25 229
Varkenspest

nr. 11
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 mei 1997

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 16 en 17 april 1997 overleg gevoerd met minister Van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de varkenspest.

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Vos (GroenLinks) constateerde dat minister Van Aartsen de bestrijding van de varkenspest beschouwt als een soort oorlogsvoering met het virus als onberekenbare tegenstander. Na aanvankelijk optimisme dat de strijd na een tiendaagse veldtocht te overwinnen zou zijn, blijkt de situatie helaas veel ernstiger en omvangrijker te zijn. Het einde van de epidemie is nog niet in zicht. Er is nog geen zekerheid te bieden of het probleem in september onder de duim is.

Gelet op de huidige situatie, met te volle hokken en een te geringe destructiecapaciteit, is het de vraag of het niet het meest effectief, het diervriendelijkst en het goedkoopst is om de inseminatie in de afgeschermde gebieden in Noord-Brabant onmiddellijk stop te zetten. Hoe berekent de minister de kosten en de baten van een dergelijke maatregel?

Mevrouw Vos wees op een artikel van prof. Wiepkema in het Algemeen Dagblad, waarin deze het toestaan van vaccinatie, bij voorkeur met een markervaccin, en vooral een betere huisvesting van de dieren bepleitte. Zal het dierenwelzijn een nadrukkelijke rol spelen in de herstructurering van de sector? Wat verstaat de minister op dit punt onder extensivering? Door de heer Noordhuizen, hoogleraar aan de universiteit van Wageningen, is in het Agrarisch Dagblad het idee van gesloten bedrijven, regioclustering van bedrijven en slacht per regio voorgelegd. Hoe ziet de minister dit concept? Maken ook de milieuaspecten, zoals de mestproblematiek, onderdeel uit van de plannen voor de toekomst? Overigens was de fractie van GroenLinks van mening dat de gelden voor de aanpak van het mestprobleem, louter voor dat probleem gebruikt mogen worden, hoewel de herstructurering van de sector gepaard kan gaan met de aanpak van de milieuproblemen.

Gebleken is dat het ontbreken van een bruikbaar draaiboek een ernstig gemis is geweest bij het uitbreken van het virus. Het gesleep met dieren, op 4 februari, had direct te maken met het ontbreken van een draaiboek. Is de minister niet met terugwerkende kracht van mening dat het ontbreken van een draaiboek grote problemen heeft veroorzaakt?

De fractie van GroenLinks had graag opheldering over de gang van zaken bij het KI-station in Wanroij. Hoe beoordeelt de minister het toezicht door het ministerie en het gegeven, bijvoorbeeld blijkend uit Engelse literatuur, dat het sperma een risicofactor kan zijn?

De fractie van GroenLinks merkte ten slotte op dat een fokverbod in de afgeschermde gebieden zeker aan de orde moet zijn. Moet hiertoe niet worden overgegaan, in samenhang met een noodvaccinatie? Wil de minister een dergelijk scenario laten doorrekenen en vervolgens voorleggen aan de Kamer?

De heer Stellingwerf (RPF) merkte naar aanleiding van de huidige varkenspestsituatie op dat de mens ver verwijderd is geraakt van het ideaal van het goede rentmeesterschap over de schepping. Dat is schrijnend voor de varkens en de boerengezinnen, maar ook voor de samenleving, die meent een varkenshouderijsysteem te hebben ontwikkeld dat met techniek beheersbaar is, maar dat daardoor nu extra kwetsbaar lijkt te zijn geworden, zoals blijkt uit de gang van de zaken rond de KI. Het einde van de epidemie is nog niet in zicht. In een interview in de NRC van 10 april jl. stelt de minister dat de strijd in het meest optimistische scenario niet vóór september van dit jaar zal worden gewonnen. De feiten van de laatste dagen, namelijk uitbreiding van de regio waar het vervoersverbod geldt en een aantal nieuwe gevallen van varkenspest, bevestigen deze visie.

De RPF-fractie erkende dat er in de bestaande noodsituatie drastische maatregelen moesten en moeten worden getroffen, maar dat op enig moment tijdens een epidemie niet is in te schatten hoe drastisch de maatregelen moeten zijn. Achteraf kan slechts geconstateerd worden of de maatregelen gepast zijn geweest. Wel is wellicht wetswijziging nodig om te voorkomen dat met dieren gesleept wordt tussen het moment waarop het vermoeden van varkenspest bekend wordt, en het moment van het daadwerkelijke besluit om tot actie over te gaan.

In het licht van het goede rentmeesterschap is er de plicht, te zoeken naar gepaste, maar ook verantwoorde maatregelen. Daarom is het moeilijk te accepteren dat er van de afgemaakte dieren slechts een klein deel besmet is met het virus. Het moet toch mogelijk zijn dat de dieren worden gescreend en op een normale manier worden geslacht. Is de minister bereid, te onderzoeken of de EU-regels op dit punt aangepast kunnen worden en of de analysecapaciteit kan worden vergroot? Is het juist dat Duitsland voor 3000 ton varkensvlees van niet besmette dieren uit gebieden waar een vervoersverbod gold, ontheffing heeft gekregen om normaal te slachten en het vlees in te blikken?

Er is alle reden voor een bezinning op de toekomstige plaats en structuur van de intensieve veehouderij. Op dit punt zijn, bijvoorbeeld door de heer Noordhuizen in het Agrarisch Dagblad, al waardevolle analyses gemaakt en suggesties gedaan. Er moet nu reeds aan uitwerking voor de lange termijn worden begonnen.

Het is de vraag of het ethisch nog verantwoord is om enerzijds alle zeugen in de varkenspestgebieden maar te blijven insemineren en biggen geboren laten worden en anderzijds op hetzelfde moment in hetzelfde gebied evenveel biggen af te maken en te vernietigen. Mede gezien de ernst van de situatie, zijn er op dit moment voldoende redenen voor een tijdelijk en/of gedeeltelijk fokverbod. Zo'n fokverbod zou alleen moeten gelden in de gebieden waar een vervoersverbod van kracht is. Er valt ook te denken aan de mogelijkheid dat slechts een gedeelte, bijvoorbeeld de helft, van het aantal zeugen op een bepaald bedrijf jongen mag krijgen. Op die manier houdt het bedrijf nog fokcapaciteit, valt er aan het einde van de epidemie niet een geheel gat in de fokcyclus en wordt tijdens de epidemie, tenminste op de min of meer gesloten bedrijven, de nodige ruimte gecreëerd voor de aanwezige varkens. De boeren moeten dan voor de niet geboren generaties schadeloos gesteld worden. Op deze manier wordt het geld dat nu wordt uitgegeven aan het voeren, opkopen en vernietigen van vele honderdduizenden dieren, beter besteed. In ieder geval moet het mogelijk gemaakt worden dat boeren in de varkenspestgebieden vrijwillig voor een dergelijke fokstop kiezen. De vergoedingsregels dwingen de boer nu immers, mee te gaan in het produceren voor de vernietiging. Wil de minister de mogelijkheid van een vrijwillige fokstop creëren?

Onderkend moet worden dat er pas vier maanden na de introductie van welk fokverbod dan ook geen of minder biggen worden geboren. Keuzes in dezen zijn altijd arbitrair, ook vanwege de verwachting van de duur van de epidemie. De doorslaggevende vraag is wanneer de tijd rijp is voor een fokstop.

De heer Keur (VVD) stelde dat in een open Europa het risico op dier- en plantenziekten steeds groter wordt. Omdat er in de media wordt gesproken over illegale varkenstransporten naar het buitenland, is de vraag hoe Nederland in de hand kan houden dat verspreiding naar andere landen wordt voorkomen.

Door de RVV is erkend dat er sperma is verhandeld naar België. Is er ook sperma in andere EU-landen terechtgekomen?

In een eerder overleg is door de VVD gevraagd naar het non-vaccinatiebeleid in Europa. De huidige EU-regelgeving staat vaccinatie niet toe. Hoewel de VVD de argumenten van de minister begreep, vroeg zij toch of de minister dit punt volgende week op de agenda van de Landbouwraad wil plaatsen om het in Europees verband beter te regelen.

De heer Huys (PvdA) merkte op dat het vervoersverbod en de nadere maatregelen die genomen zijn en nog genomen worden, noodzakelijke maatregelen zijn. Wel pleitte hij voor aanvulling door middel van een selectief fokverbod, en wel beperkt tot de gesloten gebieden en tot een deel van de zeugen. Zeugen kennen in het algemeen een productietijd van tweeënhalf jaar. Dit betekent dat ieder jaar 40% van de zeugen vernieuwt. Als een ondernemer de oudste 40% uitschakelt voor het fokken, is dat een garantie voor het op peil houden van enige productie. Hierdoor wordt tevens bereikt dat er niet gefokt wordt voor vernietiging. Hoewel het fokverbod een draconische maatregel genoemd mag worden, is het op z'n minst macaber om te fokken voor aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van vernietiging. Het gaat erom, de productie tijdelijk op een lager pitje te zetten.

Het is duidelijk dat er bij de opkoopregeling welzijnsproblemen op de bedrijven ontstaan. Is het echter mogelijk, de opkoopregeling zo in te richten dat er in relatie tot het capaciteitsprobleem geen onaanvaardbare welzijnsproblematiek ontstaat?

De bedrijven krijgen te maken met grote verliezen, hoewel er soms flink wordt vergoed. Men moet er echter ook aan denken dat de belastingbetalers miljoenen guldens moeten opbrengen, ook als er geld uit de EU komt.

De minister heeft de commissie op 27 maart jl. ingelicht over het starten van een onderzoek naar het functioneren van het KI-station in Wanroij, omdat daar onvolkomenheden gesignaleerd waren. Daarbij zou het functioneren van de RVV aan de orde komen. Gezien alle commotie die er is ontstaan, is het goed als de minister de commissie erop korte termijn, zo nodig vertrouwelijk, over informeert op grond van welke rapportages de minister de uitspraken over het onderzoek heeft gedaan. De PvdA-fractie wacht af wat het rechercheonderzoek oplevert.

In bepaalde situaties is het mogelijk dat een KI-station in een gesloten gebied ligt, maar niet de bedrijven waar geïnsemineerd moet worden. Voor die bedrijven raakt de normale voorziening van sperma geblokkeerd. Omdat de boeren altijd een uitweg zoeken, zal de bedrijfs-KI gaan bloeien, met alle risico's van dien. De PvdA-fractie pleit ervoor, te bezien of hiervoor een oplossing denkbaar is, temeer daar het aantal te insemineren zeugen afneemt. In het voorstel voor een selectief fokverbod neemt het aantal nog verder af.

De minister heeft erop gewezen dat moet worden nagedacht over de toekomst van de varkenshouderij in Nederland. Onder andere vanuit het bedrijfsleven zijn hierop goede reacties gekomen. Kan de minister op korte termijn enkele contouren aangeven voor de ontwikkeling van de varkenshouderij? Natuurlijk rust er een zware verantwoordelijkheid op de sector om een stap te zetten, maar de overheid zal haar verantwoordelijkheid ook stevig moeten nemen, gelet op de miljoenen die ermee gemoeid zijn.

De heer Ter Veer (D66) zei dat hij van een werkbezoek aan Boekel geruster is teruggekomen dan hij erheen ging. Hij realiseerde zich dat het nu slechts gaat om een honderdtal getroffen bedrijven op de in totaal meer dan 10 000 varkensbedrijven en dat Twente, de Achterhoek en de Gelderse Vallei nog geen varkenspest kennen. Het is nog merkwaardiger dat er in de Limburgse Peel geen varkenspest heerst. Er staat kennelijk een Chinese muur om het gebied waar het virus heerst. Hoewel het virus in Noord-Brabant nog niet onder de duim is, is toch enige relativering op haar plaats.

De overheid is op het moment vrij royaal, want er zijn al honderden miljoenen besteed. Is het dan niet verbijsterend dat een deel van de sector nog steeds volhardt in de boycot van de mestregels? Hoe kan bijvoorbeeld Wien van den Brink het nog steeds wagen om de goodwill van de samenleving, gelet op de besteding van de honderden miljoenen, op de proef te stellen? Hoe groot is de schade die zij daarmee afroepen over de sector?

Het incasseringsvermogen van individuele varkenshouders wordt zeer zwaar op de proef gesteld. Daarom is het gerechtvaardigd, met royaal overheidsgeld te proberen, de ziekte uit te bannen en de financiële nood bij de bedrijven te lenigen. De fractie van D66 zei, het eens te zijn met de maatregelen die de minister heeft getroffen, maar zij zag graag dat de minister in Europees verband sterk pleit voor preventief enten. Vanwege het altijd latent aanwezig zijnde varkenspestvirus in de populatie wilde zwijnen in andere landen van Europa, is het een illusie te denken dat het non-vaccinatiebeleid kan worden voortgezet.

De fractie van D66 had, in het licht van het voorgaande, geen behoefte aan een fokverbod. Als de minister uit Brussel terugkomt met toestemming om preventief te enten, moet binnen vier maanden verdere uitbreiding van het virus tot staan gebracht kunnen worden.

Op het punt van het onderzoek van het OM ten aanzien van het KI-station in Wanroij past terughoudendheid van de zijde van de politiek. Wat is echter de visie van de minister op de welles-nietesdiscussie over de werkwijze van het KI-station? Voor de fractie van D66 stond vast dat de bron van alle kwaad is gelegen in het onvermogen van het KI-station Wanroij om ervoor te zorgen dat het virus niet in het station kwam.

De minister heeft aangekondigd, eind april in een brief aan de commissie te melden hoe de herstructurering van de sector moet worden aangepakt. De fractie van D66 bepleitte, kort en goed, een bouwstop op varkensstallen, met terugwerkende kracht vanaf 15 februari 1997. Dit pleidooi staat uitvoeriger weergegeven in het dagblad Trouw van hedenochtend. Van elke drie varkens die in Nederland geproduceerd worden, zijn er twee bestemd voor de export. Nederland blijft echter met alle mest zitten. Men moet zich realiseren dat er een grens is aan het opvangen van het mestprobleem en dat Nederland vol is voor varkens.

De heer Van der Vlies (SGP) ervoer de huidige situatie als zeer aangrijpend, zowel voor getroffen ondernemers als voor de dieren.

Ondanks alle getroffen maatregelen, lijkt het probleem nog niet beheersbaar. De maatregelen die achtereenvolgens steeds scherper zijn geworden, zijn helaas nodig. De SGP-fractie had daarover wel vragen, maar zij wilde de minister daarover in dit stadium niet lastig vallen, laat staan afvallen. Een van de vragen is of het ethisch verantwoord is dat ook veel gezonde dieren het slachtoffer worden van de maatregelen. Zou men de aantoonbaar gezonde dieren toch in een consumptieprogramma willen brengen, dan moet daar een koper voor zijn. Als die koper er niet is, loopt het programma vast. Dat is in economische zin overtuigend, maar in emotionele en ethische zin hield de SGP-fractie op dit punt haar vragen.

Er komen signalen naar voren dat de regels over het vervoerverbod hier en daar worden overtreden. Kan de minister zijn visie hierop geven? Is het mogelijk, dit probleem in moraliteit te tackelen?

De minister heeft aangekondigd, er advies over te vragen om de biggen eerder dan bij Europese regelgeving mogelijk is uit het programma te nemen. Ook hierin schuilt een ethisch probleem. De afweging van graduele verschillen kan ertoe leiden dat biggen op jongere leeftijd uit het programma worden genomen dan volgens de huidige regels mogelijk is.

Over de opslagcapaciteit van mest komen verschillende geluiden naar voren. Kan de minister hierop zijn visie geven?

De SGP-fractie was niet ontevreden over de financiële verantwoordelijkheid die de overheid neemt in de opkoopregeling en de ruimprogramma's. Dat de inkomens stilvallen, kan in bepaalde bedrijven tot grote dilemma's leiden. Zal de overheid voorkomen dat door deze situatie goed gerunde en eigenlijk gezonde bedrijven failliet gaan? Er moeten overbruggingsregelingen komen. Waar de overheid daarbij een rol speelt, moet zij dat weten af te dekken.

Voor de middellange termijn valt niet te ontkomen aan een discussie over de vraag hoe het in de eerste dagen van de epidemie is gegaan. Hoe zat het precies met de toegankelijkheid van de informatie, met de logistiek, met de controle op het transport, enz.? Overigens treft de mensen die onder grote druk in het veld moeten werken, geen verwijt.

De SGP-fractie was van oordeel dat niet valt te ontkomen aan een discussie over de toekomstige structuur van de sector, uiteraard te voeren door en met de sector. Ethisch is het moeilijk te accepteren dat wordt gefokt voor vernietiging. Anderzijds heeft het onderbreken van fokprogramma's grote gevolgen voor de kwaliteit en de duurzaamheid van de sector. In het licht van de inschatting van de duur van de epidemie was de SGP-fractie er niet aan toe, te pleiten voor een fokverbod. Naarmate de epidemie voortduurt, moet daarover genuanceerder worden gedacht. Een vrijwillig fokverbod spreekt in dit verband wel aan, mits men daarvoor financiële steun krijgt.

De SGP-fractie hoorde te weinig over de problematiek boven de grote rivieren. Er gaan geruchten over illegale biggenhandel. Omdat de prijs in het buitenland toeneemt, wordt de verleiding groot om een binnenweggetje te vinden. Kunnen die geruchten worden ontzenuwd?

Het is vervelend en ongelukkig dat er sfeerbedervende verwijten zijn gemaakt rondom het KI-station in Wanroij, de RVV, enz. Het recht moet zijn beloop hebben. De sfeerbedervende verwijten scheppen niet het klimaat om gezamenlijk de epidemie te lijf te blijven gaan.

De SGP-fractie zei, haar uitgangspunt te kiezen in een bijbels genormeerd rentmeesterschap. Gelet op bijvoorbeeld de schaalgrootte van de bedrijven en het capaciteitsvraagstuk, is men aan de grenzen van de discussie gekomen. In de historie is gebleken dat het een intellectuele verwaandheid is, te veronderstellen dat men de ziektes onder dieren kan uitbannen. Hierop moet het beleid worden afgestemd.

Omdat mens en dier in nood zijn, pleitte de SGP-fractie ervoor dat de overheid een biddag uitschrijft. De regering heeft dat in 1847 voor het laatst gedaan, naar aanleiding van een dreigende mislukking van de oogst. Nadien, tot recent toe, heeft men geen biddag uitgeschreven, doch de kerken opgeroepen om de nood te gedenken, bijvoorbeeld in 1866, toen de runderpest uitbrak. Er zijn in deze sector veel mensen die hun nood beleven voor het aangezicht van de Schepper en de Heere God.

De heer Van der Linden (CDA) zei dat de rampspoed die de bedrijven en gezinnen treft, soms het ergste doet vrezen. Het is daarom van belang, een zodanige oplossing te kiezen die de nood van de gezinnen en bedrijven kan lenigen. Nu het ernaar uitziet dat de epidemie nog vier tot zeven maanden kan duren, doet zich het probleem voor dat bedrijven volstrekt zonder inkomen komen te zitten, terwijl de kosten doorlopen. Is de minister bereid, in speciale gevallen speciale voorzieningen te treffen?

Als het gaat om mensen die met de I&R-regeling geknoeid hebben, heeft de CDA-fractie geen enkel mededogen met een korting van 35%. Wordt er echter gekort vanwege futiliteiten, dan is dat onaanvaardbaar, zeker in relatie tot de steken die de overheid heeft laten vallen ten aanzien van de RVV. Wil de minister nog eens laten bekijken of er bij die bedrijven wel sprake is van opzet? De heer Van der Linden zegde toe, betrokkenen te vragen om bewijzen van kortingen vanwege futiliteiten over te leggen aan de commissie en de minister.

De CDA-fractie vroeg, voorrang te verlenen aan het opheffen van problemen bij bedrijven die te maken hebben met grote problemen van dierenwelzijn. Rond Rijsbergen is er nu, na acht weken, nog steeds geen duidelijkheid, hoewel er na dertig dagen een besluit genomen moet worden over het vrijgeven dan wel het uitvaardigen van een opkoopregeling.

Er is in de verwerkingscapaciteit nu een achterstand van drie weken. Kan de minister aangeven wat het inhuren van verwerkingscapaciteit in het buitenland oplevert? Wil de minister ook de mogelijkheid van het inblikken van vlees bezien? Inblikken kan een substantiële oplossing bieden, is na invriezing goedkoper dan vernietigen, kan marktverstoring voorkomen en biedt werkgelegenheid. Wil de minister aansluiten bij de inblikregeling die in Duitsland van kracht is? Ethisch gezien is het ook beter om in te blikken, want dan wordt er niet louter voor de vernietiging gewerkt.

De mestopslag is een groeiend probleem op de bedrijven. Wil de minister bevorderen dat de mest geïnjecteerd kan worden? Maatwerk is in dezen op zijn plaats.

De minister heeft medegedeeld dat hij de situaties van de bedrijven op maat wilde bekijken. De CDA-fractie vroeg, met name de situatie van het KI-station in Helden te bekijken. Dit station ligt op 200 meter van de grens van 12 kilometer. Kan dit station gecontroleerd, op maat, uit het gesloten gebied gehaald worden? Als dit niet gebeurt, vindt er insleep van sperma uit andere landen plaats, waarvan de nadelen groter kunnen zijn dan het toepassen van maatwerk.

De CDA-fractie verklaarde zich tegenstander van een fokverbod, omdat zo'n verbod op korte termijn geen oplossing biedt en omdat anders de prop in de verwerkingscapaciteit groter wordt. Bij een fokverbod ontstaat er op termijn een groter probleem, omdat er na de epidemie een groot tekort aan biggen zal zijn. Bovendien wordt het risico van insleep van biggen uit het buitenland vergroot. De nadelen van een fokverbod zijn dus groter dan de voordelen. Er is goede hoop dat, met de genomen maatregelen, de epidemie in augustus of september onder de duim is. Als nu het politieke besluit wordt genomen dat er geen fokverbod wordt ingesteld, is dat een gegeven voor de sector. Het betekent dat de bedrijven onder de generieke regeling blijven vallen, mochten zij onverhoopt door de epidemie getroffen worden.

De CDA-fractie vroeg of de minister denkt dat met de huidige aanpak de zogenaamde prop van drie weken die in de verwerkingscapaciteit zit, kan worden weggewerkt. Is daarbij het inschakelen van buitenlandse verwerkingscapaciteit toereikend?

In de afgelopen periode liep de minister een beetje achter de feiten aan. De vraag is of de minister de situatie rond de varkenspest heeft onderschat. De nu voorgestelde intensivering van de aanpak had de steun van de CDA-fractie.

De minister heeft aan de Kamer geschreven, te overwegen om alle verdachte bedrijven die boven de grote rivieren zijn gelegen, eveneens preventief te ruimen, afhankelijk van de bevindingen van het ijkmoment. De CDA-fractie verzette zich daartegen. Ook hierbij is nuancering op haar plaats. Wil de minister ook hierbij maatwerk leveren? Met andere woorden, wil de minister de term «alle verdachte bedrijven» zodanig interpreteren dat zij gecontroleerd verder kunnen functioneren?

Ten aanzien van het KI-station in Wanroij heeft de minister een hard oordeel uitgesproken, hoewel hij dat later nuanceerde. Kan de minister de zware beschuldigingen staven aan de hand van feiten? Als dat niet mogelijk is, wil de minister dan zijn oordeel opschorten tot na het onderzoek? Kan de minister de Kamer alle feiten overleggen? Wanneer heeft de minister zijn collega Sorgdrager om een onderzoek verzocht en op welke feiten is dat verzoek gegrond? Wil de minister nog eens uitspreken dat hij expliciet verantwoordelijk is voor de RVV en de ID-DLO en dus ook voor de controle op het KI-station Wanroij? Vindt de minister dat de RVV in dit geval slecht gefunctioneerd heeft? Vindt de minister dat de RVV ook in andere gevallen slecht gefunctioneerd heeft? Heeft er inmiddels een AID-onderzoek plaatsgevonden naar de rol van de RVV bij de export van sperma naar België? Kan de Kamer de resultaten van dat onderzoek krijgen? Is er sprake geweest van bewust illegale export naar België dan wel van een menselijk tekort schieten? Omdat het station in Venhorst wél is gesloten, is de vraag of de minister het KI-station in Wanroij niet eerder als een risicofactor heeft gezien? Wil de minister in overleg met het KI-station nog eens kijken naar de precieze grenzen van het risicogebied? Omdat de minister gezegd heeft dat het «een rommeltje» is in Wanroij, was de CDA-fractie van mening dat de minister vandaag alle feiten op tafel moet leggen. Hoewel de Kamer geen rechtbank is, moet de minister de Kamer volledig informeren, opdat de Kamer een oordeel kan geven over de geleverde informatie.

De minister heeft geschreven dat al vanaf eind december 1996 circulatie en verspreiding van het virus heeft plaatsgevonden. Hoe is het dan mogelijk dat het virus pas zo laat ontdekt is? Welke maatregelen zijn getroffen toen er de eerste verdenking van varkenspest was? Wat waren de rollen van de overheid en de sector in deze beginperiode?

De CDA-fractie gaf nu voorrang aan de bestrijding van de varkenspest, maar zij wilde de rol van de overheid op een later tijdstip uitgebreid aan de orde stellen.

De heer Poppe (SP) constateerde dat de varkenspest een groot probleem is voor de betrokken boeren, maar ook voor de mensen die werken in de bedrijven die afhankelijk zijn van de varkenssector. Wordt er ook iets gedaan voor deze mensen en voor alle andere mensen die in de bijstand komen?

De minister heeft aangekondigd dat hij wil komen tot deïntensivering in de sector. Betekent dit dat de minister wil spreiden over Nederland of moeten er minder varkens komen?

Het stoppen van de inseminatie in de besmette gebieden is op zichzelf een logische gedachte. Immers, niemand kan accepteren dat biggen na een aantal weken worden afgemaakt en verwerkt tot veevoer. Komt er bovendien niet te veel dierlijk veevoer? Wat gebeurt er precies met de kadavers van de afgemaakte varkens?

De minister heeft gezegd dat toelating van het markervaccin niet te verwachten is vóór eind 1998. Kennelijk is de minister naar Brussel gegaan om toelating te bespoedigen. Gaat het hierbij om het oude vaccin of om het nieuwe markervaccin? Als het om het oude vaccin gaat, is de vraag of het geen problemen oplevert bij de vaststelling van varkenspest, zeker direct buiten de besmette gebieden.

De studies rondom de werkzaamheid van het markervaccin en de veiligheid voor mens, dier en milieu zijn bijna afgerond, heeft de minister geschreven. Die studies hebben drie jaar geduurd sinds de eerste ontwikkeling van het vaccin. Is dat een gewone periode voor wetenschappelijke studie of is de zaak een tijdje op de plank blijven liggen bij de ID-DLO omdat vaccinatie niet is toegestaan door de EU?

Moet er niet over gedacht worden om minder biggen per zeug te fokken, door de tijd als fokzeug in te korten en door de zeug minder intensief te gebruiken? Is dat niet een mogelijkheid voor deïntensivering?

Tot nu toe is het beleid om de varkenspest uit te roeien door het al dan niet preventief ruimen. Het is bekend dat het virus permanent onder de wilde zwijnen is. Moet niet worden vastgesteld dat het beleid van ruimen is mislukt en dat uitroeien zonder vaccinatie niet mogelijk is? Moet niet worden geconstateerd dat het virus steeds kan terugkeren? Met andere woorden, wanneer zal de EU zo ver zijn dat kan worden overgegaan tot vaccinatie?

De heer Blauw (VVD) steunde het gemaakte onderscheid tussen het incidentele probleem en het structurele. Het incidentele probleem moet zo snel mogelijk opgelost worden. De structurele aanpak begint eind april met een discussie met het landbouwbedrijfsleven.

Alle maatregelen die tot nu toe zijn genomen, hebben in meerderheid de goedkeuring van de EU en het landbouwbedrijfsleven. De maatregelen die nu genomen worden, hebben als doel, erger te voorkomen.

Voor de VVD-fractie was duidelijk geworden dat een aanpassing van de Veewet nodig is om het gesleep met varkens in de beginfase van een epidemie te vermijden. Het vacuüm tussen verdacht zijn en vaststellen van besmetting vraagt in deze intensieve sector nader aandacht.

Tijdens het werkbezoek is gesuggereerd dat er een mogelijkheid voor het injecteren van mest moet komen in het getroffen gebied. Vraag aan de minister is of er voldoende opslagcapaciteit is.

Het landbouwbedrijfsleven stelt dat het versneld afvoeren van jonge varkens tussen 8 en 25 kg voldoende soelaas biedt om de dierenwelzijnsproblemen tot een minimum te beperken. Wat is de visie van de minister hierop?

Een fokverbod was voor de VVD-fractie nog niet aan de orde. Als fokkers na een bepaalde datum niet meer in aanmerking komen voor een financiële vergoeding, komt dat hoogstens enigszins tegemoet aan het financiële probleem van de overheid. Het ethische vraagstuk wordt dan niet opgelost.

Wanneer was het KI-station Wanroij precies verdacht? In het veld worden twee data, namelijk 5 maart en 18 maart, genoemd. Heeft het ministerie eerst de datum van 5 maart genoemd en is dat later door de RVV en het crisisteam aangepast?

Hoe kan in de huidige situatie, met import van sperma uit Europa, worden voorkomen dat insleep van ziekte plaatsvindt? Zolang niet duidelijk vaststaat dat sperma absoluut niet de bron kan zijn van verspreiding van het virus, is import een risicofactor.

Overigens is het vanuit veterinair oogpunt absoluut onverantwoord dat men in KI-stations sperma van meer dan tien beren samenvoegt en daarna over Nederland verdeelt. Het stemde de VVD-fractie tevreden dat het landbouwbedrijfsleven heeft gezegd dat dit niet meer kan.

De commotie die is ontstaan over een mogelijk justitieel onderzoek naar de werkwijze van de RVV, is door de VVD-fractie voorzien. Immers, de RVV is verantwoordelijk voor de controle op het station in Wanroij. De VVD zag op dit punt de argumentatie van de minister met belangstelling tegemoet.

Tijdens het werkbezoek is terecht aandacht gevraagd voor bedrijven die langere tijd geen inkomsten hebben door de epidemie. Vooraanstaande Rabo-mensen hebben gezegd: gezonde bedrijven, die nu gekweld worden door de varkenspest, gaan daar niet aan kapot. Is dat ook de mening van de minister?

In de gebieden boven de grote rivieren waar de intensieve veehouderij extensief aanwezig is, stelde de VVD-fractie zich terughoudend op tegenover preventieve ruiming. Preventief ruimen kan als isolering niet mogelijk is.

De VVD was vooralsnog niet toe aan de noodwet die door de fractie van D66 is bepleit. De VVD wilde wel over een noodwet spreken, maar dan genuanceerder, op basis van een drietal criteria. Ten eerste kan voor nieuwe vestigingen en voor uitbreidingen die als nieuwe vestiging worden beschouwd, slechts een vergunning worden verleend als ze echt grondgebonden zijn. Ten tweede kan slechts een vergunning worden verleend voor een gesloten bedrijfssysteem. Ten derde moet worden bekeken of er een ruimer veterinair afstandscriterium dan 50 meter toegepast moet worden. Hiermee wordt voorkomen dat ontwikkelingsmogelijkheden van solide ondernemers worden beperkt omdat er ergens anders een probleem is.

De VVD-fractie constateerde dat er eerst preventief is geruimd, dat dit vervolgens gestaakt is en dat er nu weer preventief wordt geruimd. Hoe consistent is het deskundig advies in dezen?

De minister zei dat de ethische kant van het probleem zeer zwaar weegt bij regering en Kamer. Het welzijnsvraagstuk laat hem niet onberoerd. Het is een thema dat hem sterk beweegt vanaf 4 februari.

Hij constateerde dat er veel publiciteit is over dingen die niet deugen in deze zaak. Toch houdt het gros van de boeren zich aan de regelgeving. Zij pogen, er in deze situatie het beste van te maken. Dat is voor de boeren en hun gezinnen bepaald niet eenvoudig.

Op het moment zijn er dagelijks meer dan 1 000 mensen overheidspersoneel aan het werk rondom de epidemie. Dat betreft niet alleen diensten van het ministerie van LNV, zoals de RVV en de ID-DLO, maar ook de politie, de AID, de douane en het leger. Door deze mensen wordt zeer veel werk verzet.

In aanvulling op het pakket van maatregelen waarover de minister de Kamer heeft geïnformeerd in de brieven van 10 en 15 april jl., was hij voornemens, de opkoopregeling aan te passen ten aanzien van de jonge biggen. Het doel daarvan is vooral, de welzijnsproblemen op de bedrijven in de gesloten gebieden zoveel mogelijk te beperken. Het eerder weghalen van biggen op de bedrijven betekent concreet het ontlasten van de opkoopregeling en minder volle hokken. Bij de bepaling van deze aanvullende maatregelen heeft de minister zich sterk laten leiden door de advisering van de commissie-Van den Berg, ingesteld om het welzijnsvraagstuk bij dit soort calamiteiten te beoordelen. De commissie adviseert, de biggen in de leeftijd van nul tot twee weken op te kopen en om zo snel mogelijk de nog aanwezige biggen boven de leeftijd van twee weken over te nemen. De minister heeft beide adviezen overgenomen, maar hij heeft een fasering in de tijd aangebracht, gegeven de verwerkingscapaciteit. Gestart zal worden met het opkopen van de biggen van nul tot twee weken. Zodra er voldoende verwerkingsruimte beschikbaar is, zullen ook biggen die ouder zijn dan twee weken, bij de bedrijven worden opgehaald. Deze maatregel houdt geen vervoer van biggen in, omdat zij worden gedood op het bedrijf. Over het welzijnsaspect van deze maatregel zijn de geleerden het niet eens. De minister heeft de commissie-Van den Berg om advies gevraagd, omdat ook hij een drempel over moest en omdat hij de beslissing niet louter op het departement wilde laten nemen. De commissie heeft geadviseerd, deze weg te volgen, overigens zonder zich vast te leggen op het welzijnsthema. Uitgaande van de schatting dat het totale probleem tot september duurt, is het zaak, de problemen in de loop van mei, juni en juli niet te laten oplopen. Dat is de motivatie achter deze uiterst onaangename maatregel. De regering zal met de Europese Commissie in overleg treden om een Brusselse co-financiering voor de opkoop van de jonge biggen van toepassing te laten zijn. De keuze voor deze aanvullende maatregel betekent dat de minister nu nog niet kiest voor het stilleggen van de productie. Deze aanvullende maatregel heeft effecten over een periode van vier, vijf à tien, elf maanden. Het staat evenwel niet vast dat de crisis in september achter de rug is. Daarom zal de minister in de komende periode het probleem van dag tot dag blijven volgen. Hij houdt de route van een inseminatieverbod open, voor het geval duidelijk wordt dat de crisis veel langer aanhoudt dan iedereen hoopt. Hoewel in de komende maand van dag tot dag heel goed in de gaten wordt gehouden in welke richting de verspreiding van het virus gaat, valt geen antwoord te geven op de vraag wanneer de minister beslist over het instellen van een inseminatieverbod. Als deze week al een beslissing wordt genomen, kan dat veel te vroeg blijken te zijn. Als door het samenstel van maatregelen niet wordt bereikt dat de curve in de epidemie omlaag gaat, zal de minister een verbod op insemineren opnieuw aan de orde stellen, hoezeer daarmee ook de economische zenuw van de bedrijfstak wordt geraakt. Het moment waarop een inseminatieverbod opnieuw wordt bekeken, is niet alleen afhankelijk van het aantal nieuwe bedrijven dat getroffen wordt en het tempo waarin bedrijven met de epidemie te maken krijgen, maar ook van het gebied waar die bedrijven liggen. Alsdan zal de minister ook de gedachte die de heer Huys lanceerde van een selectief inseminatieverbod, bij de beslissing betrekken. Het is immers verstandig, bij het nemen van een drastische maatregel de alternatieven binnen het type maatregelen af te wegen. De regering hoopt natuurlijk dat het niet zo ver hoeft te komen.

Als een ondernemer de keuze wil maken voor een vrijwillig fokverbod, dan is die keuze aan de ondernemer zelf. Op dit moment ligt hier geen taak voor de overheid. Het moet worden ingekaderd in een totaal pakket van maatregelen. Gelet op de manier waarop de sector werkt, is het onwaarschijnlijk dat ondernemers komen tot een vrijwillig fokverbod.

De minister zei dat het de bedoeling is, in de komende periode met het landbouwbedrijfsleven te spreken over de toekomst, over de extensivering en wat daarmee samenhangt. Sommigen vinden dat te vroeg, anderen vinden het al te laat. Aan het einde van deze maand wordt de discussie over de extensivering gestart. Er liggen al diverse plannen, bijvoorbeeld van het productschap. De discussie moet niet worden beperkt tot enkele thema's, zoals het vervoer en de exportverzamelplaatsen. Er is ook de gedachtelijn van professor Noordhuizen. In de komende periode komt ook LTO Nederland met een idee. Er moet in brede zin een gedachtewisseling met het bedrijfsleven komen, teneinde te komen tot de contouren van maatregelen die in de komende jaren gestalte krijgen. Het is een herstructurering die zich tot ver na het jaar 2000 zal uitstrekken. Misschien is het net als bij de tuinbouw nodig om een plan voor 2010 te maken. Wellicht kan het nu worden gericht op 2005. Het moet een herstructurering zijn waarbij in eerste instantie ook de sector zelf met gedachten en ideeën naar voren komt. De minister zei dat hem in gesprekken met de land- en tuinbouwbonden duidelijk is geworden dat men op het grondvlak al nadenkt over de vraag hoe het na de crisis verder moet. Hij was van mening dat er ook een verbinding moet worden gelegd met het mestvraagstuk. Voor dat vraagstuk staat al een route vast, waarvoor ook geld beschikbaar is. Het zou een merkwaardige zaak zijn als de dossiers van de mest en de pest niet met elkaar worden verbonden. Het is niet de bedoeling, de gelden die beschikbaar zijn voor het opkopen van mestrechten of voor plannen in de regio's, hiervoor ter beschikking te stellen. In de 475 mln. zit echter ook een component bedrijfsontwikkeling.

De minister schetste enkele contouren voor een discussie over de structuur en de toekomst. Men moet absoluut toe naar meer gesloten bedrijven. Het is ook nodig, «brandsingels» tussen de bedrijven te creëren. Er moeten ook zaken in de keten veranderen. Die veranderingen hebben te maken met het soort productie. Blijft Nederland de kraamkamer van Europa? Als de export steeds verder groeit, is er ook een probleem op het gebied van het vervoer van varkens in Europa. Het is de vraag of dat op de lange duur kan worden getolereerd. Een andere mogelijke richting is die van de «verwaarding» van het product. Dat is in wezen de richting die de Deense intensieve veehouderij heeft gevolgd. Daarbij moet meteen een koppeling worden gelegd met het mestvraagstuk, omdat er dan meer mestvarkens in Nederland komen gedurende een langere periode. De overheid zal hierin bepaalde randvoorwaarden stellen uit veterinair oogpunt en uit welzijnsoogpunt.

De minister herhaalde dat hij de reactie van de Europese Unie in de beginfase van de epidemie een paniekreactie vond. Bij de Europese commissaris lag het verzoek om eerst een inspectietocht in Nederland te organiseren, alvorens de inmiddels bekende maatregelen te nemen. Dat is in discussie geweest, maar vrij plotseling heeft zich die situatie gewijzigd.

Bij het uitbreken van de epidemie was er wel degelijk een tweetal draaiboeken ter beschikking. De Kamer heeft die draaiboeken ook ontvangen. Een probleem was echter dat er vlak vóór de besmetverklaring van het eerste bedrijf al een gerucht rondging in het betrokken gebied. Dat heeft ertoe geleid dat men in de periode vóór 4 februari is gaan slepen met dieren. Wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is niet nodig, want op basis van deze wet kunnen de maatregelen worden genomen die de minister nodig acht. Het gaat dus niet om een wijziging van de Veewet. In sommige gemeenten zijn aanvankelijk de aangekondigde maatregelen niet aangeplakt. Daardoor is daar pas later het samenstel van maatregelen van kracht geworden. De minister heeft toen terstond mededeling aan de Kamer gedaan van deze ongelukkige situatie en van fouten die in de eerste fase zijn gemaakt. De minister zei, daarvoor de verantwoordelijkheid te nemen, hoewel hij aannam dat het zelfs met het meest perfecte draaiboek nog niet goed zou zijn gegaan. De verantwoordelijkheid ligt niet louter en alleen bij de overheid. De sector had en heeft ook een verantwoordelijkheid. Het is immers niet de overheid geweest die op 4 februari met dieren is gaan slepen. Men moet niet aan draaiboekenfetisjisme doen, want zeker in de beginfase gaan de zaken altijd wat stroef. Ook de politiediensten waren er in de beginfase nog niet geheel op ingespeeld. De minister heeft de Kamer al toegezegd, met een evaluatie te zullen komen, maar dat moment is nog niet aangebroken.

Is het destrueren wel nodig en zijn er geen mogelijkheden, te komen tot conservenbewerking van het vlees? Conservenbewerking is waarschijnlijk uitstel van de pijn, omdat de voorraden niet geconsumeerd zullen worden, zoals in België in het begin van de jaren negentig is gebleken. Na een aantal jaren moet het materiaal dan alsnog vernietigd worden. De minister is hierover in discussie met de Europese Commissie, maar zij is er niet echt enthousiast over.

Indachtig de BSE-problematiek, heeft de minister de problematiek van besmetting via het sperma diverse malen aan de orde gesteld. In het handboek van Taylor staat dat besmetting via sperma een «relatively unimportant» route is. Deskundigen achten het risico verwaarloosbaar. Het staat ook niet in de bestrijdingsrichtlijn van de Europese Unie. In de praktijk heeft het probleem zich nog nooit voorgedaan. Bovendien is uitgegaan van de strikte hygiënische maatregelen binnen de KI-stations. Op het moment dat deze overdracht als een mogelijke route werd aangegeven, zijn de bijbehorende maatregelen getroffen. Slechts bij een zeer gering percentage besmette zeugen is sprake geweest van inseminatie. Alleen in het geval van de uitbraak in Nederweert kan de besmetting slechts worden verklaard door kunstmatige inseminatie. Het is niet uitgesloten dat de inseminator of de handeling van de inseminatie daarbij een rol speelt. Dat valt echter naderhand niet meer te bepalen. Dat is ook de reden geweest om op dit punt de maatregelen te treffen die in de brief van de minister zijn aangegeven.

Wat de controle aan de landsgrenzen betreft is de systematiek dat het land van verzending certificeert en controleert. Het land van ontvangst mag slechts steekproefsgewijze controleren. De ontvangende landen zijn dus afhankelijk van het verzendende land. De EU inspecteert de keuringsaanpak per lidstaat om de kwaliteit te bewaken.

Er is inderdaad sperma naar België gegaan. Er is legaal geëxporteerd naar België, Duitsland en Frankrijk. Deze landen zijn naar aanleiding van de situatie in Nederland onmiddellijk geïnformeerd over de doses, de bedrijven, enz. De partners hebben daar positief op gereageerd.

De minister was van mening dat vaccineren in wezen een methodiek van uitgestelde destructie is. Vaccineren in Nederland leidt ertoe dat de EU niet anders kan doen dan de grenzen voor Nederland sluiten. Dan zou in Nederland moeten worden overgegaan tot een vernieuwing van de hele varkensstapel. Dat is tentatief aan de orde geweest in een aantal gesprekken in en om het Permanent veterinair comité (PVC). Vernieuwing van de hele varkensstapel zou enorme economische kosten met zich meebrengen. In dit soort gevallen is een betere mogelijkheid gelegen in het markervaccin. Het is door de ID-DLO uitgevonden. Het is in een tweetal praktijkgevallen beproefd, onder auspiciën van de ID-DLO. De resultaten daarvan waren goed, maar het zal nog op grotere schaal moeten worden getest. Het proces van certificering is gestart. Zoals bij elk geneesmiddel, moet dat proces eerst afgerond zijn. Pas dan, als de EU dat wil, kan er sprake zijn van toepassing van het markervaccin. De minister heeft dit punt aan de orde laten stellen in het PVC. In een brief aan de Europese collega's heeft de minister ook aandacht gevraagd voor het markervaccin, want er is veel aan gelegen, de verschrikkelijke maatregelen die nu genomen moeten worden, in de toekomst te kunnen voorkomen.

De minister bevestigde dat er signalen zijn dat er zich enkele problemen hebben voorgedaan op het gebied van welzijn tijdens het vervoer in het kader van de opkoop- en overnameregeling. In genoemde regeling zijn de voorschriften, de controle en de sancties ten aanzien van welzijn helder omschreven. Zo is het vervoer van wrakke varkens verboden en mogen beladingsnormen niet worden overschreden. De controle in dit kader geschiedt door de RVV. Bij het niet naleven van de voorschriften, zal aan de vervoerder geen nieuwe ontheffing worden verleend.

Vervolgens lichtte de minister zijn in de NRC van vorige week donderdag gedane uitspraak toe dat het bij het KI-station Wanroij «een grote rommel» is. Het is zeer ernstig dat varkenspest het KI-station binnengekomen is, gelet op het uitgangspunt dat de hygiënische maatregelen in dergelijke stations besmetting moeten uitsluiten. De oorzaak van een en ander kan dan ook alleen maar te verklaren zijn door slordigheid. Bovendien is er sprake geweest van het meer dan in aanzienlijke mate gebruikmaken van mengsperma op dit KI-station, soms zelfs in een samenstelling van circa 50 beren. Het gebruik van mengsperma is, zoals bekend, inmiddels verboden, maar sperma van een dergelijke samenstelling is wel heel bijzonder. Daarnaast blijkt er sprake te zijn van een ondoorzichtige administratie vanwege verplaatsing van een bedrijfscomputer naar een ander onderdeel van varkensverbetering zuid. Ook had het de minister gestoord dat het KI-station niet in staat is gebleken om onlangs een EU-missie die zich bezighoudt met het gehele vraagstuk van kunstmatige inseminatie en die dat station bezocht, op enig niveau en professioneel te ontvangen. Ten slotte constateerde de minister dat er in strijd met de geldende EU- en nationale regelgeving sperma is geëxporteerd via het KI-station Helden.

In een overleg gisteren met de minister heeft het bestuur van de stichting varkensverbetering zuid niet verhuld dat er fouten zijn gemaakt en heeft het duidelijk gemaakt van deze affaire te willen leren en een aantal verbeteringen te zullen aanbrengen.

Zodra de eerste meldingen binnenkwamen dat er het nodige mis was rond het KI-station in Wanroij, is er een proces op gang gekomen dat uiteindelijk moest leiden tot een full-dress onderzoek. In eerste instantie is door de AID een intern bedrijfscontrolerapport opgesteld. Op 19 maart heeft de minister van zijn secretaris-generaal de melding gekregen dat de RVV de zendingen via het KI-station Helden naar België ten onrechte had gecertificeerd. In de daaropvolgende dagen heeft de minister het openbaar ministerie verzocht om een onderzoek in te stellen naar het gehele Wanroijcomplex, inclusief de betrokken instanties. Het oriënterend onderzoek was vorige week donderdag in een stadium van afronding, hetgeen het openbaar ministerie ertoe heeft geleid het gehele dossier ter beschikking te stellen van de rijksrecherche. In de vertrouwelijke briefing aan de vaste commissie op 27 maart, waarvan naar inmiddels blijkt geen verslag is gemaakt, is door de minister mededeling gedaan van de start van genoemd proces.

Volgens de heer Van der Linden (CDA) kon die mededeling, gelet op het vertrouwelijke karakter van dat toen gevoerde overleg, niet als zodanig gezien worden als een mededeling aan de Kamer. Hij vroeg dan ook waarom de minister in de schriftelijke gedachtewisseling met de Kamer geen melding heeft gemaakt van genoemde ontwikkeling en waarom deze via een krantenartikel gekozen heeft voor het doen van forse uitspraken over Wanroij, terwijl de zaak in feite nog in onderzoek was.

De minister zei in genoemd krantenartikel desgevraagd een oordeel te hebben gegeven over de administratieve gang van zaken in het KI-station Wanroij, een oordeel dat hij heden ten dage nog zou vellen. Aangezien echter in het interview niet gevraagd werd naar de betrokkenheid van de RVV, vond de minister het op dat moment niet opportuun dat te melden. De Kamer heeft vorige week donderdagmiddag om ongeveer drie uur een nadere brief van zijn hand ontvangen, aangezien hem in de ochtend van die dag was gemeld dat er toch nog een aantal onduidelijkheden waren ten aanzien van de voortzetting van het onderzoek. Pas in de loop van vorige week donderdagavond en eigenlijk pas definitief de dag daarop werd duidelijk dat het OM het onderzoek zou doorzetten. De minister wilde in die situatie niet halve informatie geven, wetende dat de volgende week het nu aan de orde zijnde debat zou plaatsvinden.

De heer Van der Linden (CDA) meende dat de wijze waarop de minister in dezen geopereerd heeft, de sector als het ware in de beklaagdenbank heeft gezet, waarbij de rol van de RVV in feite buiten beschouwing is gebleven. Is de minister overigens van oordeel dat de veterinaire organisatie als zodanig goed op orde is en slagvaardig opereert?

De minister hechtte eraan het belang te benadrukken dat dergelijke zaken bij publiek licht, in het openbaar worden behandeld en verantwoord. Het probleem was er niet geweest als er op het KI-station Wanroij geen besmet sperma was geweest en als dit station geen materiaal aan de RVV had aangeboden voor de export. De RVV heeft in dezen dus ook een fout gemaakt. In hoeverre dit tot uiteindelijke vervolging zal leiden, is een zaak van het openbaar ministerie. De minister benadrukte dat hij in die bewuste periode terstond te kennen heeft gegeven dat er ook naar de interne gang van zaken bij de RVV op dit punt gekeken moest worden. Hij meende alle maatregelen te hebben genomen die hij in de hoedanigheid van zijn functie in dat kader moest nemen.

De vraag of de veterinaire organisatie op orde is en of hij vertrouwen heeft in die organisatie, beantwoordde de minister bevestigend. De RVV is een organisatie die naar beste weten en overtuiging zijn taken verricht. Hij wees ook op de vaak moeilijke en bijna onmogelijke omstandigheden waaronder de honderden medewerkers van de RVV hun werk moeten doen, zowel tijdens de varkenspestepidemie als tijdens hun meer reguliere taakvervulling. Hopelijk over niet al te lange tijd zal een BCG-onderzoek worden afgerond naar het functioneren van de RVV, aangezien er natuurlijk een aantal zaken zijn die beter kunnen, hetgeen overigens in het algemeen voor veel rijksdiensten geldt. Naast het feit dat nog eens scherp gekeken moet worden naar de diverse verantwoordelijkheden tussen de overheid en het bedrijfsleven zelf, vroeg de minister er ook aandacht voor dat veterinaire diensten in Nederland en de rest van Europa er gaandeweg aan zullen moeten wennen dat ze niet alleen een specialistisch karakter hebben, maar dat ze ook een bepaalde rol spelen ten aanzien van de samenleving als geheel.

De gang van zaken in het KI-station Wanroij maakt het nodig om de administratieve en logistieke manier van werken en organisatie bij alle KI-stations in Nederland nog eens goed tegen het licht te houden, teneinde te garanderen dat het sperma ziektevrij is en voor export kan worden gecertificeerd. Inmiddels wordt door Coopers & Lybrand een quick scan terzake uitgevoerd. Het bedrijfsleven zelf is zich ook bewust van de noodzaak om tot aanscherpingen te komen om risico's te vermijden en staat dan ook positief tegenover deze ontwikkeling.

Kortingen in het kader van de I&R-regeling vinden niet plaats op grond van futiliteiten, zoals het ontbreken van een adres op een vervoersdocument. Het toepassen van de kortingen geschiedt op basis van grote zorgvuldigheid. Overigens is er voor betrokkenen de mogelijkheid van een bezwaarschriftenprocedure, waarvan inmiddels ook in hoge mate gebruik wordt gemaakt, een procedure die bij de administratieve rechter kan eindigen.

De minister stelde vast dat de voorzieningen zowel uit het fonds als uit de uitkoopregeling ervoor zorgen dat de economische schade van de varkensbedrijven voor het overgrote deel wordt vergoed op basis van een zekere marktconformiteit. De mate van inkomensverlies dat optreedt door leegstand, hangt af van de hoeveelheid zeugen en biggen waarover de desbetreffende boeren de beschikking hadden.

Indien overgegaan wordt tot preventief ruimen boven de grote rivieren zal eveneens sprake moeten zijn van maatwerk op basis van de bevindingen bij de eerste tracering waar het gaat om diercontacten, persoonscontacten, buurtbesmetting etc. Van automatismen is in dit verband in ieder geval geen sprake, zo betoogde de minister.

Het gebied rond Rijsbergen, waarvoor de fractie van het CDA bijzondere aandacht heeft gevraagd, kan pas worden vrijgegeven wanneer het onderzoek is afgesloten en wanneer onomstotelijk vaststaat dat daar geen varkenspest heerst. Complicerende factor is dat een zeer groot aantal monsters vals positieven oplevert, waardoor extra analyse nodig is. Aan dat laatste wordt optimaal gewerkt en naar de minister hoopte, kan in de loop van deze week hierover verder uitsluitsel worden gegeven. Mocht opkoop nodig blijken te zijn, dan zal daar uiteraard toe worden overgegaan.

Over de mestopslag is navraag gedaan bij dé KVP-expert de heer Terpstra die te kennen heeft gegeven dat na minimaal zes dagen het risico van virusverspreiding verwaarloosbaar is, een conclusie die mede is gebaseerd op menging van varkensmest van besmette en onbesmette beren. Er mag geïnjecteerd worden na zes dagen en er is voldoende opslagcapaciteit. De achtergrond van de discussie die van tijd tot tijd op dit punt oplaait, is er overigens veeleer in gelegen dat door boeren kosten moeten worden gemaakt voor de afzet.

Los van de huidige uitbraak van varkenspest in Nederland, moet geconstateerd worden dat in de afgelopen tien jaar het non-vaccinatiebeleid in de Europese Unie wel het nodige succes heeft gehad, met name waar het gaat om de kostenfactor. De huidige uitbraak is van een geheel andere orde. Herhaling daarvan is alleen te voorkomen via de toepassing van het markervaccin.

Alle geruimde en opgekochte varkens worden gedestrueerd en verwerkt tot veevoeder, waarbij geldt dat zoogdiermeel niet mag worden gevoerd aan herkauwers. Verwerkte varkenskadavers komen via het veevoer terecht in het voer voor varkens en pluimvee, hetgeen verantwoord is omdat het Nederlandse destructieproces aan de zwaarste eisen voldoet die in de Unie zijn gesteld. Daarnaast gaat een deel van dat veevoer naar het buitenland. Op dit moment zijn er wat betreft de afzet gaan marktproblemen.

De AID heeft tot op dit moment geen aanwijzingen dat er sprake zou zijn van illegale biggenhandel op enige schaal.

De gedachte die spreekt uit de suggestie van de heer Van der Vlies om in verband met de varkenspest een nationale biddag uit te schrijven, was de minister zeer sympathiek en hij zegde toe die over te brengen aan de minister-president. Wel voegde de minister er aan toe, van oordeel te zijn dat onder erkenning overigens van de grote geestelijke nood waarvan onder de betrokken boerengezinnen sprake kan zijn, hierin als zodanig geen taak kan liggen voor de overheid zelf, aangezien de liturgie en de gang van zaken binnen de kerken niet binnen haar invloedssfeer liggen.

Gedachtewisseling in tweede termijn

Mevrouw Vos (GroenLinks) benadrukte, alle scenario's en de aantallen dieren die bij de maatregelen in het geding zijn overziende, het grote belang om te blijven beseffen dat het in eerste instantie gaat om levende dieren. Een en ander geeft tevens aanleiding om serieus na te denken over de herstructurering van de sector, op welk punt de minister inmiddels terecht al een duidelijke voorzet heeft gegeven. Mevrouw Vos vroeg hem om bij het verdere overleg dat hij hierover met de sector gaat voeren, ook te betrekken de verwerkende industrie en de dierenbeschermings- en milieuorganisaties.

De fractie van GroenLinks bleef bij haar mening dat er te laat is ingegrepen door de overheid waar er sprake kon zijn van vermoedens van varkenspest en zij zal bij de bespreking van de evaluatie hierop nader terugkomen.

Ten aanzien van het voorstel om de biggen in de leeftijd van nul tot twee weken op te kopen en om zo snel mogelijk de nog aanwezige biggen boven de leeftijd van twee weken over te nemen, vroeg zij om nadere informatie over de welzijnsgevolgen voor de zeugen zelf en was zij benieuwd te horen of het voorstel ook in belangrijke mate was ingegeven door het kostenaspect. Op welke wijze en door wie worden de biggen overigens gedood en welke risico's loopt men daarbij? Is overigens niet overwogen om abortussen op te wekken bij drachtige zeugen?

De fractie van GroenLinks bleef van mening dat het nu instellen van een fokverbod in de afgeschermde gebieden noodzakelijk is. Het doorgaan met fokken voor vernietiging is niet verantwoord.

Vervolgens vroeg zij, onder verwijzing naar berichten van de Dierenbescherming over ontoelaatbare situaties rond het dierenvervoer, de controle op dat vervoer te verscherpen.

Mevrouw Vos had verder nog behoefte aan een toelichting op een recent teletextbericht waarin gesproken wordt over een tijdelijke stopzetting van de AID-controle op de mestboekhouding in Zeeland, Brabant en Limburg.

In een artikel in de NRC wordt melding gemaakt van een onderzoeksrapport Organisatie veterinair complex dat al in juni vorig jaar zou zijn afgerond en waarin zou staan dat de ambtelijke diensten die belast zijn met de strijd tegen de varkenspest, in een organisatie werken die niet goed werkbaar is. Wat is de reactie van de minister hierop en kan de Kamer over dat rapport beschikken?

De heer Stellingwerf (RPF) kon aangaande de problematiek van de varkenspest en de daarbij te nemen maatregelen niet aan de conclusie ontkomen dat er sprake is van een kiezen uit twee kwaden. Over wat het minst kwade is, wordt in ieder geval op onderdelen verschillend gedacht binnen de Kamer, zo constateerde hij.

Hij was van mening dat pas een zinnige discussie over de gang van zaken bij het KI-station Wanroij mogelijk is na ommekomst van de resultaten van het rechercheonderzoek.

Bij zijn toezegging om bij de EU meer in te zetten op conservenbewerking van het overgrote deel van de Nederlandse varkens dat gezond is en dat in wezen perfect vlees voortbrengt, straalde de minister wat te weinig zelfvertrouwen uit, terwijl juist een daadkrachtige aanpak in dezen nodig is. Wanneer men er in slaagt dat vlees in het normale spoor richting consumenten te houden, valt er tevens een grote hoeveelheid vernietigingscapaciteit vrij voor noodzakelijk te doden dieren. Eventueel kan ingeblikt vlees ter beschikking worden gesteld aan hulporganisaties zoals de VN ten behoeve van noodprogramma's.

Waar de reactie van de minister op de mogelijkheid van een vrijwillige fokstop nogal kort door de bocht was, vroeg hij hem om alsnog een nadere uiteenzetting op dit punt te geven.

Het voorstel om biggen in de leeftijd van nul tot twee weken op te kopen houdt in wezen een afwijking in van de wettelijke termijn van drie weken. Waar nu niet zozeer de ruimte op de bedrijven het werkelijke probleem vormt, als wel de vernietigingscapaciteit, ging de heer Stellingwerf ervan uit dat zodra deze capaciteit weer voldoende is, genoemde driewekentermijn direct in werking treedt. De lagere kosten die gemoeid zijn met het vernietigen van biggen van nul tot twee weken ten opzichte van oudere biggen, mogen in dezen dan toch niet het doorslaggevende argument blijven?

Op grond van de beschikbare informatie nam de heer Stellingwerf aan dat uit de maatregel inzake de nul tot twee weken oude biggen de verplichting voortvloeit om ten aanzien van inseminatie één bronstronde over te slaan.

De heer Poppe (SP) vroeg of de minister bereid was om in afwachting van de discussie in EU-verband over het markervaccin, de productie van dit door de ID-DLO ontwikkelde vaccin vervroegd ter hand te nemen en het in ieder geval in de gebieden rondom de besmettingshaarden toe te dienen.

Refererend aan de opmerking van de minister dat het jong weghalen van de biggetjes bij de zeug geen welzijnsproblemen oplevert mits een cyclus van de zeug wordt overgeslagen, vroeg de heer Poppe wat de consequenties zullen zijn wanneer twee of drie cycli bij de zeug worden overgeslagen. Voorkomen moet worden dat er bevrucht wordt om de geboren vrucht vervolgens meteen te vernietigen. Voorkomen is beter dan ruimen. Een inseminatiestop leidt na vier weken in ieder geval tot het resultaat dat niet meer behoeft te worden geruimd.

De heer Van der Vlies (SGP) vroeg nog aandacht van de minister voor een bericht in de LNV-knipselkrant, dat de werkdruk onder het management van de gehele operatie enorm groot en continu is en dat dit nog wel eens voor problemen zou kunnen zorgen.

Hij sloot zich aan bij de opmerkingen van de heer Stellingwerf over de vleesbewerking van gezonde varkens en over de vrijwillige fokstop.

Het weghalen van biggen van nul tot twee weken bij de zeug had niet echt zijn sympathie, mede gelet op de verschillende visies van wetenschappers, boeren en anderen op de gevolgen van zo'n maatregel. Hij voelde in dit licht veel meer voor de suggestie van de heer Huys inzake een selectief fokverbod.

Wat betreft de inkomenseffecten bij leegstand was het antwoord van de minister wat mager. Bij andere vergelijkbare calamiteiten is de overheid wel bereid gevonden zich in bepaalde gevallen met de banken te verstaan en een zekere mate van stimulering op dit punt te bewerkstelligen.

De heer Van der Linden (CDA) sloot zich aan bij de vraag van de heer Van der Vlies over de inkomenseffecten en zijn eerdere vraag over de biddag.

Ten aanzien van het serieuze vraagstuk van de verwerkingscapaciteit overhandigde de heer Van der Linden de minister een aantal schriftelijke suggesties met het verzoek daarover met de sector te overleggen.

De CDA-fractie was tegenstander van de maatregel om de biggen van nul tot twee weken weg te halen bij de zeug, niet alleen vanwege het welzijnsaspect, maar ook omdat die de hokken niet echt leegmaakt. Bovendien heeft het weghalen van biggen vanaf drie weken oud meer effect, omdat ze dan al meer in de groeifase zitten.

De heer Van der Linden hoorde graag de bevestiging van de minister dat wanneer het gebied rond Rijsbergen op 18 april nog niet is vrijgegeven, onmiddellijk de opkoopregeling voor knelpuntgevallen in werking zal treden.

Hij vond de wijze van benadering van de minister aangaande het KI-station Wanroij niet overtuigend. Naast het al in gang gezette rechercheonderzoek diende naar zijn mening ook grondig onderzocht te worden op welke wijze de besmetting heeft plaatsgevonden en wat nu eigenlijk de risicofactoren voor besmetting zijn.

Verder kreeg hij nog graag antwoord op zijn in eerste termijn gestelde vraag over het KI-station Helden. Als er geen echte risico's aan verbonden zijn, moet het toch mogelijk zijn dit station uit het gesloten gebied te halen?

Ten slotte verzocht de heer Van der Linden om in het evaluatierapport ook aandacht te besteden aan de wijze waarop het overleg met België heeft plaatsgevonden.

De heer Keur (VVD) kon na het werkbezoek aan Boekel van vorige week vrijdag niet anders dan concluderen dat de medewerkers aldaar het enorme probleem van de varkenspest op een bijzonder goede wijze aanpakken, hetgeen complimenten verdient.

Waar hier sprake is van een epidemie die niet op zichzelf staat, verdiende het naar de mening van de heer Keur aanbeveling om in EU-verband nader te spreken over een protocol in relatie tot het vaccinatiebeleid.

Ten slotte sloot hij zich vooral gelet op het probleem van de logistiek, aan bij scenario 1 van de commissie van toezicht waar het gaat om het verwijderen van de biggen van nul tot twee weken.

De heer Huys (PvdA) was de minister dankbaar voor zijn toelichting op de gang van zaken rond het KI-station Wanroij en wachtte met belangstelling de resultaten van het rechercheonderzoek af. In dat licht was hij het dan ook eens met de uitspraak terzake van het CDA-Kamerlid mevrouw Ardenne-van der Hoeven in de NRC van twee dagen geleden: «Het is nu niet het moment om de balans van wat goed en fout ging, op te maken».

De heer Van der Linden (CDA) gaf te kennen dat er absoluut geen licht zit tussen haar uitspraak en de uitspraak die hijzelf in dit debat heeft gedaan. In beide gevallen wordt de minister aangespoord om de Kamer volledig en tijdig te informeren.

Volgens de heer Huys (PvdA) moest men wel blind zijn om dat licht niet te zien.

De maatregel inzake de nul tot twee weken oude biggen lijkt eigenlijk onontkoombaar is. Uit informatie van deskundigen valt op te maken dat de gevolgen hiervan voor het welzijn van de zeug een probleem kunnen zijn, dat overigens wel overzienbaar is. Indien het perspectief van die maatregel echter is dat er drie tot vier maanden geen fokmogelijkheden zijn, zou dit een tijdelijk fokverbod gedurende datzelfde aantal maanden evenwel dichterbij kunnen brengen. Gezien ook de melding gisteren van zes nieuwe uitbraken, verzocht de heer Huys de minister in dezen heel nadrukkelijk de vinger aan de pols te houden en als het moment daar is daadwerkelijk in te grijpen. Fokken voor vernietiging moet voorkomen worden.

Onder verwijzing naar de recente brief van LTO Nederland waarin een naar zijn mening onverantwoorde oprekking werd bepleit inzake het uitrijden van mest, sprak de heer Huys de hoop uit dat de minister vast zal houden aan zijn uitgangspunten terzake en zo nodig zal optreden.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) was van oordeel dat vanaf het uitbreken van de varkenspest tot het huidige moment de Kamer steeds tijdig, adequaat en zorgvuldig is geïnformeerd door de minister over de ontwikkelingen terzake. Naast het handhaven en zo nodig uitbreiden van kortetermijnmaatregelen, is het van belang aandacht te besteden aan de lange termijn, waarbij gedacht kan worden aan bespreking in EU-verband van vaccinatie en aan herstructurering van de sector. In het kader van die herstructurering pleitte mevrouw Augusteijn voor een bouwstop op varkensstallen, met terugwerkende kracht vanaf 15 februari 1997, voor een andere vorm van fokken en voor nieuwbouw van milieuvriendelijke stallen, niet in uitbreidende maar in vervangende zin.

Verder vroeg zij de minister nader in te gaan op de financiële gevolgen van de varkenspestepidemie voor de vervoerders, de slachterijen en de vleesverwerkende industrie en op regelingen die in dat kader eventueel voor dergelijke bedrijven van toepassing zijn. Haar hebben namelijk berichten bereikt dat die gevolgen in sommige gevallen zeer ernstig zijn.

Naast het wegnemen van biggen boven de leeftijd van twee weken, lijkt de maatregel inzake de biggen van nul tot twee weken mede soelaas te kunnen bieden. Gelet ook op de verschillende reacties van deskundigen op dit punt, vroeg zij nog wel of de minister kon toezeggen dat de gevolgen van laatstgenoemde maatregel geen grote bezwaren met zich brengt voor het welzijn van de zeugen en toekomstige biggen.

De heer Blauw (VVD) refereerde met betrekking tot de speenperiode nog aan het in Amerika toegepaste zogenaamde «early weaning system», waarbij de dieren hormonaal worden behandeld en vroeg of in een dergelijk systeem ook is voorzien waar het de tweeweekse termijn in Nederland betreft. In dat licht bracht hij nogmaals onder de aandacht zijn pleidooi voor een drieweekse termijn, die beter past in het natuurlijke ritme van de dieren.

De minister merkte op, dat er waar mogelijk aandacht wordt besteed aan het punt van de heel hoge werkdruk voor het betrokken overheidspersoneel als gevolg van de varkenspestepidemie. Feit blijft echter dat vooralsnog aan een prioriteitenverschuiving in de werkzaamheden op dit moment niet valt te ontkomen.

In aanvulling op zijn eerdere opmerking in eerste termijn over het voorstel inzake de opkoop van jonge biggen had de minister er behoefte aan nog het volgende nadrukkelijk onder de aandacht te brengen. Veel wetenschappers hebben verschillende meningen gegeven over het voorstel, maar het is aan de politiek zelf om op een gegeven moment, na inwinning van allerlei adviezen, de knoop door te hakken. In een crisissituatie kan men het zich niet veroorloven om te blijven discussiëren. De nu gekozen optie is in ieder geval de minst slechtste. Naast het zoveel mogelijk beperken van de welzijnsproblemen op de bedrijven in de gesloten gebieden, is het de bedoeling van de maatregel om de hoeveelheid te destrueren materiaal terug te brengen, waar de huidige destructiecapaciteit op dit moment nog een probleem vormt. Het weghalen van biggen in de leeftijd van nul tot twee weken scheelt qua opslag en destructiecapaciteit meer dan 200% ten opzichte van weghalen van biggen op een leeftijd van twee tot vier weken. Daarnaast spelen de productiviteit van de zeug op langere termijn en financiële aspecten een rol. De minister hechtte er dan ook aan in de richting van de heer Stellingwerf te benadrukken dat het alsdan intrekken van de maatregel niet alleen afhankelijk is van louter en alleen het oplossen van het destructiecapaciteitsprobleem.

Wat betreft het welzijn van de biggen is het weghalen op een leeftijd van nul tot twee weken niet slechter dan op oudere leeftijd. Bij het welzijn van de zeug spelen twee belangrijke aspecten een rol, te weten de melkproductie en het inkrimpen van de baarmoeder. De melkproductie bij de zeug is na drie weken op haar top. De kans op uierontstekingen neemt toe naarmate de melkproductie hoger is. Dat pleit er dus voor, biggen zo snel mogelijk weg te halen. In de ogen van de minister zou hiervan de logische consequentie kunnen zijn dat op dit punt gekeken moet worden naar de huidige wettelijke termijn van drie weken. Hij ging ervan uit dat de Raad voor dierenaangelegenheden hem op dit punt van advies zal kunnen dienen.

Het krimpen van de baarmoeder vindt vooral plaats in de eerste dagen na de geboorte, met name ten gevolge van het zogen door de pasgeboren biggen. Het in de eerste dagen na de geboorte weghalen van de biggen, geeft dus risico, maar dat risico is niet onoverkomelijk als de eerste bronst na het weghalen van de biggen wordt overgeslagen, hetgeen ook in het belang van de betrokken veehouder is. Hij zegde toe de mogelijkheid van een richtlijn terzake na te gaan, teneinde een en ander te waarborgen. Desgevraagd wees de minister erop dat er zoals er in het gehele traject geen sprake is van vergoeding van vervolgschade, dit ook in dit geval zal gelden.

De minister meende te weten dat een hormonale behandeling zoals die volgens de heer Blauw in Amerika geschiedt, in dit geval niet van toepassing is.

Op de vraag van de heer Poppe aangaande de gevolgen van het overslaan van twee of drie bronsten kon de minister geen antwoord geven, aangezien hij op dat punt niet om advisering heeft gevraagd.

De minister had de indruk dat de bezwaren vanuit de sector tegen de maatregel mogelijkerwijs zijn gebaseerd op de ervaringen met abortus blauw uit 1991, waarbij er sprake was van vruchtbaarheidsproblemen. Toen ging het echter om een ziekteverschijnsel, terwijl het in de huidige omstandigheden in feite gaat om gezonde zeugen en biggen.

Bij het overleg over de herstructurering zullen meerdere partijen dan alleen de sector zelf betrokken worden. De suggestie van mevrouw Vos op dit punt nam hij graag over.

Het rapport waarop mevrouw Vos aan het eind van haar betoog doelde, is niet het BCG-rapport, dat nog niet is afgerond, maar waarschijnlijk het rapport dat het brede terrein van de veterinaire organisatie omvat en niet zozeer de RVV zelve. De minister was uiteraard bereid dat rapport aan de Kamer te overleggen.

Wat betreft de beginfase van de varkenspestepidemie is het inderdaad fout geweest dat er een aantal uren sprake was van enige onzekerheid. Dat kan vertaald worden met «te laat ingrijpen», maar een hoofdverantwoordelijkheid hiervoor legde de minister toch in hoge mate ook bij de betrokken boeren zelf, die toch wisten hoe gevaarlijk hun gedrag was.

Aan de controle op het dierentransport zal zeker verder prioriteit worden gegeven.

Bij conservenbewerking van vlees dreigt het gevaar dat voorraden niet geconsumeerd zullen worden zodat na een aantal jaren het materiaal alsnog vernietigd moet worden. De Europese Commissie zelf heeft zich in ieder geval niet enthousiast getoond voor een dergelijke methode. Hoewel de minister bereid was de mogelijkheid van conservenbewerking opnieuw aan de orde te stellen in Europees verband, wilde hij nu reeds niet de indruk bij de Kamer wekken dat dit tot een succesvolle route zou leiden. Waar de Europese Commissie al een hoge mate van terughoudendheid betracht bij het aanbieden van conservenbewerkt vlees voor de eigen binnenmarkt, is juist voorzichtigheid geboden om dat vlees in die vorm aan te bieden aan organisaties zoals de VN.

De minister achtte het vanwege de economische gevolgen onwaarschijnlijk dat ondernemers zelf zullen kiezen voor een vrijwillige fokstop.

De heer Stellingwerf (RPF) deed, mede ten behoeve van de destructiecapaciteit, de suggestie om teneinde boeren enigermate te stimuleren tot een vrijwillige fokstop, hun een iets hogere compensatie te geven dan die welke ze nu ontvangen voor een verkregen big die vernietigd wordt.

De minister achtte deze suggestie en de gedachte van een selectief fokverbod, zoals door de heer Huys verwoord, zaken die in ogenschouw kunnen worden genomen indien de noodzaak van nadere maatregelen zich aandient bij een langer voortduren van de crisis dan nu voorzien.

Ook de minister had kennis genomen van de berichten uit de bancaire wereld met betrekking tot de optredende inkomenseffecten bij leegstand. Volledigheidshalve wees hij nog op het borgstellingsfonds van de overheid dat ter beschikking staat.

Met betrekking tot de destructiecapaciteit is inmiddels een toezegging ontvangen van de Belgische autoriteiten. Het overleg met Duitsland terzake is nog gaande. Bovendien is er extra opslag in vrieshuizen geregeld. Op het moment echter waarop een bedrijf geruimd moet worden, heeft dat in alle opzichten voorrang. Met het ruimen van een bedrijf met bijvoorbeeld 14 000 varkens zijn alleen al twee dagen elektrocutie en anderhalve dag destructie gemoeid.

Voor Rijsbergen is tot nu toe incidenteel de opkoopregeling toegepast. Morgen vindt in dat kader wederom een opkoping plaats. Mocht dat gebied onverhoopt voor een langere periode dicht moeten blijven, dan zal voor het Rijsbergse als zodanig de opkoopregeling van kracht worden, maar wellicht dat binnen nu en enkele dagen definitief komt vast te staan dat vals positief niet positief is.

Zowel binnen als buiten het Permanent veterinair comité zijn de contacten met de Belgische regering aangaande de varkenspestepidemie veelvuldig en voortreffelijk. Gegeven de drie uitbraken vanaf 1989 bestaat er bij de Belgen wel een zeer grote bezorgdheid over de situatie in het buurland.

De minister was vooralsnog niet bereid het KI-station Helden vrij te geven. In het gisteren gevoerde overleg met de stichting is dat punt ook niet aan de orde geweest.

Hij achtte het een goede gedachte om, zoals de heer Keur heeft geopperd, de mogelijkheden na te gaan om te komen tot een Europees protocol in verband met het vaccinatiebeleid.

De thema's wat betreft de langere termijn, waarvoor mevrouw Augusteijn aandacht vroeg, zullen betrokken worden bij het overleg over de structuur en de toekomst van de sector.

Wat betreft de inkomensverliezen die optreden bij andere betrokken partijen dan de varkenshouders zelf, zal er geen sprake zijn van een inkomenscompensatieregeling van de zijde van de regering. Overigens worden slachterijen, vervoerders en vrieshuizen ingeschakeld in het kader van de ruimingsoperaties. Het zou dan ook onjuist zijn te veronderstellen dat er in de sector alleen maar sprake zou zijn van inkomensverliezen. Feit blijft dat evenals de boeren geen vergoeding krijgen voor vervolgschade, de overige betrokken partijen in de sector die ook niet krijgen. Desgevraagd door mevrouw Augusteijn zegde de minister de Kamer toe schriftelijk inzicht te verschaffen in genoemde inkomensgevolgen en eventuele knelpunten als gevolg van de nu ontstane situatie.

De voorzitter van de commissie,

Blauw

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M. M. H. Kamp (VVD), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD) en Th. A. M. Meijer (CDA).

Plv. leden: De Haan (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), Verspaget (PvdA), M. M. van der Burg (PvdA), Verkerk (AOV), Dijksma (PvdA), Poppe (SP), Van Walsem (D66), Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (Unie 55+), Van Zijl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD), H. G. J. Kamp (VVD) en Beinema (CDA).

Naar boven