nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID BEINEMA
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
I
Onderdeel U vervalt.
II
In onderdeel V vervalt in artikel 102: eerste lid,.
III
In onderdeel W vervalt in punt 1 de zinsnede: en wordt na «artikel
101,» ingevoegd «eerste lid,».
IV
In onderdeel W vervalt in punt 3 de zinsnede: en wordt na «artikel
101,» ingevoegd «eerste lid,».
V
In onderdeel X wordt artikel 103b vervangen door:
Artikel 103b
Voor zover er een verschil bestaat tussen het totaal van de bedragen die
op basis van artikel 102 door onze Minister ter beschikking zijn gesteld van
de raad van bestuur, en het totaal van de bedragen die op basis van de artikelen
103 en 103a door de raad van bestuur ter beschikking worden gesteld aan de
instellingen die zendtijd voor landelijke omroep hebben verkregen, wordt dit
verschil door de raad van bestuur verdeeld over de instellingen die zendtijd
hebben verkregen en op wie geen sanctie als bedoeld in artikel 103a van toepassing
is. De verdeling vindt plaats naar rato van de bedragen die op
grond van artikel 101, onderdeel b, en 103, eerste en tweede lid, zijn vastgesteld
per instelling of categorie instellingen.
VI
In onderdeel Y vervalt in punt 2: eerste lid,.
VII
In onderdeel Z vervalt in artikel 105, eerste lid: eerste lid,.
VIII
In onderdeel Z vervalt in artikel 105, tweede lid: eerste lid,.
IX
In onderdeel BB vervalt in artikel 106a, eerste lid: , eerste lid.
Toelichting
Een apart budgetcompartiment «versterking van de programmering»
ter beschikking van de raad van bestuur is ongewenst, omdat op die manier
de raad van bestuur in feite over de besteding van gelden aan bepaalde, concrete
programma's gaat beslissen. Toekenning aan zendgemachtigden zou volgens de
regering blijkens de MvT (pag. 7) immers geschieden «op basis van uitgewerkte
programmatische voorstellen». Bovendien zou een ongelijke verdeling
over de omroepverenigingen van gelijke status zich niet verdragen met het
aan de concessie verbonden uitgangspunt van gelijke bekostiging
Uiteraard vervalt, als gevolg van het vervallen van het programmaversterkingscompartiment,
dan ook de uitsluitingsmogelijkheid die aan de raad van bestuur zou worden
verleend m.b.t. toekenning vanuit dat compartiment aan een instelling, in
geval van herhaalde inbreuk op bindende besluiten van de raad van bestuur.
Aangezien bedoelde herhaalde inbreuk op bindende besluiten van de raad van
bestuur. Aangezien bedoelde herhaalde inbreuk ook in artikel 103a, lid 3 als
grond geldt voor sanctie (5% inhouding op het budget) leidt het amendement
op dit punt overigens niet tot enig materieel verschil.
Indien het meerjarenplan, bedoeld in artikel 99, niet tijdig door de raad
van bestuur bij de minister wordt ingediend hoeft dat niet per sé verwijtbaar
te zijn aan alle programmaverzorgende instellingen. Het kan zijn dat verwijtbaarheid
ligt bij één of enkele instellingen maar ook denkbaar is dat
de raad van bestuur zelf nalatig is. Het is daarom niet juist de programmaverzorgende
instellingen zonder meer en in totaliteit 20% te korten op hun budget. Artikel
103a voorziet al in een geïndividualiseerde budgetsanctie-mogelijkheid
ten aanzien van zowel netten als programmaverzorgende instellingen. Ten aanzien
van de leden van de raad van bestuur geldt dat zij worden benoemd (en kunnen
worden ontslagen) door de minister.
Beinema