25 229
Varkenspest

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 2 juni 1997

In vervolg op mijn brief van 10 april jl. (25 229, nr. 4) wil ik u opnieuw informeren over de actuele stand van zaken rond de bestrijding van de varkenspest.

1. Actuele stand van zaken bestrijding

Verloop van de epidemie

In die brief van 10 april gaf ik u een analyse van het verloop van de epidemie tot op dat moment. In de daarop volgende periode van 7 weken is het aantal uitbraken opgelopen naar 18 gemiddeld per week. Op 31 mei waren in totaal 220 bedrijven besmet.

Voor een nadere analyse is het zinvol onderscheid te maken tussen het centrum en de schillen van het gesloten gebied. Het centrum definieer ik daarbij als het eerste 10 kilometer-toezichtsgebied rond Venhorst. Circa tweederde van de uitbraken in de achterliggende periode lag in dit centrumgebied.

Het aantal en het patroon van de besmettingen in de schillen rondom het centrumgebied geeft echter nog een onrustig beeld.

Sommige van deze uitbraken, zoals op een bedrijf in IJsselstein, leidden tot vergroting van het ingesloten gebied. Eén uitbraak, in Berkel-Enschot, leidde tot het instellen van een geheel nieuw gebied. Het gebied Rijsbergen en een deel van het gebied Ammerzoden kon worden vrijgegeven.

Uit de ontwikkeling van het besmettingspatroon moet geconcludeerd worden dat de verspreiding van het virus regionaal is gebleven. Wanneer we kijken naar de waarschijnlijke oorzaken van de opgetreden besmettingen vallen in toenemende mate de buurtcontacten op. Het gaat hierbij verspreiding van het virus over korte afstanden rondom een besmet bedrijf.

Hoewel de uitbraken zich duidelijk concentreren in het centrumgebied, zijn er nog teveel uitbraken in de randen van het gesloten gebied. Er moet gerekend worden met een verdere stijging van het totale aantal uitbraken in de voor ons liggende periode, met opnieuw het zwaartepunt in het centrum.

Daarom ben ik voornemens de half april ingezette aanvullende beleidsmaatregelen te continueren. Met de gekozen bestrijdingsfilosofie kan verdere verspreiding in de randen worden voorkomen. Kerninstrument is preventief ruimen, werkend vanuit de randen naar het centrum. Daarnaast blijft het vervoersverbod in Zuid-Nederland van kracht om besmetting langs de weg van transport en direct diercontact onmogelijk te maken.

Preventief ruimen

In de periode vanaf half april zijn 205 bedrijven met in totaal 195 000 dieren preventief geruimd. In 173 gevallen betrof de preventieve ruiming bedrijven gelegen in de directe nabijheid van een positief bedrijf. Daarbij is consequent de door mij gekozen strategie van «containment» of indamming gehanteerd. Dat wil zeggen: Er is van buiten naar binnen gewerkt.

Het kwantitatief meten van de effectiviteit van preventief ruimen is niet eenvoudig. Het is immers gericht op het voorkomen van het virus en het isoleren van nieuwe uitbraken. Monstername ten tijde van preventief ruimen zal veelal negatief blijken op bedrijven die pas kort daarvoor besmet zijn. In 7 van de tot op heden afgeronde onderzoeken van preventief geruimde bedrijven bleek besmetting aantoonbaar aanwezig.

Op basis van het geschetste besmettingspatroon kom ik tot de conclusie dat het gebruik van het bestrijdingsinstrument preventief ruimen met kracht moet worden voortgezet. Het zal gericht blijven op het verder terugdringen van de besmetting richting het centrum van het gesloten gebied.

Voor het effectief toepassen van het instrument van preventief ruimen is het beschikken over voldoende destructiecapaciteit cruciaal. Sinds het Kamerdebat van 7 mei jl. is de ons ter beschikking staande destructiecapaciteit in Duitsland en België verder uitgebreid.

In de afgelopen weken is tijdelijk vertraging opgetreden in de destructie doordat verschillende destructoren in Nederland en Duitsland om technische redenen niet volledig inzetbaar zijn geweest.

Vervoersverbod Zuid-Nederland

In mijn brief van 15 april informeerde ik u over het per 14 april ingestelde vervoersverbod voor varkens in Zuid-Nederland, met uitzondering van de provincie Zeeland. De aanleiding tot dit besluit was een aantal nieuwe uitbraken leidend tot uitbreidingen van het ingesloten gebied. Sinds 14 april is het aantal uitbraken buiten het gesloten gebied aanmerkelijk teruggedrongen.

Recente uitbraken in Berkel-Enschot en Udenhout bevestigen opnieuw de noodzaak van een vervoersverbod voor varkens.

Binnen de gekozen bestrijdingsfilosofie gericht op indamming van het virus blijkt het vervoersverbod voor Zuid-Nederland een effectieve maatregel. Opheffen van dit verbod is dan ook vooralsnog niet aan de orde. Verplaatsen van varkens naar gebieden ten noorden van de Waal blijft dus verboden.

Wel heb ik het mogelijk gemaakt om in West-Brabant (ten westen van de A27 en A16) en in Limburg (ten oosten van de Maas en ten zuiden van Tegelen) op basis van vrijstellingen onder stringente voorwaarden biggen te verplaatsen.

Ik zal overigens de welzijnsproblemen op de bedrijven in gebieden waar het vervoersverbod onverkort van kracht blijft nauwkeurig bewaken en waar nodig deze met passende maatregelen verlichten.

EU-Opkoopregeling

In het kader van de Opkoopregeling zijn tot 28 mei 1,55 miljoen dieren van bedrijven in het gesloten gebied gehaald. Voor wat betreft de noodmaatregel voor jonge biggen, waarmee uw Kamer in meerderheid instemde, kan ik u melden dat er inmiddels 850 verzoeken van bedrijven binnen zijn, betreffende 180 000 dieren.

De Europese commissie heeft inmiddels toestemming gegeven de opkoopregeling, naast het ingesloten gebied, waar nodig toe te passen in geheel Zuid-Nederland.

Dit stelt mij in staat de welzijnsproblemen die voortvloeien uit het vervoersverbod in Zuid-Nederland effectief aan te pakken.

Ook dient deze regeling in directe zin de bestrijding van de ziekte doordat verdunning of het voorkomen van verdere verdichting van de varkensstapel in de getroffen gebieden wordt bewerkstelligd.

In antwoord op vragen van mevrouw Vos dienaangaande kan ik U mededelen dat ik, gegeven de nog beschikbare capaciteit, op dit moment nog geen verzoek heb gericht aan het EU-beheerscomité voor een verruiming van de jonge biggenmaatregel. Zodra dat wel noodzakelijk is, zal ik mij tot de Europese Unie wenden.

Voor wat betreft de dodingsmethoden bij de jonge biggen is het onderzoek naar alternatieven voortgezet. De mogelijke alternatieven die zich aandienen brengen ieder eigen nadelen met zich mee. Desalniettemin zijn deze door mij voor advies aan de Commissie van Toezicht voorgelegd. Dit advies laat ik als bijlage bij deze brief gaan.1 Op basis van dit advies heb ik besloten de tot op heden gekozen methode niet te wijzigen.

Besmettingen door verdachte K.I.

In mijn brief van 10 april wees ik op de complicerende factor in de bestrijding voortkomend uit de besmetting van twee stations voor kunstmatige inseminatie (K.I.). Teneinde een herhaling van besmetting langs deze weg in de toekomst te voorkomen heb ik opdracht gegeven tot een «quick scan» van de huidige praktijk in de K.I. stations varkenshouderij. Op de vervolgaanpak op basis van dit onderzoek kom ik later in deze brief terug.

Ruim 1600 bedrijven ontvingen sperma van de twee besmette stations in de kritieke periode. Nagenoeg al deze bedrijven zijn onderzocht. In het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen een groep van 359 bedrijven welke sperma ontvingen afkomstig van een 25-tal meest risicovolle beren en de circa 1300 overige bedrijven.

Uit de groep van 359 zijn 16 bedrijven besmet gebleken, waarbij kunstmatige inseminatie mogelijk de besmetting heeft veroorzaakt.

Elf bedrijven zijn preventief geruimd. Geen van de besmette bedrijven lag boven de Waal.

Van de overige circa 1300 overige bedrijven is het onderzoek inmiddels grotendeels afgerond. Dit onderzoek heeft geen definitief uitsluitsel gegeven over de vraag of de aangetoonde besmettingen veroorzaakt zijn door K.I.

Van deze groep zijn 93 bedrijven besmet gebleken, waarvan, nogmaals, het niet vaststaat dat de besmetting is veroorzaakt door K.I. Geen van deze 93 bedrijven was gelegen boven de Waal.

Daarnaast zijn uit de groep van circa 1300 bedrijven 59 bedrijven preventief geruimd. Van alle overigen is inmiddels de verdachtverklaring opgeheven behoudens een aantal bedrijven waarvan de contacten met de bewuste KI stations pas later zijn getraceerd, waarvan heronderzoek onvermijdelijk is dan wel welke op andere gronden nog onder verdenking zijn.

Op basis van deze uitslagen kom ik tot de conclusie dat de verspreiding van het virus regionaal is gebleven. Preventief ruimen op basis van K.I. verdenking boven de grote rivieren kan derhalve achterwege blijven. De verklaring voor het verspreidingspatroon is waarschijnlijk de volgende: De afzet vanuit de besmette K.I. stations concentreerde zich op de omliggende regio. Dit gold in versterkte mate voor de afzet van de risicovolle batches mengsperma. Boven de Waal werd door deze stations met name op fokbedrijven sperma afgezet. Deze bedrijven werken in veel mindere mate met mengsperma.

Na het verkrijgen van alle uitslagen zal een diepgaande analyse moeten worden uitgevoerd om het kwantitatieve effect van besmet sperma op de verspreiding van varkenspestvirus vast te stellen.

Controle en handhaving

De controle en handhaving binnen de gesloten gebieden alsmede in de overige gebieden bezuiden de Waal heeft voornamelijk betrekking op het vervoer van varkens. Naast deze controles wordt adequaat omgegaan met uitbreiding van vervoerverboden. Een goede samenwerking tussen de diverse regionale politiekorpsen en de AID draagt ertoe bij dat de ge- en verboden goed worden nageleefd.

Naast de specifieke vervoerscontroles wordt in het bijzonder aandacht besteed aan het vervoer van varkens in het kader van de opkoopregeling, met name aan de beladingsnormen (Besluit Diervervoer) en de hygiënevoorschriften. De handhaving is drastisch aangescherpt. Dit heeft meerdere malen geleid tot ingrijpen. Een aantal transporteurs zal op basis van deze ervaringen niet meer worden ingeschakeld door mijn diensten.

Aanscherpen hygiëne in gesloten gebied

Het aanhoudend hoge aantal besmettingen ten gevolge van buurtcontacten heeft mij gebracht tot een aanscherping van de hygiëne op de bedrijven en bij onvermijdbare bezoeken aan de bedrijven in het gesloten gebied. Vanuit de bestrijdingsaanpak zal het aantal bedrijfsbezoeken tot een onvermijdbaar minimum worden teruggebracht. Daarnaast heb ik twee hygiëne-inspecteurs aangesteld welke toezien op de effectiviteit en de naleving van hygiëneprotocollen van betrokken overheidsdiensten.

Ook heb ik het bedrijfsleven aangesproken op zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van deze problematiek. Het bedrijfsleven heeft mij toegezegd een bedrijfshygiëne protocol te zullen formuleren teneinde de besmettingskans door bedrijfsbezoeken tot een minimum terug te brengen.

2. Vervolg aanpak bestrijding

De verwachting omtrent het verdere verloop van de varkenstpestuitbraak bepaalt het verder te voeren beleid.

In het Algemeen Overleg van 16 april jl. gaf ik aan bij mijn afwegingen op dat moment er vanuit te gaan dat het totale probleem tot september zou duren. Ik heb daarbij in één adem opgemerkt dat het voor mij evenwel niet vast staat dat de crisis op dat moment achter de rug zou zijn.

Het verloop van de epidemie in de afgelopen weken stemt mij somber. Het is onmogelijk te voorspellen wanneer de laatste uitbraak zich zal voordoen. Zonder thans een exacte indicatie te kunnen geven van de termijn waarop de crisis zal zijn bedwongen, meen ik dat het verstandig is het pakket maatregelen af te stemmen op de verwachting dat Nederland nog tot het einde van dit jaar met het virus en de nasleep ervan zal kampen. In het navolgende geef ik weer welke consequenties hieruit moeten worden getrokken.

Voortzetting gekozen bestrijdingsfilosofie

De bestrijdingsfilosofie blijft gericht op indamming van de ziekte, van buiten naar binnen. Preventief ruimen is daarbij het belangrijkste instrument. Bij uitbraken in de randen van het gesloten gebied moet daartoe zo snel mogelijk worden overgegaan. Ik wil de prioriteit in de bestrijding steeds sterker leggen bij preventief ruimen.

Hiervoor is beschikbaarheid van destructiecapaciteit een cruciale factor. Mijn inzet blijft, zoals in uw Kamer betoogd, uiteraard gericht op verdere verruiming van de ter beschikking staande capaciteit.

Fokverbod

De constatering dat het virus nog gedurende geruime tijd zal leiden tot nieuwe uitbraken, roept opnieuw de vraag op hoe om te gaan met het insemineren van zeugen in het ingesloten gebied. Biggen van nu geïnsemineerde zeugen zullen snel na de geboorte worden gedood. Een fokverbod voorkomt dat over een nog lange periode grote aantallen jonge biggen, worden afgevoerd naar de destructor.

Daarnaast spelen in de afweging van een fokverbod veterinaire argumenten nadrukkelijk een rol. Teneinde aanhoudende verspreiding van het virus te voorkomen is een verdunning van de veestapel gewenst. Een fokverbod helpt daarbij. Een lagere varkens-dichtheid in het gebied verlaagt de infectiedruk. Uitdunning op de bedrijven geeft een geleidelijke beperking van het aantal risicovolle contacten.

Als bezwaar tegen een fokverbod wordt gesteld dat het staken van inseminatie een onomkeerbaar negatief effect zou hebben op de vruchtbaarheid van de zeug. Ik heb het oordeel van het ID-DLO gevraagd in deze kwestie. Het ontvangen advies gaat als bijlage bij deze brief. Conclusie is, dat er op grond van wetenschappelijke inzichten geen gronden aanwezig zijn die wijzen op een daling van de vruchtbaarheid. Bepalende voorwaarde hierbij is dat de boer zijn voermanagement op de nieuwe situatie afstemt. Daarmee is een belangrijke bezwaar tegen een fokverbod weerlegd.

De door mij ingestelde Commissie van Toezicht heeft mij op 29 mei jl. dringend geadviseerd over te gaan tot een fokverbod. Dit advies doe ik hierbij als bijlage aan u toekomen.1 Op basis van bovengenoemde overwegingen alsmede het advies van de Commissie van Toezicht ben ik van oordeel dat een fokverbod op dit moment onontkoombaar is. Ik zal het fokverbod effectueren door een verbod op het insemineren of bevruchten van zeugen.

Ik acht preventief ruimen van het grootste belang. Ik ga er van uit dat dit instrument effect zal hebben. Dat betekent dat ik buiten het centrumgebied het fokverbod niet nodig acht.

In het gebied rond Venhorst en Boekel zal de ziekte zich ook nà september nog voordoen. Ik heb op basis hiervan besloten het fokverbod alleen toe te passen in het centrumgebied, gedefinieerd als het eerste 10-kilometer toezichtsgebied rond Venhorst.

Mocht de gevolgde redenering niet blijken te kloppen, dan zal ik tijdig beslissen over een fokverbod in andere gebieden.

Het fokverbod zal worden ingesteld op basis van artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De regeling treedt in werking op 3 juni 1997. Naar de aard zal deze maatregel voor minimaal 4 maanden worden ingezet.

Bij invoering van een fokverbod geldt dat op termijn geen beroep meer op de EU-opkoopregeling behoeft te worden gedaan. De opstelling van de EU acht ik voor de verdere invulling van het fokverbod van groot belang.

Mij is door de verantwoordelijke Europese Commissaris te kennen gegeven dat de Commissie het fokverbod beoordeelt als een constructief voorstel waartegenover zij een positieve houding inneemt. Ik voer op dit moment overleg met de Europese Commissie over de door mij voorgestane nadere invulling van de maatregel. Belangrijk is het treffen van een tegemoetkoming in de kosten voor de betrokken varkenshouders. Zonder een dergelijke vergoeding is het fokverbod geen begaanbare weg. Deze vergoeding vormt een belangrijk onderdeel van mijn overleg met de Commissie. De Commissie is in principe hiertoe bereidt. Eind volgende week verwacht ik op dit punt resultaat.

Selectief fokverbod en vrijwillige fokstop

De door de heer Huys tijdens het Algemeen Overleg van 16 april (25 229, nr. 11) naar voren gebrachte variant van een selectief fokverbod waarbij een deel van de zeugen wordt weggehaald, heeft niet het beoogde effect. De weggehaalde fokzeugen kunnen worden vervangen door eigen opfok om zodoende het verlies aan produktiecapaciteit te compenseren. Dit vraagt om een zeer forse inzet op handhaving.

Een inzet welke in de huidige crisis nauwelijks realiseerbaar is.

Het weghalen van de zeugen is gegeven de waarde van de zeugen, zeer duur. De destructiecapaciteit komt opnieuw onder druk te staan door het afvoeren van de zeugen. Daarnaast is het in deze selectieve variant onvermijdelijk ook op de langere termijn de jonge biggen maatregel voort te zetten.

Tenslotte betekent het weghalen van de zeugen dat de opstartperiode voor de bedrijfstak na afloop van de epidemie beduidend langer is ten opzichte van het inseminatie- en bevruchtingsverbod.

Ook voor de door de heer Stellingwerf bepleitte vrijwillige fokstop geldt dat de handhaving een enorme opgave zal zijn. Tevens geldt voor deze variant dat hij zeer duur is. De geboden financiële voorziening moet immers minimaal vergelijkbaar zijn met de contante waarde van de opkoopprijs voor de door de zeug voortgebrachte jonge biggen. Is dit niet het geval, dan zal de deelname zeer beperkt zijn.

Noodvaccinatie

Alle mogelijke benaderingen in de strijd tegen de varkenspest zijn onderzocht. In dat kader is ook het gebruik van het klassieke vaccin opnieuw op zijn voor- en nadelen bekeken.

Hoe gaat een noodvaccinatie in zijn werk?

Alle varkens in het gekozen gebied moeten «voor de voet weg» worden gevaccineerd. Een herhalingsenting is in ieder geval nodig.

De gevaccineerde dieren zijn na enkele dagen immuun voor het virus. Gedurende 7 dagen blijven de gevaccineerde dieren echter het virus uitscheiden. Na enkele weken zal het aantal uitbraken sterk teruglopen. Dit vaccinatiebeleid moet minimaal één jaar worden volgehouden. Pas na één jaar is het virus in het gevaccineerde gebied uitgeroeid.

Vanuit veterinair-technisch oogpunt kan gesteld worden dat vaccineren bijdraagt aan een beheersing van het ziektebeeld in het gevaccineerde gebied, maar niet aan de uitroeiing van het virus in het gehele besmette gebied.

Het instrument van preventief ruimen rond geïsoleerde uitbraken buiten het gevaccineerde gebied blijft onmisbaar.

Herhalingsvaccinatie gedurende het jaar is noodzakelijk om een goed resultaat te bereiken. Essentiële voorwaarde is ook dat het gebied geheel wordt afgesloten.

Vaccinatie brengt grote nadelen en risico's met zich. Belangrijkste nadeel is dat het vlees van dieren die gevaccineerd zijn, van een speciaal merkteken, een kruisstempel, moet worden voorzien.

Ingevolge de Europese vers vlees-richtlijn (64/433) mag dit kruismerkvlees niet op de Europese markt worden afgezet. Ook export naar derde landen van dit vlees is vrijwel uitgesloten. Het vlees kan vervolgens alleen op de nationale markt worden afgezet.

Dit zal zeer problematisch zijn. Ik ga er dan ook vanuit dat vrijwel al het vlees van gevaccineerde dieren uiteindelijk gedestrueerd zal moeten worden.

Levende varkens mogen tot een halfjaar na de vaccinatieperiode niet uit het vaccinatiegebied worden afgevoerd, tenzij om onmiddellijk te worden geslacht met kruismerk. In de praktijk noodzaakt vaccinatie tot het vervangen van de gehele gevaccineerde varkensstapel, alvorens weer normaal geproduceerd en geëxporteerd kan worden. We spreken dus over destructie op termijn. Vaccinatie in het centrumgebied zou de vernietiging betekenen van nog eens circa 500 000 zeugen en mestvarkens. Dit aspect moet mijns inziens zeer nadrukkelijk worden betrokken bij de afweging.

Daarmee kom ik op de vraag betreffende de omvang van het voor noodvaccinatie aan te wijzen gebied. Op basis van het verwachte verdere verloop van de epidemie ligt een keuze voor het eerder omschreven centrumgebied voor de hand. De veterinaire voordelen van vaccinatie in een dergelijk klein gebied wegen wellicht op tegen de economische repercussies.

Echter, goedkeuring door het Permanent Veterinair Comité van een Nederlands Noodvaccinatie-programma is vereist. Ik heb in Brussel de mogelijkheid van een noodvaccinatie in het centrumgebied laten sonderen. Dit heeft mij geleerd dat dit voorstel niet veel kans maakt.

Het risico is groot dat het PVC zijn goedkeuring zal onthouden tenzij het gehele ingesloten gebied wordt gevaccineerd. Dit heeft zeer grote consequenties voor onze exportpositie en de totale kosten van deze epidemie. Ook betekent een keuze van het PVC voor noodvaccinatie in het gehele ingesloten gebied dat moment naar schatting nog eens circa 2,2 miljoen zeugen en mestvarkens op termijn zullen moeten worden vernietigd.

Deze weg moeten wij nu niet inslaan.

Tenslotte wil ik wijzen op het volgende: Vaccinatie betekent zoals hierboven aangegeven, de vernietiging van alle dieren in het gebied op termijn. Het is dan maatschappelijk niet verantwoord in het gebied inseminatie van zeugen na vaccinatie voort te zetten. Dit impliceert dat vaccinatie in alle ingesloten gebieden gepaard zal gaan met een fokverbod.

3. Aanscherping veterinair beleid

De crisissituatie van de afgelopen maanden heeft op navrante wijze duidelijk gemaakt hoe kwetsbaar de Nederlandse varkenshouderij en daarmee de gehele keten is voor een ziekte als Klassieke varkenspest. Deze situatie geeft aanleiding tot enkele aanscherpingen van het veterinaire beleid alsmede de controle ervan.

Ik ben van mening dat de werkwijze van de varkenssector fundamenteel moet veranderen. Een goede hygiëne, reiniging en ontsmetting, identificatie en registratie kan alleen op voldoende niveau worden gehouden wanneer alle schakels in de keten het belang daarvan inzien en daarvoor (financieel) aansprakelijk zijn.

Om dat te bereiken zullen de veehouders, transporteurs, handelaren, exportverzamelplaatsen, exporteurs en de slachterijen een systeem van private ketenaansprakelijkheid moeten invoeren.

Dat is de enige weg om het verantwoordelijkheidsbesef in de sector op peil te brengen. Alleen langs deze weg kan onverantwoord gesleep met dieren en het ongecontroleerd samenvoegen van dieren van verschillende bedrijven worden voorkomen.

In de keten wordt over een dergelijk systeem uitvoerig overleg gevoerd. Ik zal bij de keuringen van bedrijven die in een dergelijk systeem participeren mij baseren op de certificering, die in dit systeem is doorgevoerd. Bedrijven die niet participeren zal ik onder een zeer strikt controleregime plaatsen.

Een goed functionerende Identificatie en Registratie (I&R) regeling vormt de basis voor een goed veterinair beleid. Zowel voor een systeem van ketenaansprakelijkheid, exportcertficering als bij preventie, bestrijding en controle is dit instrument onmisbaar.

De huidige I&R regeling zal worden aangescherpt op basis van de huidige ervaringen. Mede gezien de werking van de kortingsregeling is de naleving overigens fors verbeterd.

Specifieke aandacht is noodzakelijk voor de gang van zaken bij de K.I. stations en de exportverzamelplaatsen. Van beide schakels in de keten heb ik een «quick scan» laten maken door een externe deskundige. De resultaten hiervan zijn sinds zeer kort beschikbaar.

Deze rapporten komen u als bijlage bij deze brief toe.1 De voorstellen in beide rapporten zijn erop gericht de logistieke processen transparant, goed controleerbaar en veterinair technisch acceptabel vorm te geven. Ik zal de komende periode ook benutten om in overleg met het betrokken bedrijfsleven de voorstellen uit te werken en besluitvorming daarover tot stand te brengen.

4. Verzoeken Kamer

Ik vertrouw er op in deze brief ook antwoord te hebben gegeven op de vragen zoals gesteld door mevrouw Vos tijdens de regeling van werkzaamheden op 27 mei jl. beantwoorden.

Voor wat betreft de mogelijkheid van inblikken verwijs ik naar de antwoorden op de schriftelijke vragen gesteld door de heer Van der Linden, welke u morgen zullen bereiken. Voor wat betreft K.I. station Helden verwijs ik naar mijn antwoordbrief gericht aan de Bond van Verenigingen voor K.I. van Varkens, welke ik op verzoek in afschrift aan de Vaste Commissie voor LNV doe toekomen.

Nationale biddag

Tijdens het Algemeen Overleg van 16 april jl. heeft de fractievoorzitter van de SGP, de heer Van der Vlies, de gedachte van een nationale biddag geopperd. Tijdens de plenaire beraadslagingen naar aanleiding van dit A.O. op 7 mei jl. deed de heer Van der Vlies de suggestie dat de Regering zich zou verstaan met de kerken over deze bidstond. Ik heb uw Kamer toegezegd deze suggestie in het Kabinet aan de orde te zullen stellen.

De Ministerraad heeft op 16 mei jl. hierover gesproken. Hij meent dat het niet aan de overheid is om de kerken te verzoeken tot een nationale biddag. Het Kabinet zal over deze suggestie van de heer Van der Vlies gegeven deze opvatting, geen contact opnemen met de kerken.

Financiële schade in de keten

Naar aanleiding van het verzoek tijdens het Algemeen Overleg op 20 februari jl. doe ik u in een bijlage bij deze brief een overzicht toekomen van de geschatte financiële schade als gevolg van de huidige uitbraak van varkenspest.1

In het in de bijlage opgenomen overzicht wordt zowel ingegaan op de schade in de varkenshouderij als de schade in de overige delen van de keten. Dit op basis van de huidige stand van zaken en verwachting over het verdere verloop.

Uit het overzicht kan worden opgemaakt dat de uitbraak van varkenspest in Nederland heeft geleid tot aanmerkelijke financiële schade voor de varkensbedrijfstak in brede zin. De omvang van de schade verschilt per bedrijf en is afhankelijk van de uitgangssituatie en het soort bedrijf. Door middel van het Politioneel Fonds, de opkoopregeling en het honoreren van aanvragen voor werktijdverkorting kunnen tot op heden de grootste knelpunten worden opgevangen.

Buiten de varkensketen blijft de financiële schade tot op heden, mede door het versoepelen van het vervoersverbod beperkt. Ook hier kunnen de inkomensgevolgen per individueel geval verschillen, afhankelijk van de uitgangssituatie.

5. Tot slot

Markervaccin

De Europese Unie kent op dit moment een non-vaccinatiebeleid. De bezwaren tegen het vaccineren met het traditionele varkenspestvaccin hoeven echter niet te gelden voor de zgn. markervaccins. Deze nieuwe vaccins wekken antilichamen op die te onderscheiden zijn van de antilichamen tegen het veldvirus.

Overigens zijn markervaccins beduidend minder effectief dan het klassieke varkenspest vaccin.

Zoals al eerder in uw Kamer door mij aangegeven, is de Nederlandse regering voorstander van toepassing van vaccinatie via een markervaccin in de toekomst.

De stand van zaken is de volgende: Er zijn op dit moment nog geen geregistreerde markervaccins tegen varkenspest beschikbaar. Wel zijn twee van dergelijke vaccins in een vergevorderd stadium van ontwikkeling. Verwacht wordt dat deze in 1998 geregistreerd kunnen worden.

Hiertoe dienen veldproeven te worden uitgevoerd. Op 12 mei jl. heeft de Nederlandse Chief Veterinary Officer overleg gevoerd met zijn Belgische en Duitse collega's en de Europese Commissie over het uitvoeren van een veldproef met het markervaccin. De Belgische en Duitse delegaties waren naar de huidige stand van zaken geen voorstander van zo een veldproef. Te weinig zou bekend zijn over deze vaccins. Wel waren de delegaties het erover eens dat de Europese Commissie met spoed een strategie zou moeten ontwikkelen voor het inzetten van markervaccins tegen Klassieke Varkenspest. Nu al zou de Commissie de handelstechnische, veterinaire en juridische obstakels voor het inzetten van markervaccins moeten wegnemen. Politieke sturing van dit proces is noodzakelijk. Daarom zal ik met de meest betrokken collega's daar deze maand nog nader over spreken.

Financiële en personele inzet

Tot slot van deze brief wil ik ingaan op het zeer forse beslag dat de huidige crisis legt op personele inzet en financiële middelen. Al sinds het uitbreken van de epidemie in februari is de personele inzet enorm.

Op dit moment zijn circa 1000 mensen, van LNV-diensten, het Ministerie van Defensie, politie, gemeenten, het Produktschap Vee en Vlees en vele tijdelijke krachten, dagelijks meer dan full-time aan het werk om de varkenspest en haar gevolgen te bestrijden.

Op dit moment belopen de kosten voor de overheid van de bestrijding en van de opkoopregeling in totaal ruim f 700 miljoen, waarvan f 590 miljoen direct ten goede komt aan de betrokken veehouders. De Europese Unie zorgt voor de dekking van f 385 miljoen. Het bedrijfsleven draagt via het politionele Fonds maximaal f 42,5 miljoen bij. Het overige komt ten laste van de nationale overheid. De genoemde cijfers vormen een voorzichtige raming.

Vervolg structuurdiscussie

Op basis van de discussienotitie «Structuurveranderingen in de varkenshouderij» heb ik de afgelopen weken overleg gevoerd met bedrijfsleven en andere betrokken maatschappelijke organisaties.

Naar aanleiding van deze gesprekken bereid ik op dit moment een brief aan uw Kamer voor. Over de inhoud van die brief zal ik opnieuw met het bedrijfsleven overleg voeren. Deze brief zal ik, na bespreking in de Ministerraad, voor het zomerreces aan uw kamer doen toekomen.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven