25 221
Wijziging van de Kieswet, houdende verlaging van de voorkeurdrempel

25 227
Wijziging van de Kieswet, houdende verlenging van de duur van de stemming tot acht uur 's-avonds alsmede regeling van diverse andere onderwerpen

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 28 mei 1997

Tijdens de mondelinge behandeling van een tweetal wetsvoorstellen tot wijziging van de Kieswet (Kamerstukken II 1996–1997, nrs. 25 221 en 25 227) op 27 mei jl. heeft het Kamerlid Nijpels-Hezemans een motie ingediend met betrekking tot zendtijd voor politieke partijen (Kamerstukken II 25 221 en 25 227, nr. 10). Ik heb een schriftelijke reactie op deze motie toegezegd, waartoe deze brief dient.

Mw. Nijpels verzoekt in de motie de regering te bevorderen dat, indien het benodigde aantal ondersteuningsverklaringen wordt verhoogd van 10 naar 50, partijen bij de Tweede-Kamerverkiezingen zendtijd wordt toegekend, indien zij in ten minste 15 kieskringen een lijst hebben ingediend.

Reeds in mijn brief van 20 mei jl. heb ik gereageerd op een opmerking van gelijke strekking van mw. Nijpels, die zij maakte in de eerste termijn van de behandeling van eerdergenoemde wetsvoorstellen op 13 mei jl. De Mediawet bepaalt in artikel 39g, tweede lid, dat toewijzing van zendtijd voor landelijke omroep is voorbehouden aan politieke partijen en groeperingen die in alle kieskringen deelnemen. Toewijzing van de zendtijd geschiedt door het Commissariaat voor de Media binnen de hoeveelheid zendtijd die de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen jaarlijks vaststelt. Indien de motie wordt aanvaard, zal ik met hem in overleg moeten treden over een eventuele wijziging van de Mediawet op dit punt.

Mijn standpunt in dezen is dat ik de motie ontraad om de volgende redenen. Thans wordt zendtijd voor landelijke omroep toegekend aan politieke partijen die deelnemen aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer en in alle kieskringen een kandidatenlijst hebben ingeleverd. De reden daarvoor is dat via de landelijke radio en televisie partijen zich richten tot kiezers in het hele land. Een partij aan wie zendtijd is toegekend, probeert kiezers voor haar politieke overtuiging te winnen en te bewegen op haar een stem uit te brengen. Het is dan zeer verwarrend voor kiezers indien in het stemlokaal blijkt dat het niet mogelijk is om op een partij die zich tot hen heeft gericht een stem uit te brengen, omdat deze niet in hun kieskring aan de verkiezingen deelneemt. Ik vind het voorts van belang dat deze verwarring niet bij kiezers kan optreden, omdat anders het vertrouwen van de kiezer in het kiessysteem teleurgesteld kan worden.

Aan het principe dat een partij die zich via door de overheid toegekende zendtijd richt tot de gehele kiezerspopulatie ook in het hele land aan de verkiezingen moet deelnemen, moet niet worden getornd na verhoging van het aantal vereiste ondersteuningsverklaringen. De door mij voorgestelde verhoging brengt niet met zich dat in het algemeen gesproken partijen die serieus kans maken op een zetel, als gevolg van de verhoging van het aantal ondersteuningsverklaringen, niet meer in alle kieskringen aan de stemming zullen kunnen deelnemen. Indien een partij uitsluitend in een deel van het land is georganiseerd en uitsluitend in het desbetreffende deel van het land ondersteuningsverklaringen weet te vergaren, dan is er geen reden zendtijd voor landelijke omroep toe te kennen. Voor een dergelijke partij is het vooral zinvol zich te wenden tot kiezers in het desbetreffende deel van het land, omdat uitsluitend die kiezers op één van haar kandidaten een stem kunnen uitbrengen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Naar boven