nr. 73
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2006
In mijn brief van 9 juni jl. (TK II, vergaderjaar 2005–2006,
25 229, nr. 72) heb ik u onder andere op de hoogte gesteld van de
planning voor het opheffen van het ingestelde toezichts- en buffergebied in
Nederland. Deze gebieden waren ingesteld naar aanleiding van de uitbraak van
klassieke varkenspest (KVP) in de Duitse deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen
(NRW). In deze brief wil ik ingaan op de uitvoering van dit voornemen.
Op 9 juni jl. is de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) gestart met
de eindscreening van de varkensbedrijven in het Nederlandse deel van het toezichtsgebied.
Uit de uitslagen van de bloedonderzoeken en het uitgevoerde klinische onderzoek
is niet gebleken dat in het toezichtsgebied het KVP-virus aanwezig was. Om
die reden is op maandag 19 juni jl. het toezichtsgebied bij Winterswijk
opgeheven. Vanaf die datum zijn voor dat gebied de beperkingen van het buffergebied
gaan gelden. In het op 9 mei jl. ingestelde toezichtsgebied was vervoer
van varkens niet toegestaan. In het buffergebied gelden voor het vervoer van
varkens alleen nog aanvullende eisen.
Inmiddels is ook in de Duitse deelstaat NRW de eindscreening van varkenshouderijen
in het toezichtsgebied afgerond. In de bijeenkomst van het Permanent Comité
voor de Voedselketen en Diergezondheid (PCVD) van maandag 26 juni jl.
hebben de Duitse autoriteiten aangegeven dat op grond van de negatieve testuitslagen
de beschermings- en toezichtsgebieden zijn opgeheven. In aansluiting hierop
heb ik besloten om met ingang van 26 juni 2006 om 17.00 uur ook
het buffergebied in Nederland op te heffen. Het buffergebied was op 11 mei
jl. ingesteld. In dit gebied was ter preventie van de insleep en verspreiding
van het KVP-virus een aantal aanvullende eisen van kracht inzake de afvoer
van varkens en mest en bepaalde diensten op varkenshouderijen. De Tijdelijke
regeling gebieden klassieke varkenspest 2006 is daartoe ingetrokken.
Met het opheffen van het buffergebied in Nederland vervallen de meeste
maatregelen die in verband met de varkenspest zijn genomen. Er blijven echter
drie aanvullende maatregelen van kracht, waarmee bij transporten van en naar
Duitsland rekening moet worden gehouden:
1. Het is nog niet mogelijk varkens te exporteren naar het district Münster
en de helft van het district Düsseldorf in NRW. Per 1 juli 2006
zal dit verbod waarschijnlijk alleen nog gelden voor de export naar de oude
toezichtsgebieden in Duitsland.
2. De artikelen 69a en 80a van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring
van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (hierna: Regeling
preventie) blijven vooralsnog van kracht. Op basis hiervan gelden er regels
voor vervoersmiddelen van varkens, mest, veevoer of kadavers en voor personen
die diensten verrichten waarbij een varkensbedrijf in het betreffende gebied
in Duitsland wordt betreden. Deze transportmiddelen of personen mogen, na
activiteiten in dit gebied, drie dagen niet op varkensbedrijven komen die
gelegen zijn buiten het gebied.
3. Verder geldt op grond van artikel 69 van deze Regeling preventie voor
transportmiddelen van evenhoevigen uit (heel) Duitsland ook nog steeds de
verplichting van dubbele reiniging en ontsmetting.
Deze maatregelen vervallen eerst nadat de beschikking (2006/346/EG) van
de Europese Commissie voor Duitsland is ingetrokken of is komen te vervallen.
Naar verwachting zal dit eind juli gebeuren.
Mede door de genomen maatregelen en de goede naleving ervan is voorkomen
dat er insleep van het KVP-virus in Nederland heeft plaatsgevonden. Nu de
acute dreiging van varkenspest vanuit Duitsland is afgenomen, blijft een alerte
houding echter nog steeds van belang. Zo blijft het bijvoorbeeld van belang
om bloedmonsters in te sturen voor een PCR-test op KVP bij een koppelbehandeling.
Verder geldt natuurlijk altijd de verplichting om verdenkingen van KVP te
melden bij het landelijk dierziektenummer. De goede samenwerking met de sector
in de afgelopen periode geeft mij echter het vertrouwen dat de situatie ook
dan nauwlettend in de gaten zal worden gehouden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman