25 232
Voetbalvandalisme

nr. 10
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 mei 1998

De vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, Binnenlandse Zaken2 en Justitie3 hebben op 1 april 1998 overleg gevoerd met minister Dijkstal van Binnenlandse Zaken, minister Sorgdrager van Justitie en staatssecretaris Terpstra van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

– de brief van 23 september 1997 ten geleide van het beleidskader voor de bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld (VWS-97–1404/BiZa-97–950);

– de brief van 31 oktober 1997 over de voortgangsrapportage bestrijding voetbalvandalisme en -geweld (25 232, nr. 7);

– de brief van 23 januari 1998 over de stand van zaken met betrekking tot voetbalvandalisme (25 232, nr. 8).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Sterk (PvdA) zei zich te kunnen vinden in de ketenbenadering die gestalte krijgt in het beleidskader voetbalvandalisme. Het is goed dat de interdisciplinaire stuurgroep bestrijding voetbalvandalisme het uniforme beleidskader op hoofdlijnen heeft vastgesteld, dat er ruimte blijft voor afweging van lokale omstandigheden en de burgemeester in belangrijke mate verantwoordelijk blijft. Ook is het een goede zaak dat het OM nieuwe richtlijnen hanteert ter bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld, dat er strenger en sneller gestraft kan worden, dat de KNVB snel alle gegevens over bepaalde personen in handen krijgt om geëigende maatregelen tegen vandalen te kunnen nemen en dat de afstemming tussen politie, gemeenten en OM wordt verbeterd. Het instrument van de aan een stadionverbod gekoppelde meldingsplicht wordt echter (nog) niet toegepast. Mevrouw Sterk vroeg naar de reden hiervan en vroeg zich af of het geen aanbeveling verdient het OM hiervoor een richtlijn te laten opstellen. Zou de politie haar burelen niet ter beschikking moeten stellen voor een civielrechtelijke/strafrechtelijke meldingsplicht? Hoe staat het met het onderzoek naar de mogelijkheden om groepen die zich schuldig maken aan geweld op te pakken?

Mevrouw Sterk merkte vervolgens op dat haar fractie nog steeds van mening is dat de persoonsgebonden clubkaart met pasfoto in het kader van de ketenbenadering dient te worden ingevoerd, maar inmiddels ook tot de overtuiging is gekomen dat dit gefaseerd dient te gebeuren. De fractie stemt er dus mee in dat met ingang van het voetbalseizoen 1998–1999 de drie pilots worden uitgebreid tot negen en dat pas in 1999 de persoonsgebonden clubkaart integraal wordt ingevoerd. Eigenlijk is het jammer dat dit soort restrictieve maatregelen moeten worden genomen, maar mevrouw Sterk had er alle vertrouwen in dat de KNVB hard zal werken aan een voetbalvriendelijk gebruikersregime. De 2300 postkantoren die de persoonsgebonden clubkaart zullen uitgeven, de geautoriseerde toegang die overal per 1 augustus 1998 zal zijn gerealiseerd, de neutrale vakken voor vader en zoon, de stadionkassa's die on line aan het bestand van stadionverboden worden gekoppeld en de in voorbereiding zijnde bezoekerspassen die spontaan voetbalbezoek toch nog mogelijk maken, geven de PvdA-fractie voldoende garantie dat de goedbedoelende voetbalfan geen slachtoffer zal worden.

Het is van groot belang dat bij de voorgenomen maatregelen de rijen gesloten blijven. Het is immers de bedoeling dat de afzonderlijke maatregelen van de ketenbenadering elkaar versterken. Waarom zit overigens de FSV niet in de interdisciplinaire stuurgroep? Als alle partijen in het overleg zijn vertegenwoordigd, wordt de kans op een sluitende aanpak alleen maar groter.

Er zal vanzelfsprekend sprake zijn van voortschrijdend inzicht met betrekking tot nut, noodzaak en bruikbaarheid van de voorgenomen maatregelen. Hoe zal de stuurgroep in dezen functioneren? Zal zij zo nodig snel corrigerend kunnen optreden?

De PvdA-fractie maakt zich zorgen over de contraproductieve acties van de FSV en de voetbalverenigingen PEC Zwolle en Heerenveen, niet alleen omdat zij de persoonsgebonden clubkaart uit de ketenbenadering willen lospeuteren, maar vooral ook omdat de vraag gerechtvaardigd is of de voorgenomen maatregelen dwingend en op korte termijn aan de clubs kunnen worden opgelegd. Lang wachten maakt sommige mensen agressief en als er bijvoorbeeld te weinig toegangspoortjes zijn, moet iemand ervoor zorgen dat daarin op korte termijn verbetering wordt gebracht. Wie zal dat dan doen? De verschillen tussen de clubs zijn nog steeds groot. Dient er sprake te zijn van uniforme maatregelen?

Het nut van preventieve projecten is onomstreden. Eigenlijk hadden ze alle al in de steigers moeten staan omdat ze met ingang van het voetbalseizoen 1998–1999 moeten draaien. Eind maart zouden de plannen van LCO en KNVB geïntegreerd zijn en zou de financiering rond zijn. Is dat inmiddels gebeurd? Zo ja, hoe zien die plannen eruit? Mevrouw Sterk benadrukte dat de projecten een integraal karakter moeten hebben. Den Haag is wat dit betreft een goed voorbeeld. De regelgeving bevordert echter niet altijd een integrale aanpak. Zo mag Halt alleen maar werken met veroordeelden. Knelpunten die een integrale aanpak in de weg staan, dienen te worden opgeruimd. Het leek mevrouw Sterk gewenst daarbij een en-en-financiering te hanteren. Eind april moet deze zaak rond zijn, al was het maar om genoeg tijd te hebben voor de sollicitatieprocedures. Zij stelde prijs op een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de projecten. Kan de minister erop toezien dat de burgemeesters op tijd de meldingsformulieren invullen en er zo aan bijdragen dat de KNVB adequate maatregelen kan nemen? Zijn de hierbij in het geding zijnde convenanten al overal afgesloten? Zal de politiesterkte echt kunnen worden teruggebracht als er zoveel extra taken moeten worden verricht? Ook vroeg mevrouw Sterk of het OM voldoende is toegerust om het lik-op-stuk-beleid adequaat vorm en inhoud te geven.

Toepassing van de ketenbenadering en ondertekening van het convenant door alle betrokken partners kunnen aanzienlijke voortgang met zich meebrengen. Mevrouw Sterk hoopte dat ondanks alle restrictieve maatregelen het voetbal voor alle supporters leuk blijft.

De heer Rijpstra (VVD) noemde het een vereiste dat alle partijen eendrachtig samenwerken in de strijd tegen het voetbalgeweld. Dit geweld vertoont namelijk een golfbeweging die maar moeilijk te beteugelen is.

Er is een plan van aanpak ontwikkeld met heldere afspraken waaraan alle partijen zich gecommitteerd hebben. De heer Rijpstra vond dat dit plan, ondanks de getoonde eensgezindheid, op een objectieve wijze geëvalueerd moet worden. Hij vroeg de regering naar haar mening over het idee om naast het Centraal informatiepunt voetbalvandalisme (CIV) een commissie in het leven te roepen die de praktische gang van zaken in de gemeenten waar de BVO's actief zijn, evalueert. De manier waarop het NOC*NSF de voetbalstadions beoordeeld heeft, kan een voorbeeld zijn voor deze nieuwe commissie om de werkwijze op uitvoeringsniveau te evalueren. Op grond van deze evaluatie kan de Kamer vervolgens de convenanten beoordelen. Het baarde de heer Rijpstra zorgen dat, hoewel de partijen tot een voortvarende aanpak hebben besloten, een aantal convenanten nog niet is uitgevoerd, veelal als gevolg van een gebrekkige samenwerking tussen de betrokken partijen. Kan de minister van Binnenlandse Zaken hier niet dwingender sturen door, bijvoorbeeld, een openbaar visitatierapport op te laten stellen van die gemeenten die tekort schieten in het realiseren van het convenant?

Er is een groot aantal mogelijkheden om een persoonsgebonden clubkaart in te voeren. De heer Rijpstra ondersteunde de proeven die nu genomen worden, ook al is er her en der weerstand tegen de invoering. Die komt voor een groot deel voort uit onbekendheid. De persoonsgebonden clubkaart is nodig omdat de persoonsgebonden clubkaart een bijdrage kan leveren aan grotere veiligheid, service en marketing. Het blijft echter een illusie te denken dat door een eerdere invoering van de persoonsgebonden clubkaart het afschuwelijke incident in Beverwijk voorkomen had kunnen worden. Zit er voldoende tijd tussen de pilot en de definitieve invoering van de kaart om de resultaten van de pilot te onderzoeken? Hij vroeg vervolgens hoeveel tijd er gemoeid is met een aanvraag voor een persoonsgebonden clubkaart en of het mogelijk is om deze wachttijd tot een week te beperken. Hij vond het verder een goede zaak dat het te allen tijde mogelijk blijft om zonder een persoonsgebonden clubkaart een kaartje te kopen.

De heer Rijpstra zag zeer wel de voordelen van de combiregeling maar vroeg zich wel af in hoeverre het gebruik van deze kaart dwingend opgelegd kan worden. Hij vond het vreemd dat een supporter die niet in de stad woont waar zijn club gevestigd is en die toch met een uitwedstrijd mee wil gaan dat alleen kan doen als hij vertrekt vanuit de vestigingsplaats van zijn club. Dit dwingt mensen tot het maken van overbodige kilometers. Is hier geen oplossing voor te bedenken?

De voorzitters van de voetbalverenigingen Heerenveen en Zwolle hebben een aanzet voor een alternatief plan ingediend. Kunnen de bewindslieden een eerste reactie op dit plan geven en is het mogelijk om serieuze elementen uit dit plan mee te nemen in een pilot? Desgevraagd gaf de heer Rijpstra aan dat, ook al is er veel geld geïnvesteerd, de invoering van de persoonsgebonden clubkaart zo nodig afgeblazen moet kunnen worden.

Het college van PG's heeft aan de hoofdofficieren van justitie een uitvoerige aanwijzing gestuurd over de bestrijding van voetbalvandalisme en geweld waarin aanbevolen wordt om ten minste één maal per voetbalseizoen met de lokale partijen overleg te voeren. Is het mogelijk om deze aanbeveling in een minder vrijblijvende vorm te gieten?

Het OM verstrekt de informatie die nodig is voor een civielrechtelijke uitsluiting door de KNVB. Waarom wordt deze informatie niet rechtstreeks aan de BVO's verstrekt? Is het verder niet tegenstrijdig dat in de aanwijzing van de PG's staat dat de BVO de bevoegdheid heeft om over te gaan tot een civielrechtelijke uitsluiting maar tegelijkertijd dat de KNVB iedere man of vrouw over wie de officier van justitie strafrechtelijke informatie heeft verstrekt een stadionverbod kan opleggen? Kunnen de bewindslieden aangeven waar de verantwoordelijkheid nu precies ligt?

De heer Rijpstra vroeg waarom een voetbalvandaal zwaarder wordt gestraft voor het gooien van een steen naar een politieambtenaar dan voor het gooien van een steen naar een andere supporter.

In de beantwoording van schriftelijke vragen over het jaarverslag van het CIV geeft de minister aan dat de politie-inzet gestegen is. De heer Rijpstra vond dat de minister hier heldere oorzaken voor aangaf maar bleef bij zijn stelling dat een gebrekkige wedstrijdvoorbereiding door een BVO niet mag worden gecompenseerd door kostbare politie-inzet. Wie beoordeelt of die voorbereiding voldoende is en wat zijn de gevolgen voor een BVO die zich onvoldoende voorbereidt? Vindt er dan wellicht een doorbereke- ning van de kosten plaats? De KNVB, de BVO's, de burgemeesters en de politie schatten het risico dat aan een wedstrijd verbonden is niet altijd gelijk in. Hoe kan ervoor gezorgd worden dat hier eensluidender geoordeeld wordt?

Ten slotte sprak hij de hoop uit dat er in de komende jaren per BVO en per stad in kaart gebracht wordt hoe het plan van aanpak uitgewerkt heeft en wat de kosten en de resultaten van de politie-inzet zijn.

Mevrouw Mulder-van Dam (CDA) zei dat haar fractie de primaire verantwoordelijkheid voor de bestrijding van het voetbalvandalisme altijd al bij de clubs heeft gelegd. Het plan van de voorzitters van de BVO's Heerenveen en Zwolle dat op dit punt hetzelfde beoogt, biedt wat dit betreft dan ook geen nieuwe inzichten. Het demonstreert wel dat dit inzicht te weinig onderkend wordt door de clubs, iets wat ook door burgemeester Peper opgemerkt werd bij de ondertekening van het convenant met de drie Rotterdamse voetbalorganisaties. Zij vroeg wat de regering doet om de voetbalverenigingen die dit convenant nog niet ondertekend hebben ertoe te bewegen dit alsnog te doen. Is het misschien zinvol om sancties op te leggen aan die clubs die het convenant niet ondertekend hebben voor het begin van het voetbalseizoen 1998/1999?

Een ander element uit het plan van de beide voorzitters – het streven naar een meer menswaardige behandeling van supporters – sprak haar zeer aan. Het toenemende geweld in het (amateur)voetbal toont evenwel aan dat strenge maatregelen om mensen te beschermen tegen het geweld van een handjevol supporters noodzakelijk blijven. «Tolerantie en fair play» zijn hier jammer genoeg nog ver weg. Dit plan verdient de ondersteuning van alle BVO's en zal zeker met instemming ontvangen worden door de korpsbeheerders omdat de inzet van politie, ondanks alle mooie woorden, nog steeds groeit. De ketenbenadering is niet strijdig met een beleid gericht op vermindering van de politie-inzet en mevrouw Mulder vond daarom dat dit beleid gecontinueerd moet worden.

De Kamer heeft erop aangedrongen, alle voorgenomen maatregelen voortvarend uit te voeren, aangezien er voldoende materiaal voorhanden is op grond waarvan knopen doorgehakt kunnen worden. Mevrouw Mulder was het niet eens met diegenen die zeggen dat de persoonsgebonden clubkaart ingevoerd wordt als een reactie op de rellen in Beverwijk. De beslissing om deze kaart in te voeren is immers al eerder genomen.

Mevrouw Mulder ondersteunde de lijn die uitgezet is in het beleidskader voor de bestrijding van het voetbalvandalisme en -geweld en in de richtlijn van het OM over voetbalvandalisme en -geweld. Verder vond zij dat de KNVB ervoor moet zorgen dat de maatregelen die zij samen met de clubs heeft afgesproken, ook uitgevoerd worden. Desnoods moeten er sancties worden opgelegd als de clubs de afspraken niet nakomen.

Mevrouw Mulder steunde het ketenbeleid zoals verwoord in het beleidskader. De inleiding van het beleidskader getuigt echter van een al te groot optimisme wanneer wordt gesteld dat vastgelegd is wat hoort te gebeuren en wat veelal in de praktijk al regel is. Omdat een plan zich uiteindelijk in de uitvoering bewijst, is het van belang te zorgen voor een goede monitoring; één zwakke schakel in de keten kan immers het hele plan op losse schroeven zetten. Kan de minister aangeven hoe die monitoring opgezet wordt en wanneer ze van start gaat?

Terecht is in het beleidskader een belangrijke rol weggelegd voor de lokale overheid en de driehoek. Het is immers hun taak duidelijk aan te geven welke maatregelen bij risicowedstrijden getroffen moeten worden. Moeten dergelijke, soms strenge, maatregelen echter ook getroffen worden bij wedstrijden die geen veiligheidsrisico met zich brengen? Mevrouw Mulder had de indruk dat met de toepassing van sommige maatregelen erg star wordt omgegaan. Zo biedt het beleidskader de ruimte om clubkaarthouders van andere verenigingen bij de eigen wedstrijden toe te laten maar wordt dit uit veiligheidsoverwegingen, maar misschien ook uit het oogpunt van gemak, vaak niet toegestaan. Is dit juist en ligt de verantwoordelijkheid hiervoor niet voor een deel ook bij de clubs?

Er is veel kritiek op de uitvoering van de combiregeling, een regeling die supporters soms dwingt tot het maken van grote omwegen. Combiregelingen zouden bij risicowedstrijden moeten worden gehandhaafd, maar men moet zich wel realiseren dat combikaarten een middel en niet een doel zijn. Alle regelingen moeten getoetst worden aan het doel dat zij dienen en als er geen risico's verbonden zijn aan een wedstrijd, moet daar flexibel op ingespeeld worden. Zij vroeg de bewindslieden dit aspect te betrekken bij de monitoring opdat de maatregelen en ook de aanwezigheid van de politie in verhouding staan tot het risico dat aan een wedstrijd verbonden is.

Mevrouw Mulder vroeg of het pilotproject Voetbalvolgsysteem (VVS) dat van belang is voor de voorbereiding van de Europese kampioenschappen, al gestart is.

De publieksvriendelijkheid dient voor de KNVB en de BVO's, meer dan vroeger, een punt van aandacht te zijn. De supportersverenigingen moeten en kunnen hierbij een belangrijke rol spelen en gelukkig zien de BVO's dit ook steeds vaker in. Het verbaasde mevrouw Mulder dat de Federatie van supportersverenigingen (FSV), ondanks de toezegging van de staatssecretaris, geen volwaardige plaats heeft in de interdisciplinaire stuurgroep. Zij vond dat de FSV een plaats moet hebben in deze stuurgroep omdat hier belangrijke afspraken worden gemaakt die de supporters als eerste aangaan.

Mevrouw Mulder hoorde vanuit de BVO's maar ook vanuit de FSV geluiden dat de persoonsgebonden clubkaart inmiddels categorisch afgewezen wordt. Een reden hiervoor is dat in de aangescherpte richtlijn van het OM niet is voorzien in een wettelijke meldingsplicht. Deze meldingsplicht is een noodzaak als men van het recht van de KNVB om een stadionverbod op te leggen een effectief middel wil maken. Zij vroeg de bewindslieden waarom het verzoek van de KNVB om tot zo'n meldingsplicht te komen, is afgewezen. Ondanks de kritiek die op de pilotprojecten geleverd wordt, vond zij dat de ingezette lijn voortgezet moet worden. De veiligheid van de bezoekers dient immers voorop te staan. De persoonsgebonden clubkaart met pasfoto heeft als voordeel dat de anonimiteit van de daders wordt opgeheven, dat controle ook mogelijk is als er geen incidenten zijn en dat het gesjoemel met pasjes kan worden beperkt. Mevrouw Mulder maakte zich enige zorgen over het gebruikersregime dat aan de persoonsgebonden clubkaart is verbonden; zo is het niet mogelijk om kinderen mee te nemen naar een wedstrijd als zij niet in het bezit zijn van een persoonsgebonden clubkaart. Is het gebruikersregime wel voldoende afgestemd op de praktijk?

Er worden weinig vorderingen geboekt bij het opzetten van projecten voor sociaal-preventief supportersbeleid. De Kamer heeft hierop aangedrongen en een eerste plan van aanpak was toegezegd voor oktober 1997. Ook al was er toen al een uitgewerkt plan voorhanden, toch is de uitvoering van dit plan uitgesteld tot maart 1998. Is dit plan inmiddels van financiële middelen voorzien en wanneer gaan de eerste projecten daadwerkelijk van start? Zijn de bewindslieden op de hoogte van de opvangprojecten die onder de naam «voetbal is pleasure» zijn ontwikkeld door het NCSU in plaatsen waar straks wedstrijden gespeeld zullen worden voor de Europese kampioenschappen?

De heer Fermina (D66) vond dat de KNVB gehouden is om de persoonsgebonden clubkaart per 1 augustus 1998 in te voeren. De persoonsgebonden clubkaart is een belangrijk onderdeel van de ketenbenadering, waarover vorig jaar met alle verantwoordelijke partijen afspraken zijn gemaakt en het is een verkeerde ontwikkeling dat de KNVB er mogelijkerwijs niet in slaagt om alle BVO's de kaart in te laten voeren. Zijn de financiële consequenties van de invoering misschien een knelpunt en is het waar dat een aantal clubs een extra, incidentele tegenprestatie van de overheid gevraagd heeft in ruil voor de invoering van de persoonsgebonden clubkaart?

De FSV heeft een onderzoek laten verrichten door TNO naar de effectiviteit, de haalbaarheid en het draagvlak van de persoonsgebonden clubkaart. Het TNO beoordeelde de persoonsgebonden clubkaart op deze drie punten negatief en gaf verder aan dat de besluitvorming gestuurd is door de overheid in samenwerking met de KNVB, zonder dat er zorggedragen is voor voldoende overleg met de betrokken organisaties. De heer Fermina had de indruk dat die laatste conclusie wel eens voorbarig zou kunnen zijn en vroeg de bewindslieden hierover uitsluitsel te geven. Wat vinden de bewindslieden van de grieven zoals die geuit zijn door de FSV en van de kritiek dat de overheid zich moet richten op de 1% relschoppers en niet op de 99% goedwillende supporters?

De heer Fermina steunde de hardere en meer uniforme aanpak van het voetbalvandalisme. De herziening van de OM-richtlijn die een verscherping van het aanhoudings- en vervolgingsbeleid beoogt en de versterking van de strafrechtsketen zijn hiervan goede voorbeelden. Is het mogelijk om de civielrechtelijke en de strafrechtelijke meldingsplicht uniform te regelen? Wat vinden de bewindslieden van het experiment dat in Breda met de meldingsplicht is gehouden en kan dit experiment een voorbeeld zijn voor andere plaatsen? Kunnen de bewindslieden aangeven welke conclusies verbonden mogen worden aan het onderzoek van de universiteit van Utrecht naar maatregelen om de bewegingsvrijheid te beperken en wat zijn zij van plan om met deze conclusies te doen?

De ervaringen die de heer Fermina zelf met de combikaart had opgedaan, zijn niet onverdeeld positief, hetgeen overigens niet betekende dat hij tegen het gebruik van de combikaart was. Hij vond echter wel dat het aantal wedstrijden waarbij het gebruik van de combikaart verplicht is, beperkt moet blijven. Dit zijn wedstrijden die van een burgemeester het predikaat «risicowedstrijd» krijgen. Hij vroeg de bewindslieden criteria op te stellen die de burgemeesters kunnen gebruiken bij hun beoordeling of een wedstrijd dat predikaat verdient. Zo kan worden voorkomen dat voor te veel wedstrijden een combikaart nodig is.

De heer Fermina wees op het belang van de preventieprojecten die ertoe kunnen leiden dat het supportersgeweld wordt teruggedrongen. Is het waar dat een aantal van deze projecten niet naar wens verlopen? Kan Den Haag niet als voorbeeld dienen? Hier worden namelijk wel goede resultaten geboekt.

Is er de afgelopen tijd meer politie ingezet bij wedstrijden? De heer Fermina zou dit betreuren omdat meer blauw rondom de stadions niet altijd effectief is. Hij vroeg de bewindslieden naar hun opvatting over de inzet van politie in de komende jaren.

Ten slotte wees de heer Fermina op het verbale geweld in de stadions. Het zijn enkelingen die beginnen met het scanderen van kwetsende leuzen, maar binnen de grote groepen opgezweepte supporters worden deze leuzen en gezangen maar al te gemakkelijk overgenomen. Kunnen de waarnemers die zich onder het publiek bevinden, de supporters die beginnen met deze spreekkoren niet aanspreken en, eventueel, na de wedstrijd met de desbetreffende club overleggen of een straf op zijn plaats is?

De heer Rosenmöller (GroenLinks) wees erop dat de discussies die de Kamer met de regering voert over voetbalvandalisme vaak beïnvloed worden door incidenten op of rond het voetbalveld die kort voor een overleg plaatsvinden. Een discussie over het voetbalvandalisme hoort echter helder gehouden te worden en te bestaan uit een analyse of actualisering van het probleem, de beantwoording van de vraag welke effectieve instrumenten er zijn om het vandalisme te bestrijden en ten slotte uit het creëren van draagvlak voor de gekozen maatregelen. Bij dit alles moet het doel zijn voetbal een volkssport te laten blijven die toegankelijk is voor iedereen die deze sport een warm hart toedraagt.

De regering is op de goede weg met het afsluiten van convenanten. Ook de verdere professionalisering van het veiligheidsbeleid bij de clubs en de nieuwe richtlijn van het OM zijn goede ontwikkelingen. De heer Rosenmöller vroeg of het niet effectiever is om aan een stadionverbod een meldingsplicht te koppelen. Hij was minder te spreken over het feit dat er vaak afgeweken wordt van de in het beleidskader aanbevolen aanvangstijd van zondagmiddag half drie. Is het niet van belang om deze aanvangstijd zoveel mogelijk te respecteren?

De heer Rosenmöller wees op een tweetal recente ontwikkelingen binnen het voetbalgeweld: de verschuiving van het fysieke geweld van binnen naar buiten de stadions en de toename van het verbale geweld. Hij vond het in dit licht merkwaardig te moeten constateren dat de grootste inspanningen gericht zijn op het optimaliseren van de instrumenten die bedoeld zijn om het fysieke geweld binnen de stadions te beteugelen.

De clubkaart is in eerste instantie bedoeld om de veiligheid in het stadion te bevorderen en om het geweld zo mogelijk uit de stadions te verbannen en in tweede instantie als service-instrument. Hij constateerde dat de steun voor de omzetting van de clubkaart in een persoonsgebonden clubkaart aan het afbrokkelen is en dat met recht de vraag gesteld mag worden of door de invoering van de persoonsgebonden clubkaart de toegankelijkheid van voetbalwedstrijden in het geding komt.

De effectiviteit van de invoering van de persoonsgebonden clubkaart moet gerelateerd worden aan het grote aantal clubs dat een nieuw stadion betrokken dan wel hun oude stadion gerenoveerd heeft. In deze stadions, waar het grootste gedeelte van de supporters wordt ontvangen, wordt gebruikgemaakt van videobewaking die het mogelijk maakt om individuele vandalen te herkennen. Deze videobewaking, gecombineerd met de identificatieplicht, riep bij de heer Rosenmöller de vraag op wat de toegevoegde waarde van de persoonsgebonden clubkaart is.

De Registratiekamer heeft terecht vraagtekens gezet bij de pilots. Hier dreigt immers het gevaar dat de proportionaliteit tussen doel en middelen uit het oog wordt verloren. Is het verder niet zo dat de KNVB zich te laat heeft gerealiseerd dat bij de persoonsgebonden clubkaart de privacywetgeving in het geding komt? Was het daarom ook niet beter geweest om de stap naar de Registratiekamer eerder te zetten?

De heer Rosenmöller vond dat het systeem van de persoonsgebonden clubkaart waterdicht moet zijn, anders is er alle reden om te twijfelen aan het nut van deze kaart. Er zijn echter aanwijzingen dat het toch mogelijk is om met deze kaart te frauderen en aan de effectiviteit van deze kaart kan dan ook met reden getwijfeld worden.

Al met al was het voor de heer Rosenmöller de vraag of het avontuur met de persoonsgebonden clubkaart doorgezet moet worden. Hij vroeg of het na de pilots, die nu al het grootste gedeelte van de supporters bereiken, nog wel mogelijk is om de invoering van deze kaart tegen te houden. Hij vreesde dat het «point of no return» is gepasseerd en dat het inmiddels ondenkbaar is dat de invoering wordt tegengehouden na een negatieve uitkomst van de evaluatie. Hij waarschuwde voor het gevaar dat de symbolische werking uiteindelijk groter zal blijken te zijn dan de praktische.

De heer Rosenmöller noemde de combikaart een stap te ver. Slechts bij bepaalde wedstrijden kon hij zich het nut van een combikaart voorstellen. Hij zag echter geen enkele reden om bij een doorsneewedstrijd van een dergelijk middel gebruik te maken.

Hij pleitte ook voor een zo groot mogelijke betrokkenheid van de supportersverenigingen en betreurde het dat ze niet bij het ontwikkelen van beleid betrokken worden maar slechts bij de uitvoering ervan.

Ten slotte drong hij erop aan dat de politie zo terughoudend mogelijk optreedt. Zijn ervaringen, opgedaan tijdens de wedstrijd Bochum-Ajax, lieten eens te meer zien dat supporters dikwijls als vee behandeld worden. Supporters werden na afloop van deze wedstrijd lange tijd vastgehouden in het stadion en stonden voortdurend onder begeleiding van politie met honden, terwijl de enige reden waarom de vlam in de pan kon slaan het optreden van de politie zelf was.

Antwoord van de regering

Minister Dijkstal stelde vast dat het voetbalvandalisme helaas geen geïsoleerd verschijnsel is dat zich beperkt tot de voetbalstadions. Het zijn veelal jongeren die zich overgeven aan voetbalvandalisme en als zodanig maakt dit probleem onderdeel uit van de jeugdproblematiek in het algemeen. Deze problematiek is des te zorgelijker als er relaties zijn met de criminaliteit, racisme en discriminatie en met geweld in de samenleving in het algemeen. Er is gelukkig enige voortgang geboekt in dit veelomvattende en ingewikkelde dossier, waarbij veel actoren een rol spelen, maar het is volstrekt duidelijk dat nog lang niet alle problemen zijn opgelost. Samenwerking tussen de actoren is van eminent belang.

De minister zei er weinig voor te voelen om een externe instantie de voortgang op het uitvoerende niveau te laten beoordelen. De praktijk leert immers dat een dergelijke procedure niet de noodzakelijke impulsen geeft aan degenen die verantwoordingsplicht hebben. Als blijkt dat gemeenten of KNVB steken laten vallen bij het ten uitvoer brengen van de convenanten, worden ze daarop aangesproken. Als extra waarborg kan het gegeven dienen dat er altijd wel krachten zijn in de samenleving die signalen afgeven als zij vinden dat de convenantpartners niet conform de afspraken handelen.

Het spreekt voor zich dat met het oog op de implementatie van de voorgenomen maatregelen een breed draagvlak in de voetbalwereld onontbeerlijk is. Daarbij komt echter ook de vraag hoe lang burgers en overheden, die in hun gemeenten geen BVO hebben, de huidige situatie nog accepteren. Het zou best eens kunnen zijn dat de druk van buiten de voetbalwereld zo groot wordt, dat niet kan worden gewacht totdat de laatste BVO zich akkoord verklaart met de voorgenomen maatregelen. Er is dus wel iets voor te zeggen om actoren er nadrukkelijk op aan te spreken als zij de afspraken niet nakomen.

De minister benadrukte vervolgens geen enkele reden te zien om van de uitgestippelde lijnen af te wijken. Naarmate er meer afspraken worden gemaakt, wordt de bewegingsvrijheid van individuele clubs en andere actoren inderdaad kleiner. Dat betekent natuurlijk niet dat men het denken op nul moet zetten. Externe omstandigheden kunnen immers nopen tot aanpassing van de plannen. De minister wees erop dat de pilots een plaats hadden in de gefaseerde invoering van de persoonsgebonden clubkaart en hij zag vooralsnog geen goede redenen om deze weg te verlaten.

Er zijn inmiddels 12 convenanten ondertekend; er zijn 6 afgerond maar nog niet ondertekend terwijl over 18 concepten nog onderhandelingen worden gevoerd. Er zijn geen aanwijzingen dat deze onderhandelingen niet serieus worden gevoerd. Er mag van worden uitgegaan dat alle convenanten voor de start van de nieuwe voetbalcompetitie zijn ondertekend.

De interdisciplinaire stuurgroep is een bestuurlijk afstemmingsorgaan, waarin bestuurders zijn vertegenwoordigd die een hoge mate van representativiteit op bestuurlijk niveau hebben. Daarin past de FSV slecht, maar zij is wel betrokken bij allerlei werkgroepen en vervolgactiviteiten. De supportersbelangen worden door de KNVB behartigd en deze organisatie is ook wat dit betreft de eerste gesprekspartner voor de overheid.

De bewindsman merkte vervolgens op de indruk te hebben dat grootschalige activiteiten in Nederland meer politie-inzet vergen dan vroeger, ook als er geen sprake is van dreigend voetbalvandalisme. Natuurlijk wordt altijd weer nagegaan hoe kan worden gekomen tot een vermindering van de politie-inzet. In het seizoen 1996–1997 werden 1614 aanhoudingen verricht, terwijl er tot nu toe 707 aanhoudingen zijn verricht. Er is dus een dalende tendens waar te nemen zonder dat de politie wat betreft het doen van aanhoudingen de teugels heeft laten vieren. Het is welhaast ondoenlijk om een doeltreffende vergelijking te maken met de politie-inzet in andere landen, al was het maar omdat de organisatievormen daar veelal anders zijn. Wel wordt bij EK's en WK's gezocht naar vormen van internationale samenwerking. De Kamer zal worden geïnformeerd over de resultaten van het overleg met België over de veiligheidsmaatregelen rond de komende EK.

De minister zei niets te voelen voor een doorberekening van de politiekosten aan de BVO's. Dat laat onverlet dat er in convenanten financiële afspraken kunnen worden neergelegd. Bovendien hebben gemeenten de mogelijkheid om via legesverordeningen bepaalde kosten in rekening te brengen. Als clubs het echt laten afweten, is er nog altijd de mogelijkheid van een speelverbod.

De KNVB en het CIV trachten te bereiken dat risicowedstrijden overal in den lande op dezelfde wijze worden gedefinieerd. Het voetbalvolgsysteem is op 18 maart jl. operationeel geworden met een pilot in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Na drie maanden zullen de overige politieregio's en eventueel ook de KNVB op het systeem worden aangesloten. Hierbij dient uiteraard te worden voldaan aan de eisen van de Registratiekamer. De Kamer zal worden geïnformeerd over de wijze waarop het bedrag van f 420 000 wordt besteed.

De minister zei enigszins verbaasd te zijn over de vraag of het waar is dat de lokale driehoek aanvragen van neutrale supporters voor het bezoeken van voetbalwedstrijden afwijst. Dit regardeert immers niet de lokale driehoek.

Ten slotte wees de minister erop dat combiregelingen op lokaal/regionaal niveau gestalte krijgen. Hij zegde toe de geuite kritiek ter sprake te zullen brengen in de stuurgroep.

Minister Sorgdrager was het eens met minister Dijkstal dat samenwerking van essentieel belang is. Alle actoren moeten op een gegeven moment hetzelfde doel voor ogen hebben en ook de bereidheid tonen er iets voor over te hebben om het te bereiken.

Het OM en de politie spelen een belangrijke rol in de ketenbenadering en zijn met de implementatie van de lik-op-stuk-richtlijn op de goede weg. Het is een kwestie van tijd wanneer deze richtlijn in elk stadion zal kunnen worden toegepast. Het door de heer Rijpstra gereleveerde puntensysteem voor de strafeis strekt er vooral toe dat overal in den lande eenzelfde beleid wordt gevoerd. Geweld tegen overheidsfunctionarissen is krachtens de wet een strafverzwarende omstandigheid.

Nu er sprake is van een richtlijn kan het OM niet meer doen dan aanbevelen om 1 keer per seizoen in driehoeksverband over de veiligheidsaspecten te spreken. Het OM kan dat overleg natuurlijk zo nodig wel initiëren.

De minister wees er vervolgens op dat onderscheid moet worden gemaakt tussen een civielrechtelijk stadionverbod en een strafrechtelijk stadionverbod. Het laatste kan net als een meldingsplicht onderdeel zijn van de eis van het OM. Het spreekt voor zich dat het effectueren van een strafrechtelijk eis enige tijd vergt omdat de normale strafrechtelijke weg moet worden gevolgd. Het instellen van een civielrechtelijk stadionverbod is een zaak van de KNVB die daartoe gegevens van o.a. het OM krijgt aangereikt. Het overdragen aan derden van strafrechtelijke gegevens is uiteraard een gevoelige kwestie. Gekozen is voor de KNVB omdat de bond een overkoepelende organisatie is die in de zin van de privacywetgeving als houder van gegevens kan worden aangemerkt. Er is een beroepscommissie die klachten naar aanleiding van opgelegde stadionverboden kan behandelen.

Clubs kunnen stadionverboden opleggen op grond van eigen waarnemingen. Op het moment dat er een kaartje wordt gekocht, is er sprake van een juridische civielrechtelijke overeenkomst tussen de club en de wedstrijdbezoeker. De club moet natuurlijk wel duidelijk maken welke de gedragsregels binnen het stadion zijn. Een meldingsplicht is hierbij in tegenstelling tot het strafrecht niet aan de orde omdat een civiele meldingsplicht zich niet met de grondrechten verhoudt. Tussen de club en de supporter kan wel de afspraak worden gemaakt dat het stadionverbod korter wordt maar dat dan wel sprake moet zijn van een meldingsplicht. De minister zei bereid te zijn bij de politiekorpsen erop aan te dringen met de KNVB overleg te voeren over de vraag of het politiebureau als mogelijke meldingsplaats kan dienen.

De Registratiekamer heeft te kennen gegeven dat invoering van een persoonsgebonden clubkaart met pasfoto goed moet worden gemotiveerd. Het leek de minister dat de KNVB met de Registratiekamer overleg zou kunnen plegen over de vraag waaraan een dergelijke motivering moet voldoen. Vooralsnog was zij niet de mening toegedaan dat invoering van de persoonsgebonden clubkaart überhaupt niet tot de mogelijkheden behoort. De museumjaarkaart is al jaren in omloop zonder dat zich problemen op het terrein van de privacy voordoen. De vraag is veeleer of een persoonsgebonden clubkaart nodig is. De Wet op de identificatieplicht regelt dat alleen opsporingsambtenaren de controle op identiteit mogen verrichten. Loketambtenaren mogen dat dus niet doen. Bovendien dient een stadionverbod niet op een identiteitskaart maar op een clubkaart te worden geregistreerd.

De minister benadrukte dat ten aanzien van het groepsgewijs en preventief oppakken een zeer omzichtig beleid moet worden gevoerd. In Nederland bestaat nog geen wetgeving op basis waarvan mensen gedurende een korte periode kunnen worden afgezonderd. Dat kan alleen op basis van de noodverordening. Thans wordt onderzocht hoe in dezen artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht kan worden geïnterpreteerd. Daarbij is onder andere de vraag aan de orde of het deelnemen aan openlijke geweldpleging strafbaar kan worden gesteld.

Staatssecretaris Terpstra benadrukte dat, omdat een civielrechtelijk stadionverbod niet gepaard kan gaan met een meldingsplicht, bij de toegangspoort het stadionverbod moet kunnen worden geëffectueerd. Daarvoor is een persoonsgebonden clubkaart met pasfoto onontbeerlijk. Het is overigens wel gewenst om de persoonsgebonden clubkaart gebruikersvriendelijker en dus ook effectiever te maken, iets waarnaar ook wordt gestreefd in de lopende pilotprojecten. In Den Bosch kan al binnen twee dagen een clubkaart worden afgeleverd. De persoonsgebonden clubkaart is al met al een buitengewoon belangrijk onderdeel van de ketenbenadering. Invoering ervan behoort tot de verantwoordelijkheid van de KNVB en dus van de clubs. Integrale invoering van de persoonsgebonden clubkaart per 1 augustus 1998 is niet haalbaar. Wel is een gefaseerde invoering mogelijk met als uiterste datum 1 augustus 1999. De pilotprojecten zijn uitgebreid tot zeven en mogelijk tot acht clubs: Feijenoord, ADO-Den Haag, Den Bosch, Ajax, PSV, NEC, Emmen en hopelijk ook Vitesse. Daarmee is ongeveer 75% van het totale aantal clubkaarten in het geding. De evaluatiecriteria zullen worden opgesteld in samenspraak met de FSV, de KNVB en de overheden. Het zal een onafhankelijke evaluatie zijn, zodat geen der partners in de verleiding wordt gebracht om de resultaten enigszins «bij te kleuren». Bij de aankoop van een kaartje dient de clubkaart te worden getoond. Dat is een eerste zeef, want het is technologisch heel goed mogelijk om na te gaan of er op de kaart een stadionverbod is geregistreerd. Deze check kan ook worden uitgevoerd bij de toegangspoortjes. Daarnaast is er dankzij de pasfoto nog de mogelijkheid van visuele herkenning.

De alternatieven van Heerenveen en Zwolle getuigen van creativiteit en de overtuiging dat zo publieksvriendelijk mogelijk moet worden geopereerd. Het was de staatssecretaris echter duidelijk geworden dat deze voorstellen niet kunnen worden beschouwd als echte alternatieven voor de desbetreffende schakels in de ketenbenadering. Zij stond overigens sympathiek tegenover het voorstel om een experiment te doen met het weghalen van de hekken. Het is aan de KNVB om hierover te beslissen.

Er dient uiteraard gestreefd te worden naar een zo breed mogelijk draagvlak voor een integrale invoering van de persoonsgebonden clubkaart. Het is uiteindelijk de KNVB die het besluit daartoe neemt en hierover ook het nodige opneemt in de voorwaarden voor licentieverlening.

De staatssecretaris zei zeer veel waarde te hechten aan een sociaal-preventief supportersbeleid. Van een effectief supportersbeleid kan alleen worden gesproken als alle actoren met elkaar samenwerken. De clubs vormen het draaipunt maar er is ook een belangrijke rol weggelegd voor allerlei instellingen die niet rechtstreeks te maken hebben met het voetbalgebeuren. De rijksoverheid biedt financiële steun aan de KNVB voor een landelijke aanpak. Het was de bedoeling dat een landelijke werkgroep in maart zou komen met een integraal beleidsprogramma, maar helaas is nog niet overal het inzicht doorgebroken dat een dergelijk programma onontbeerlijk is. Zeer binnenkort zal hierover wederom overleg worden gevoerd met de KNVB en het is de bedoeling dat de werkgroep eind april met resultaten naar buiten zal komen. Daarbij is aan de orde het terugdringen van het voetbalvandalisme en intolerantie bij vooral de jeugd via gedragsbeïnvloeding. Bij dat laatste moet worden gedacht aan activiteiten bij de clubs, scholen, buurten en jongerencentra. Verder is aan de orde de vraag hoe kan worden gekomen tot een meer publieksvriendelijke bejegening van bezoekers van voetbalwedstrijden, want ook hierdoor kan het agressieniveau worden verlaagd. Het is de bedoeling dat het programma een vliegende start krijgt en wordt ingevoerd bij het begin van de nieuwe competitie.

Verbaal geweld in voetbalstadions kan mensen soms erger treffen dan fysiek geweld. Sociale controle kan helpen, maar het is natuurlijk niet wel doenlijk om één individu op zijn verwerpelijke gedrag te wijzen in een vak waarin honderden mensen verwerpelijke leuzen scanderen. Gelukkig heeft de KNVB een reeks van maatregelen genomen, waaronder boetes voor clubs en instructies aan scheidsrechters.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Van Nieuwenhoven

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,

De Cloe

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

V. A. M. van der Burg

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M. M. H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Middel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD) en Wessels (D66).

Plv. leden: Heeringa (CDA), Van der Vlies (SGP), Lilipaly (PvdA), Meijer (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksma (PvdA), Koenders (PvdA), Beinema (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Rouvoet (RPF), Meyer (groep-Nijpels), Van Waning (D66), Sipkes (GroenLinks), G. de Jong (CDA), Passtoors (VVD), Apostolou (PvdA), J. M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA), Bakker (D66), Hoogervorst (VVD) en Van den Bos (D66).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Essers (VVD), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA), Wagenaar (PvdA) en Wessels (D66).

Plv. leden: Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Duivesteijn (PvdA), Feenstra (PvdA), Verhagen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae(GroenLinks), Van Boxtel (D66), Korthals (VVD), Luchtenveld (VVD), Assen (CDA), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (Unie 55+), Van Oven (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA) en Bakker (D66).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van Heemst (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Rabbae (GroenLinks), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van derStoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), Van Boxtel (D66), O. P. G. Vos (VVD) en Van Vliet (D66).

Plv. leden: Smits (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Wagenaar (PvdA), Feenstra (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Apostolou (PvdA), Meyer (groep-Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Biesheuvel (CDA), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Wessels (D66), Van der Heijden (CDA), Leerkes (Unie 55+), Van den Doel (VVD), Roethof (D66), Weisglas (VVD) en De Koning (D66).

Naar boven