodrem getrokken, waarop ca. 200 Ajax-supporters zich te voet naar het stadion konden begeven. De Ajax-supporters zijn door de ME opgehouden om een confrontatie met een groep PSV-supporters te voorkomen. Later zijn de Ajax-supporters naar het voorplein voor het stadion geleid, alwaar ze zijn omsingeld door ME.

De wedstrijd FC Zwolle–FC Groningen was niet aangemerkt als risicowedstrijd. Bij de voorbereiding werd echter wel rekening gehouden met de komst van lastige en ontevreden supporters.

Ten behoeve van de voorbereiding van de wedstrijd was door de politie een draaiboek vastgesteld waarin opgenomen waren de beleidsuitgangspunten en tolerantiegrenzen ten aanzien van het politie-optreden en de politie-inzet. De aard van de delicten kwam overeen met die in Rotterdam en bestond hoofdzakelijk uit vernielingen en openlijke geweldplegingen. Bovendien was er in Zwolle ook sprake van poging tot doodslag.

Aanhoudingen

Over de vraag hoeveel personen er zijn aangehouden en op welke termijn zij kunnen worden voorgeleid kan het volgende worden opgemerkt.

In Rotterdam zijn op de dag van de wedstrijd 44 Ajax-supporters, 27 Feyenoord-supporters en 11 PSV-supporters aangehouden (totaal: 82). Op 15 gevallen na (waarin achteraf geen sprake bleek te zijn van een strafbaar feit) is tegen alle verdachten proces-verbaal opgemaakt voor onder meer vernieling, openlijke geweldpleging, overtreding van noodbevelen, wapenbezit, discriminatie, niet voldoen aan de identificatieplicht en baldadigheid.

In vrijwel alle gevallen hebben de verdachten dezelfde dag nog een transactie betaald of een dagvaarding uitgereikt gekregen om te verschijnen voor de kantonrechter of de politierechter. Deze zittingen hebben inmiddels geleid tot tien veroordelingen. De straffen varieerden van een geldboete tot vervangende dienstverlening voor de periode van 40 tot 100 uur.

Naar aanleiding van voortgaand rechercheonderzoek is er nog een nieuwe zitting van de politierechter gepland. Daar zullen nog eens twintig personen voorkomen.

In Zwolle zijn op de dag van de wedstrijd 60 personen aangehouden. In de weken daarna zijn aan de hand van videobeelden nog eens 7 personen aangehouden. 60 personen zijn op de wedstrijddag nog voorgeleid aan een hulpofficier van justitie. De overige zeven personen zijn op 19 respectievelijk 26 mei voorgeleid.

Van de 67 personen zijn er 43 na voorgeleiding heengezonden nadat de aangerichte schade (aan een supportersbus) door betrokkenen was vergoed.

Voorts zijn 6 personen in vrijheid gesteld (het feit was naar achteraf bleek niet strafbaar), zijn er 10 verdachten met een transactie en dagvaarding heengezonden en zijn er 7 verdachten in verzekering gesteld en voorgeleid aan de rechter-commissaris. In zes gevallen is vervolgens tot bewaring bevolen. In juni zijn de overgebleven verdachten voor de meervoudige kamer verschenen en zijn er vijf veroordelingen tot dienstverlening en gevangenisstraf uitgesproken.

Maatregelen ter voorkoming en beperking van ongeregeldheden; algemeen

Drie elementen uit bovenstaande rapportage springen met name in het oog. Geconstateerd is dat risicosupporters een plaats hadden weten te bemachtigen in een supportersvak, dat niet voor hen was bestemd. Hier wreekt zich momenteel het ontbreken van een adequaat toegangssysteem, en dat wordt beoogd met de persoonsgebonden Club Card. Als dit systeem werkt en landelijk is ingevoerd, kan worden voorkomen dat supporters over meerdere Club Cards beschikken. Tevens kan bij de controle aan de toegangspoorten worden tegengegaan dat supporters met valse of anderszins onrechtmatig verkregen toegangskaarten toegang krijgen tot (dat deel van) het stadion.

Ten tweede blijkt het van eminent belang dat de politie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde, een verantwoorde risicoanalyse kan opmaken aan de hand van gerichte informatie. Het gaat daarbij om informatie over de harde kern van voetbalsupporters, de samenwerking tussen deze kernen en hun plannen. Een goede informatie-inwinning maakt het mogelijk dat het politieoptreden eerder kan verschuiven van repressief naar een gewenst preventief optreden, zodat het aantal (grootschalige) openbare ordeverstoringen kan worden teruggebracht. Verzameling van deze informatie en een betrouwbare risicoanalyse kunnen voorts leiden tot een meer gerichte operationele sturing van het politiepersoneel met het oog op de voorkoming van de ordeverstoring. Het Voetbal Volg Systeem kan hierbij in de nabije toekomst een belangrijke rol vervullen.

Ten derde blijkt georganiseerd vervoer van supporters in een zgn. combi-regeling, een wezenlijke bijdrage te kunnen leveren aan intomen van supportersgroepen die voornemens zijn de orde te verstoren. Aanscherping van de lokale afspraken op dit punt lijkt hier en daar nodig te zijn om te verwezenlijken dat:

– supporters zonder toegangsbewijs geen toegang hebben tot het combivervoer;

– supporters niet in de gelegenheid worden gesteld met eigen vervoer de wedstrijd te bezoeken;

– met betrekking tot treincombi's wordt voorkomen dat supporters tussentijds de trein kunnen verlaten voordat het eindpunt is bereikt.

Tijdens recent overleg met alle betrokkenen is voorts afgesproken dat bezien zal worden of er gekomen kan worden tot het invoeren van een aantal tussengelegen opstapplaatsen voor combi's. Op deze wijze zou tegemoet kunnen worden gekomen aan klachten van supporters die verspreid over het land wonen en nu gedwongen zijn zich bij de startplaats van de combi te melden, terwijl de plaats van de wedstrijd dicht bij hun woonplaats gelegen is.

Meldingsplicht

De heer Rijpstra heeft voorts de vraag gesteld hoe het staat met de stadionverboden, gekoppeld aan de meldingsplicht. Opgemerkt wordt dat de – civielrechtelijke – stadionverboden een stijgende lijn vertonen. Dit was ook de intentie van de richtlijn van het Openbaar Ministerie van maart 1998.

Over de meldingsplicht heeft de eerste ondergetekende tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 1 april aangegeven dat de civielrechtelijke meldingsplicht als zodanig niet mogelijk is omdat dat zich niet met de grondrechten verhoudt. Wel is het in het kader van afspraken tussen de club en de supporter mogelijk om overeen te komen dat een opgelegd stadionverbod verkort kan worden op voorwaarde dat de supporter zich periodiek op een af te spreken locatie meldt. Een dergelijke afspraak zou naar onze mening goed passen in het door de clubs te voeren supportersbeleid. Kennen en gekend worden is daarbij een belangrijk uitgangspunt.

Tijdens het eerder genoemd overleg met uw Kamer hebben wij aangegeven bereid te zijn er bij de politie op aan te dringen met de KNVB overleg te voeren over de vraag of het politiebureau als mogelijke meldingsplaats kan dienen.

Hierna heeft er overleg plaatsgehad in de interdisciplinaire Stuurgroep bestrijding voetbalvandalisme en -geweld. Tijdens dit overleg is namens de Raad van Hoofdcommissarissen en de KNVB aangegeven dat er aan beide zijden bereidheid bestaat om hierover afspraken te maken. Recent zijn deze afspraken bevestigd in een breed overleg tussen de burgemeesters, de voorzitters van de clubs en de korpschefs.

Deze afspraken zullen overigens vorm moet krijgen op lokaal niveau, bijvoorbeeld in het kader van de bestaande convenanten tussen de diverse lokaal betrokkenen. De Raad van Hoofdcommissarissen en de KNVB zullen gezamenlijk een model voor deze lokale afspraken ontwikkelen.

In enkele steden zijn er overigens al concrete afspraken gemaakt.

Preventief oppakken

Door de heer Rijpstra is voorts geïnformeerd naar de reactie van het kabinet op de suggestie van de hoofdofficier van justitie te Rotterdam, gedeeld door de driehoek, die – in de woorden van de heer Rijpstra – suggereert dat de wetgeving dusdanig veranderd moet worden dat supportersgroepen ook preventief opgepakt kunnen worden.

Wij merken hierover het volgende op. Naar aanleiding van de vragen van de heer Rijpstra en de krantenberichten over de uitlatingen van de hoofdofficier heeft de eerste ondergetekende zich door het College van procureurs-generaal en door de hoofdofficier laten informeren.

Hieruit is gebleken dat de hoofdofficier niet heeft gepleit voor uitbreiding van het strafrechtelijk instrumentarium met de bevoegdheid tot preventieve vrijheidsbeneming. Wel is het zo dat er in de Rotterdamse driehoek al enige tijd aan de hand van praktijkvoorbeelden wordt gediscussieerd over een eventueel in het leven te roepen variant van bestuurlijke vrijheidsbeperking. Het gaat daarbij om de vraag naar de toelaatbaarheid van bepaalde vormen van bestuurlijke vrijheidsbeperking binnen een scala van mogelijke overheidsmaatregelen, beginnend met klassiek ME-optreden en eindigend met de aanhouding naar aanleiding van gepleegde strafbare feiten, inclusief het niet voldoen aan een aanwijzing gegeven namens de burgemeester krachtens een noodbevel.

Bij de bespreking in de Rotterdamse driehoek zijn ook wetenschappers van de universiteit Utrecht betrokken.

Zoals uw Kamer bekend is1 wordt momenteel in opdracht van de tweede ondergetekende door de Universiteit Utrecht onderzoek gedaan naar deze problematiek. Hierbij komt de bestaande wet- en regelgeving aan de orde alsmede de mogelijkheden respectievelijk onmogelijkheden om te komen tot bepaalde vormen van beperking van de bewegingsvrijheid en vrijheidsontneming als justitiële of als bestuurlijke maatregel.

Het onderzoek zal in de tweede helft van dit jaar worden afgerond.

Door ons is met het oog op de EK2000 in België en Nederland aangegeven dat het onderzoek zich ook dient uit te strekken tot de bestaande Belgische wetgeving inzake de bestuurlijke aanhouding. Dit vanwege de noodzaak om het beleid in België en Nederland zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.

Het kabinet streeft ernaar om nog in 1998 een standpunt te kunnen innemen over het onderzoek van de Universiteit Utrecht. In dat standpunt zal vanzelfsprekend ook worden ingegaan op de mogelijke beleidsmatige en wettelijke consequenties.

Voetbal Volg Systeem

Inzake het Voetbal Volg Systeem kan gemeld worden dat er momenteel gewerkt wordt aan de opbouw van de pilot door middel van aansluiting van de betrokkenen op het systeem. Enige vertraging is opgelopen door technische problemen. Er zal gewerkt worden met een duidelijke scheiding tussen de zogenaamde open bronnen-informatie en de politiële en justitiële informatie. Deze laatste is uiteraard niet voor alle betrokkenen beschikbaar. Verwacht wordt dat het VVS ook voor de (voorbereiding op de) EK2000 een belangrijke meerwaarde zal kunnen hebben.

Naar verwachting zal er eind van dit jaar/begin volgend jaar besloten kunnen worden over een eventuele integrale invoering.

Verantwoordelijkheden en taken

In het Beleidskader is als uitgangspunt voor de aanpak van het voetbalvandalisme genomen de zogeheten ketenbenadering, waarbij alle betrokkenen vanuit hun eigen verantwoordelijkheden en taken een bijdrage leveren. In de eerste plaats zijn dat de KNVB en de betaald voetbalorganisaties (BVO's), die als organisator(en) van de voetbalwedstrijden primaire verantwoordelijkheid dragen en uit dien hoofde moeten zorgdragen voor een optimale veiligheidsorganisatie rond de wedstrijden. Politie, burgemeesters, korpsbeheerders en openbaar ministerie zijn betrokken in verband met de handhaving van de openbare orde buiten het stadion en de opsporing en vervolging van verdachten. Deze betrokkenheid heeft in hoge mate een voorwaarde scheppend karakter. De taakverdeling brengt met zich dat van de organisator gevergd mag worden dat deze – naast de maatregelen die nodig zijn om een en ander binnen het stadion rustig te laten verlopen – in en om het stadion maatregelen neemt die een bijdrage leveren aan het voorkomen van rellen, geweldplegingen en andere ordeverstoringen buiten het stadion. Hierbij kan gedacht worden aan het opleggen van stadionverboden, de persoonsgebonden Club Card, maatregelen op het gebied van kaartverkoop en een sluitende toegangscontrole.

Bij het optreden van de diverse partijen geldt dat een goede afstemming daarbij onontbeerlijk is. Tevens geldt als uitgangspunt dat het primaat uitgaat naar de handhaving van openbare ordebelangen. Commerciële en andere belangen zijn hieraan ondergeschikt.

Wij vertrouwen er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper


XNoot
1

Zie de kamerstukken TK II 1996–1997, 25 232, nr. 3 en TK II 1997–1998, 25 232, nr. 5.

Naar boven