25 216
Wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met een herziening van de organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep

nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID BEINEMA

Ontvangen 12 juni 1997

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

I

Onderdeel U vervalt.

II

In onderdeel V vervalt in artikel 102: eerste lid,.

III

In onderdeel W vervalt in punt 1 de zinsnede: en wordt na «artikel 101,» ingevoegd «eerste lid,».

IV

In onderdeel W vervalt in punt 3 de zinsnede: en wordt na «artikel 101,» ingevoegd «eerste lid,».

V

In onderdeel X wordt artikel 103b vervangen door:

Artikel 103b

Voor zover er een verschil bestaat tussen het totaal van de bedragen die op basis van artikel 102 door onze Minister ter beschikking zijn gesteld van de raad van bestuur, en het totaal van de bedragen die op basis van de artikelen 103 en 103a door de raad van bestuur ter beschikking worden gesteld aan de instellingen die zendtijd voor landelijke omroep hebben verkregen, wordt dit verschil door de raad van bestuur verdeeld over de instellingen die zendtijd hebben verkregen en op wie geen sanctie als bedoeld in artikel 103a van toepassing is. De verdeling vindt plaats naar rato van de bedragen die op grond van artikel 101, onderdeel b, en 103, eerste en tweede lid, zijn vastgesteld per instelling of categorie instellingen.

VI

In onderdeel Y vervalt in punt 2: eerste lid,.

VII

In onderdeel Z vervalt in artikel 105, eerste lid: eerste lid,.

VIII

In onderdeel Z vervalt in artikel 105, tweede lid: eerste lid,.

IX

In onderdeel BB vervalt in artikel 106a, eerste lid: , eerste lid.

Toelichting

Een apart budgetcompartiment «versterking van de programmering» ter beschikking van de raad van bestuur is ongewenst, omdat op die manier de raad van bestuur in feite over de besteding van gelden aan bepaalde, concrete programma's gaat beslissen. Toekenning aan zendgemachtigden zou volgens de regering blijkens de MvT (pag. 7) immers geschieden «op basis van uitgewerkte programmatische voorstellen». Bovendien zou een ongelijke verdeling over de omroepverenigingen van gelijke status zich niet verdragen met het aan de concessie verbonden uitgangspunt van gelijke bekostiging

Uiteraard vervalt, als gevolg van het vervallen van het programmaversterkingscompartiment, dan ook de uitsluitingsmogelijkheid die aan de raad van bestuur zou worden verleend m.b.t. toekenning vanuit dat compartiment aan een instelling, in geval van herhaalde inbreuk op bindende besluiten van de raad van bestuur. Aangezien bedoelde herhaalde inbreuk op bindende besluiten van de raad van bestuur. Aangezien bedoelde herhaalde inbreuk ook in artikel 103a, lid 3 als grond geldt voor sanctie (5% inhouding op het budget) leidt het amendement op dit punt overigens niet tot enig materieel verschil.

Indien het meerjarenplan, bedoeld in artikel 99, niet tijdig door de raad van bestuur bij de minister wordt ingediend hoeft dat niet per sé verwijtbaar te zijn aan alle programmaverzorgende instellingen. Het kan zijn dat verwijtbaarheid ligt bij één of enkele instellingen maar ook denkbaar is dat de raad van bestuur zelf nalatig is. Het is daarom niet juist de programmaverzorgende instellingen zonder meer en in totaliteit 20% te korten op hun budget. Artikel 103a voorziet al in een geïndividualiseerde budgetsanctie-mogelijkheid ten aanzien van zowel netten als programmaverzorgende instellingen. Ten aanzien van de leden van de raad van bestuur geldt dat zij worden benoemd (en kunnen worden ontslagen) door de minister.

Beinema

Naar boven