25 219
Wijziging van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP in verband met de formalisering van de taak van het FAOP inzake de heffing ingevolge de Wet op de ondernemingsraden

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 8 april 1997

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het feit dat dit wetsvoorstel terugwerkende kracht heeft tot en met 1 maart 1996. Deze leden vragen waarom dit wetsvoorstel zo lang op zich heeft laten wachten.

Bij het Besluit heffing scholing en vorming OR-leden bij de overheid 1996–1997 is een heffing opgelegd voor de periode 1 maart 1996 tot 1 mei 1997. Wat is de geldingsduur van dit wetsvoorstel, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Het voornemen is om na 1 mei 1997 een structurele regeling in te voeren. De leden van de CDA-fractie willen weten of dit wetsvoorstel ook geldt voor deze nog in te voeren structurele regeling.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel.

Voor wat betreft de doelstelling kunnen zij geheel instemmen met het wetsvoorstel.

Ook voor wat betreft de uitvoering kunnen zij zich in grote lijnen vinden in de inhoud ervan.

Dat neemt niet weg, dat het deze leden is opgevallen, dat in het wetsvoorstel wordt gesproken van een situatie waarin het overheidspersoneel nog niet onder de werknemersverzekeringen valt en dat wordt uitgegaan van een uitvoeringssituatie, zoals die bestond onder de vorige organisatiewet sociale verzekeringen, waarin nog sprake was van bedrijfsverenigingen.

Dit is met name relevant voor de structurele situatie. Dan zal er immers wel sprake zijn van toepassing van de werknemersverzekeringen, alsmede van een of meer zogenoemde sector-orga(a)n(en). Graag vernemen deze

leden hoe en wanneer de in dit wetsvoorstel voorgestane tenuitvoerlegging wordt aangepast op de nieuwe structurele situatie.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier voor dit verslag,

Floor


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), vacature PvdA, Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-Van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).

Naar boven