Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25216 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25216 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met een herziening van de organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de organisatiestructuur van de landelijke publieke omroep te herzien, teneinde door middel van een professionalisering van het bestuur waarborgen te scheppen voor een nauwere samenwerking tussen de landelijke omroepinstellingen en verdere coördinatie van de programmering op en tussen de verschillende radio- en televisienetten, met behoud van de rechten en plichten die voortvloeien uit de verleende concessies voor landelijke publieke omroep;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Mediawet wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel oo door een puntkomma, drie nieuwe onderdelen toegevoegd:
pp. raad van bestuur: de raad van bestuur van de Stichting;
qq. netbestuur: het netbestuur voor een televisieprogrammanet, bedoeld in artikel 40a, eerste lid;
rr. netcoördinator: de coördinator voor een televisie- of radioprogrammanet, bedoeld in artikel 40c, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 40g, eerste lid.
Artikel 14, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Voor de toepassing van deze wet worden onder leden van een omroepvereniging verstaan die leden die tenminste zestien jaren oud zijn, in Nederland woonplaats hebben, en hun contributie, die is vastgesteld met inachtneming van artikel 64, hebben voldaan.
Boven artikel 16 wordt het volgende opschrift ingevoegd:
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt na «de coördinatie» ingevoegd: , op en tussen de verschillende programmanetten,.
b. Onder lettering van onderdeel l tot onderdeel m wordt een nieuw onderdeel l ingevoegd:
l. de bekostiging van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep;
c. In onderdeel m (nieuw) wordt «de onder a tot en met k genoemde taken» vervangen door: de onder a tot en met l genoemde taken.
2. In het vierde lid wordt «het algemeen bestuur» vervangen door: de raad van toezicht.
Boven artikel 18 wordt het volgende opschrift ingevoegd:
Artikel 18 wordt vervangen door:
1. De Stichting heeft drie organen: een raad van toezicht, een programmacommissie en een raad van bestuur.
2. Het lidmaatschap van de raad van toezicht is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van bestuur.
Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Het algemeen bestuur van de Stichting» vervangen door: De raad van toezicht.
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. De voorzitter van de raad van toezicht wordt bij koninklijk besluit benoemd.
3. In het derde lid wordt in de tweede volzin «het algemeen bestuur» vervangen door «de raad van toezicht».
4. In het vierde lid, aanhef, wordt «het algemeen bestuur» vervangen door: de raad van toezicht.
5. In het zesde lid, eerste volzin, wordt «het algemeen bestuur» vervangen door: de raad van toezicht.
6. In het zevende lid wordt «het algemeen bestuur» vervangen door: de raad van toezicht.
7. In het achtste lid wordt «het algemeen bestuur» vervangen door: de raad van toezicht.
De artikelen 18b tot en met 24 worden vervangen door:
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van de raad van de bestuur en op de algemene gang van zaken in de Stichting.
2. De raad van toezicht is belast met de verzorging van het programma van de Stichting, bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel b, voor zover dit niet is opgedragen aan de programmacommissie.
3. De raad van toezicht is voorts belast met:
a. het vaststellen van algemene uitgangspunten voor landelijke televisie-omroep door instellingen die zendtijd hebben verkregen, op voorstel van de raad van bestuur;
b. het vaststellen van de jaarrekening van de Stichting;
c. het wijzigen van de statuten van de Stichting, op voorstel van de raad van bestuur.
4. De volgende besluiten en beslissingen van de raad van bestuur behoeven de instemming van de raad van toezicht:
a. het vaststellen van het coördinatiereglement, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel c;
b. het vaststellen van het meerjarenplan, bedoeld in artikel 99;
c. het vaststellen van het jaarverslag, bedoeld in artikel 23a;
d. investeringen die een in de statuten vastgesteld bedrag te boven gaan;
e. het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking van de Stichting met een andere rechtspersoon of vennootschap, indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de Stichting of voor andere instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep;
f. collectief ontslag van een aanmerkelijk aantal werknemers;
g. ingrijpende wijziging in de arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal werknemers.
1. De programmacommissie bestaat uit een voorzitter en twee andere leden.
2. De voorzitter van de raad van toezicht is tevens voorzitter van de programmacommissie.
3. De raad van toezicht benoemt uit zijn midden de twee andere leden van de programmacommissie. Ten minste een van deze leden is afkomstig uit de kring van de door Onze Minister benoemde leden van de raad van toezicht.
1. De programmacommissie is belast met de dagelijkse leiding over de verzorging van het programma van de Stichting.
2. De programmacommissie vertegenwoordigt de Stichting in en buiten rechte in aangelegenheden betreffende de verzorging van haar programma. De statuten kunnen de bevoegdheid tot vertegenwoordiging, bedoeld in de vorige volzin, bovendien toekennen aan een of meer leden van de programmacommissie of aan anderen.
De statuten van de Stichting regelen, met inachtneming van deze wet, de nadere verdeling van de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht en de programmacommissie in het kader van de verzorging van het programma van de Stichting.
1. De raad van bestuur bestaat uit een voorzitter en twee andere leden.
2. De leden van de raad van bestuur worden benoemd door Onze Minister, op voordracht van de raad van toezicht.
3. Met het lidmaatschap van de raad van bestuur zijn onverenigbaar het lidmaatschap van een orgaan van, en een dienstbetrekking bij, een instelling die zendtijd heeft verkregen.
1. Naast de andere taken en bevoegdheden die de raad van bestuur heeft op grond van deze wet, is hij belast met:
a. de dagelijkse leiding over de werkzaamheden van de Stichting, met uitzondering van de verzorging van haar programma;
b. het na overleg met de netbesturen doen van voorstellen ten behoeve van de vaststelling van algemene uitgangspunten, bedoeld in artikel 18b, derde lid, onderdeel a;
c. het vaststellen van een reglement voor de coördinatie van de programma-onderdelen voor televisie, onderscheidenlijk voor radio, op en tussen de verschillende programmanetten;
d. de coördinatie, op en tussen de verschillende programmanetten, van de programma-onderdelen van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep;
e. het vaststellen van nadere regelingen ter uitvoering van de wettelijke taken van de Stichting, met uitzondering van de taken, bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdelen b en e.
3. De raad van bestuur vertegenwoordigt de Stichting in en buiten rechte, met uitzondering van aangelegenheden betreffende de verzorging van haar programma. De statuten van de Stichting kunnen de bevoegdheid tot vertegenwoordiging, bedoeld in de vorige volzin, bovendien toekennen aan een of meer leden van de raad van bestuur of aan anderen.
4. De raad van bestuur is voorts belast met alles wat niet uitdrukkelijk tot de taak of bevoegdheid van de raad van toezicht of de programmacommissie behoort.
Het coördinatiereglement, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel c, bevat in ieder geval:
a. een regeling inzake de voorbereiding van de zendtijdindeling door de raad van bestuur;
b. een nadere regeling inzake de coördinatie van programma-onderdelen op en tussen de verschillende programmanetten, gericht op een evenwichtig programma-aanbod voor publieksgroepen van verschillende omvang en samenstelling, gespreid over de verschillende programmanetten;
c. een regeling die beoogt tegen te gaan dat op hetzelfde tijdstip op verschillende programmanetten gelijksoortige programma-onderdelen worden uitgezonden;
d. een regeling die beoogt te bevorderen dat op hetzelfde tijdstip op verschillende programmanetten nieuwe programma-onderdelen beginnen;
e. een regeling inzake het verwijzen naar programma-onderdelen op andere programmanetten;
f. een nadere regeling inzake de uitoefening van de bevoegdheid van de raad van bestuur om in het kader van de coördinatie, bedoeld in onderdeel b, de beoogde uitzenddag of het beoogde uitzendtijdstip van een programma-onderdeel te wijzigen.
1. Onverminderd artikel 48, zijn de volgende besluiten van de raad van bestuur bindend voor de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, voor zover deze besluiten hen aangaan:
a. de besluiten omtrent het indelen van de zendtijd van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep;
b. de besluiten omtrent de bekostiging van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep;
c. de besluiten omtrent vaststelling van het coördinatiereglement, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel c;
d. de besluiten omtrent de coördinatie, op en tussen de verschillende programmanetten, van de programma-onderdelen van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep;
e. de besluiten omtrent vaststelling van een nadere regeling als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel e.
2. De raad van bestuur ziet erop toe dat de besluiten, bedoeld in het eerste lid, worden nageleefd.
De raad van bestuur en de door hem daartoe aangewezen medewerkers van de Stichting zijn bevoegd inlichtingen te verlangen van instellingen die zendtijd voor landelijke omroep hebben verkregen, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak, de taak van de netcoördinatoren daaronder begrepen, redelijkerwijs nodig is.
1. De Stichting verstrekt Onze Minister alle inlichtingen met betrekking tot de werkzaamheden van de Stichting.
2. Onze Minister kan inzage verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden van de Stichting, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
1. De raad van bestuur stelt jaarlijks voor 1 juni een jaarverslag vast over het afgelopen kalenderjaar. In het jaarverslag wordt aandacht besteed aan de werkzaamheden van de Stichting, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van de werkwijze in het bijzonder.
2. De raad van bestuur zendt het verslag aan Onze Minister en stelt het algemeen verkrijgbaar.
1. Wijzigingen in de statuten van de Stichting behoeven de instemming van Onze Minister.
2. De raad van bestuur kan niet besluiten tot ontbinding van de Stichting.
De artikelen 40 tot en met 40b, alsmede het opschrift boven artikel 40, worden vervangen door:
§ 2. De televisieprogrammanetten
Voor landelijke televisie-omroep door instellingen die zendtijd hebben verkregen, zijn drie televisieprogrammanetten beschikbaar: TV 1, 2 en 3.
1. Elk televisieprogrammanet heeft een netbestuur dat als volgt is samengesteld:
a. de omroepverenigingen A, B en C, wier zendtijd voor televisie krachtens artikel 41b, eerste lid, onderdeel b, is ingedeeld op het desbetreffende programmanet, benoemen elk een lid;
b. de educatieve omroepinstellingen, kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag, wier zendtijd voor televisie is ingedeeld op het desbetreffende programmanet, benoemen gezamenlijk één lid.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de Programmastichting aangemerkt als een omroepvereniging A.
3. Indien op een programmanet meer dan 400 uren zendtijd van de Stichting is ingedeeld, benoemt bovendien de programmacommissie van de Stichting één lid.
4. Ieder netbestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan. Het richt zijn werkzaamheden naar eigen inzicht in.
1. Het netbestuur is belast met:
a. het vaststellen van de programmatische uitgangspunten van het televisieprogrammanet, rekening houdend met de algemene uitgangspunten, bedoeld in artikel 18b, derde lid, onderdeel a;
b. het vaststellen van het televisieprogrammanet-meerjarenplan, bedoeld in artikel 98a.
2. De programmatische uitgangspunten van het televisieprogrammanet kunnen slechts worden vastgesteld of gewijzigd, indien alle in het netbestuur vertegenwoordigde omroepverenigingen en de Programmastichting, indien zij in het netbestuur is vertegenwoordigd, daarvoor hebben gestemd.
1. Ten behoeve van de coördinatie op de verschillende televisieprogrammanetten benoemt de raad van bestuur voor ieder televisieprogrammanet een netcoördinator. De netcoördinator is in dienst van de Stichting.
2. De benoeming van een netcoördinator behoeft de instemming van het netbestuur. Instemming is niet vereist, indien benoeming is geschied op voordracht van het netbestuur.
3. Iedere netcoördinator heeft tot taak zorg te dragen voor de onderlinge afstemming van de programma's en programma-onderdelen op het televisieprogrammanet.
4. De netcoördinator is voorts belast met:
a. het bevorderen van de samenwerking tussen de instellingen wier zendtijd is ingedeeld op het desbetreffende televisieprogrammanet;
b. het opstellen van de programmatische uitgangspunten van het televisieprogrammanet;
c. het opstellen van het televisieprogramma-meerjarenplan, bedoeld in artikel 98a;
d. het doen van een voorstel aan de raad van bestuur voor de zendtijdindeling op het programmanet;
e. het ontwikkelen van gezamenlijke projecten.
1. De netcoördinator neemt besluiten ter uitvoering van zijn taak, bedoeld in artikel 40c, derde lid, in naam van de raad van bestuur.
2. Voor de toepassing van afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de raad van bestuur aangemerkt als mandaatgever. In afwijking van artikel 10:8 van de Algemene wet bestuursrecht, kan de raad van bestuur het mandaat niet intrekken.
1. Iedere netcoördinator wordt bijgestaan door een netredactie die als volgt is samengesteld:
a. de omroepverenigingen A, B, en C, wier zendtijd voor televisie krachtens artikel 41b, eerste lid, onderdeel b, is ingedeeld op het desbetreffende programmanet, benoemen elk één lid;
b. de educatieve omroepinstellingen, kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag, wier zendtijd voor televisie is ingedeeld op het desbetreffende programmanet, benoemen elk één lid.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de Programmastichting aangemerkt als een omroepvereniging A.
3. Indien op het desbetreffende programmanet meer dan 400 uren zendtijd van de Stichting is ingedeeld, benoemt bovendien de raad van toezicht van de Stichting één lid.
4. Met het lidmaatschap van de netredactie is onverenigbaar:
a. het lidmaatschap van het netbestuur;
b. het lidmaatschap van het bestuur van een omroepvereniging of de Programmastichting;
c. het lidmaatschap van de raad van bestuur of de raad van toezicht van de Stichting.
5. De netredactie richt haar werkzaamheden naar eigen inzicht in.
1. Voor landelijke radio-omroep door instellingen die zendtijd hebben verkregen, zijn vijf radioprogrammanetten beschikbaar: Radio 1, 2, 3, 4 en 5.
2. De onderscheidene radioprogrammanetten zijn in het bijzonder bestemd voor de uitzending van de volgende categorieën programma-onderdelen:
a. Radio 1: programma-onderdelen van informatieve aard, bestaande uit nieuws en actualiteiten;
b. Radio 2: programma-onderdelen, bestaande uit lichte muziek, informatie en verstrooiing;
c. Radio 3: programma-onderdelen, bestaande uit populaire muziek en gericht op een jong publiek;
d. Radio 4: programma-onderdelen, bestaande uit klassieke muziek, waaronder moderne klassieke muziek;
e. Radio 5: programma-onderdelen van informatieve en educatieve aard, gericht op specifieke publieksgroepen, waaronder programma-onderdelen van informatieve en educatieve aard ten behoeve van allochtonen in de eigen taal.
3. De raad van bestuur draagt, met inachtneming van het coördinatiereglement, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel c, er zorg voor dat de op een radioprogrammanet uit te zenden programma-onderdelen passen binnen het kader dat in het tweede lid voor het desbetreffende programmanet wordt aangegeven.
1. Ten behoeve van de coördinatie op de radioprogrammanetten benoemt de raad van bestuur voor ieder radioprogrammanet een netcoördinator. De netcoördinator is in dienst van de Stichting.
2. Iedere netcoördinator heeft tot taak zorg te dragen voor de onderlinge afstemming van de programma's en programma-onderdelen op het programmanet. De netcoördinator is tevens belast met de uitvoering van de in artikel 40f, derde lid, bedoelde taak van de raad van bestuur.
3. De netcoördinator is voorts belast met:
a. het bevorderen van samenwerking tussen de instellingen wier zendtijd voor radio op het desbetreffende programmanet is ingedeeld;
b. het opstellen van het radioprogrammanet-meerjarenplan, bedoeld in artikel 98b, gehoord de netredactie;
c. het doen van een voorstel aan de raad van bestuur voor de zendtijdindeling op het programmanet.
Artikel 40d is van overeenkomstige toepassing op besluiten van de netcoördinator ter uitvoering van zijn taken, bedoeld in artikel 40g, tweede lid.
1. Iedere netcoördinator wordt bijgestaan door een netredactie die bestaat uit een aantal leden dat gelijk is aan het aantal instellingen wier zendtijd voor radio op het desbetreffende programmanet is ingedeeld, met uitzondering van de Stichting Etherreclame, de politieke partijen en groeperingen en de overheid. Iedere instelling benoemt één lid, met uitzondering van de instellingen, genoemd in de vorige zin.
2. Met het lidmaatschap van de netredactie is onverenigbaar:
a. het lidmaatschap van het bestuur van een omroepvereniging of de Programmastichting;
b. het lidmaatschap van de raad van bestuur of de raad van toezicht van de Stichting.
3. De netredactie richt haar werkzaamheden naar eigen inzicht in.
Het opschrift boven artikel 41 wordt vervangen door:
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. De raad van bestuur deelt jaarlijks, gehoord de netcoördinatoren, de zendtijd voor landelijke omroep in.
2. In het tweede lid wordt «Het dagelijks bestuur» vervangen door: De raad van bestuur.
3. Het derde lid wordt vervangen door:
3. De raad van bestuur kan voorts de zendtijdindeling herzien, voor zover hij dat nodig acht:
a. in het kader van de coördinatie, op en tussen de verschillende programmanetten, van de programma-onderdelen van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep; of
b. op grond van omstandigheden die niet voorzien waren ten tijde van de zendtijdindeling.
Artikel 41b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt zowel in onderdeel a na «Programmastichting» als in onderdeel b na «verkregen,» ingevoegd: tussen 16.00 uur en 24.00 uur.
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. De raad van bestuur kan in het kader van de coördinatie op en tussen de verschillende programmanetten tot ten hoogste 130 uren per jaar per instelling afwijken van het eerste lid, onderdelen a en b. De raad van bestuur kan hiertoe slechts besluiten, indien noch door de omroepvereniging, onderscheidenlijk de Programmastichting, die het betreft, noch door het netbestuur van het programmanet waarop de zendtijd in afwijking van het eerste lid, onderdeel a of b, zal worden ingedeeld, daartegen bedenkingen zijn ingebracht.
In artikel 41c, eerste lid, wordt in de aanhef «40, derde lid,» vervangen door: 40f, tweede lid,.
In artikel 55a, eerste lid, wordt «het dagelijks bestuur van de Stichting» telkens vervangen door: de raad van bestuur.
Artikel 56a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «het dagelijks bestuur van de Stichting» vervangen door: de raad van bestuur.
2. In het derde lid wordt «het dagelijks bestuur van de Stichting» telkens vervangen door: de raad van bestuur.
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde en vijfde lid worden vervangen door:
4. De inkomsten uit contributies van leden, alsmede het saldo van alle andere inkomsten van een instelling die zendtijd heeft verkregen, waaronder de inkomsten uit vermogen, worden aangewend voor de verzorging van het programma van de instelling.
5. In afwijking van het vierde lid, kunnen:
a. inkomsten uit contributies van leden van een omroepvereniging tot ten hoogste een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen bedrag per lid worden besteed aan verenigingsactiviteiten;
b. andere inkomsten van een omroepvereniging, voor zover zij rechtstreeks voortvloeien uit verenigingsactiviteiten van de omroepvereniging, worden besteed aan deze verenigingsactiviteiten.
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door:
a. heffen een contributie van hun leden met een minimumbedrag van vijfentwintig gulden per jaar,
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, naar aanleiding van de ontwikkeling van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde prijsindex voor de gezinsconsumptie worden bijgesteld.
3. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een nieuw derde lid ingevoegd:
3. In de contributie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de verstrekking van een programmablad niet begrepen.
Vóór artikel 99 worden de volgende artikelen ingevoegd:
1. Ieder netbestuur voor televisie doet het door hem vastgestelde meerjarenplan voor zijn televisieprogrammanet jaarlijks voor 1 augustus toekomen aan de raad van bestuur.
2. Het televisieprogrammanet-meerjarenplan bevat in ieder geval:
a. een omschrijving van de wijze waarop op het televisieprogrammanet invulling wordt gegeven aan de voorgenomen programmering, mede gelet op de algemene uitgangspunten, bedoeld in artikel 18b, derde lid, onderdeel a, en de programmatische uitgangspunten van het net, en met inachtneming van de programmavoorschriften, bedoeld in de artikelen 50 tot en met 51d;
b. de hoogte van de bedragen die voor het volgende kalenderjaar en de drie daarop volgende kalenderjaren nodig zullen zijn om de plannen van de instellingen wier zendtijd op het desbetreffende televisieprogrammanet is ingedeeld, te verwezenlijken.
3. De wettelijke bepalingen omtrent de inhoud en inrichting van het meerjarenplan, bedoeld in artikel 99, zijn van overeenkomstige toepassing op het televisieprogrammanet-meerjarenplan.
1. De raad van bestuur stelt jaarlijks voor 1 augustus voor ieder radioprogrammanet een meerjarenplan vast.
2. Het radioprogrammanet-meerjarenplan bevat in ieder geval:
a. een omschrijving van de wijze waarop op het radioprogrammanet invulling wordt gegeven aan de voorgenomen programmering, met inachtneming van artikel 40f, tweede lid, en de programmavoorschriften, bedoeld in de artikelen 50 tot en met 51d;
b. de hoogte van de bedragen die voor het volgende kalenderjaar en de drie daarop volgende kalenderjaren nodig zullen zijn om de plannen van de instellingen wier zendtijd op het desbetreffende radioprogrammanet is ingedeeld, te verwezenlijken.
3. De wettelijke bepalingen omtrent de inhoud en inrichting van het meerjarenplan, bedoeld in artikel 99, zijn van overeenkomstige toepassing op het radioprogrammanet-meerjarenplan.
Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid worden vervangen door:
1. De Stichting doet jaarlijks voor 1 oktober een meerjarenplan voor de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, toekomen aan Onze Minister en het Commissariaat voor de Media. Het meerjarenplan wordt, rekening houdende met de televisieprogrammanet-meerjarenplannen en op basis van de radioprogrammanet-meerjarenplannen, door de raad van bestuur vastgesteld. Het meerjarenplan behoeft de instemming van Onze Minister.
2. Het meerjarenplan bevat in ieder geval:
a. een omschrijving van de wijze waarop op de televisie- en radioprogrammanetten invulling wordt gegeven aan de voorgenomen programmering, met inachtneming van artikel 40f, tweede lid, en de programmavoorschriften, bedoeld in de artikelen 50 tot en met 51d;
b. de hoogte van de bedragen die voor het volgende kalenderjaar en de drie daarop volgende kalenderjaren nodig zullen zijn om de plannen van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, te verwezenlijken;
c. een omschrijving van de wijze waarop de raad van bestuur voornemens is de gelden, bedoeld in artikel 106a, te besteden.
2. In het derde lid wordt, onder lettering van de onderdelen c en d tot d en e, een nieuw onderdeel c ingevoegd:
c. de bedragen die nodig zullen zijn voor de versterking van de programmering;
3. Een nieuw zesde lid wordt toegevoegd:
6. Het meerjarenplan wordt niet openbaar gemaakt, voor zover het bedrijfsgegevens bevat die door de Stichting vertrouwelijk aan Onze Minister en het Commissariaat zijn medegedeeld.
In artikel 100 wordt «het meerjarenplan, bedoeld in artikel 99, met zijn opmerkingen» vervangen door: zijn opmerkingen met betrekking tot het meerjarenplan, bedoeld in artikel 99,.
Artikel 101 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het woord «en» aan het slot van onderdeel d vervalt, de punt aan het slot van onderdeel e wordt vervangen door «; en» en na onderdeel e wordt een nieuw onderdeel f toegevoegd:
f. de versterking van de programmering.
2. Onder plaatsing van de aanduiding «1.» vóór de tekst, worden vier nieuwe leden toegevoegd:
2. Onze Minister stelt de bedragen voor het volgende kalenderjaar, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, vast op tachtig procent van de overeenkomstige bedragen die zijn vastgesteld voor het lopende kalenderjaar, indien:
a. de Stichting het meerjarenplan, bedoeld in artikel 99, niet tijdig aan Onze Minister heeft doen toekomen; of
b. Onze Minister aan het meerjarenplan, bedoeld in artikel 99, zijn instemming heeft onthouden.
3. Het bedrag dat beschikbaar is voor versterking van de programmering, bedraagt ten hoogste vijf procent van het totaal van de bedragen die beschikbaar zijn voor de verzorging van de programma's van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep.
4. Het bedrag dat beschikbaar is voor versterking van de programmering, komt geheel ten goede aan de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep.
5. De raad van bestuur kan een instelling die zendtijd heeft verkregen voor landelijke omroep, voor een periode van ten hoogste één jaar uitsluiten van bijdragen uit het bedrag dat beschikbaar is voor versterking van de programmering, indien de desbetreffende instelling bij herhaling inbreuk heeft gemaakt op bindende besluiten van de raad van bestuur.
Artikel 102 wordt vervangen door:
Onze Minister stelt de bedragen, bedoeld in artikel 101, eerste lid, ter beschikking van de raad van bestuur. De raad van bestuur verdeelt de bedragen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de aanhef «Het Commissariaat voor de Media» vervangen door «De raad van bestuur» en wordt na «artikel 101,» ingevoegd «eerste lid,».
2. In het tweede lid wordt «Het Commissariaat voor de Media» vervangen door «De raad van bestuur» en wordt na «artikel 101,» ingevoegd «eerste lid,».
Na artikel 103 worden de volgende artikelen ingevoegd:
1. De raad van bestuur stelt voor alle instellingen wier zendtijd voor televisie op een bepaald televisieprogrammanet is ingedeeld, voor zover het die zendtijd betreft, de bedragen voor het volgende kalenderjaar ten behoeve van de verzorging van televisieprogramma's, bedoeld in artikel 103, eerste en tweede lid, vast op vijfennegentig procent van de overeenkomstige bedragen die zijn vastgesteld voor het lopende kalenderjaar, indien het desbetreffende netbestuur:
a. het televisieprogrammanet-meerjarenplan, bedoeld in artikel 98a, niet tijdig aan de raad van bestuur heeft doen toekomen; of
b. de programmatische uitgangspunten van het televisieprogrammanet, bedoeld in artikel 40b, eerste lid, onderdeel a, niet heeft vastgesteld.
2. Het eerste lid is ten aanzien van een instelling die zendtijd heeft verkregen, niet van toepassing, indien naar het oordeel van de raad van bestuur de desbetreffende instelling in redelijkheid geen verwijt kan worden gemaakt van het niet tijdig indienen van het televisieprogrammanet-meerjarenplan of het niet vaststellen van de programmatische uitgangspunten van het televisieprogrammanet.
3. De raad van bestuur kan voor een instelling die zendtijd heeft verkregen voor landelijke omroep, de bedragen voor het volgende kalenderjaar ten behoeve van de verzorging van televisie- en radioprogramma's, bedoeld in artikel 103, eerste en tweede lid, vaststellen op vijfennegentig procent van de overeenkomstige bedragen die zijn vastgesteld voor het lopende kalenderjaar, indien de desbetreffende instelling bij herhaling inbreuk heeft gemaakt op bindende besluiten van de raad van bestuur.
Voor zover er een verschil bestaat tussen het totaal van de bedragen die op basis van artikel 102 door Onze Minister ter beschikking zijn gesteld van de raad van bestuur, en het totaal van de bedragen die op basis van de artikelen 103 en 103a door de raad van bestuur ter beschikking worden gesteld aan de instellingen die zendtijd voor landelijke omroep hebben verkregen, wordt dit verschil door de raad van bestuur aangewend ter versterking van de programmering. Artikel 101, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «ontvangen van het Commissariaat voor de Media het op basis van artikel 103, eerste lid, berekende bedrag» vervangen door: ontvangen van de raad van bestuur het op basis van artikel 103, eerste lid, of artikel 103a vastgestelde bedrag.
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. De programmacommissie van de Stichting ontvangt van de raad van bestuur het op basis van artikel 101, eerste lid, onderdeel b, of artikel 103a vastgestelde bedrag ter vergoeding van de kosten van de verzorging van het televisieprogramma, onderscheidenlijk radioprogramma, van de Stichting.
3. In het derde lid wordt «het Commissariaat voor de Media» vervangen door «de raad van bestuur» en wordt na «artikel 103, tweede en derde lid,» ingevoegd «of artikel 103a».
4. In het vierde lid wordt «het Commissariaat voor de Media op verzoek» vervangen door: de raad van bestuur op aanvraag.
5. Een nieuw vijfde lid wordt toegevoegd:
5. Een aanvraag als bedoeld in het vierde lid wordt ten behoeve van de Stichting ingediend door de programmacommissie van de Stichting.
Artikel 105 wordt vervangen door:
1. Het op basis van artikel 101, eerste lid, onderdeel d, vastgestelde bedrag ter vergoeding van de kosten die niet rechtstreeks samenhangen met de verzorging van het programma van de Stichting, blijft ter beschikking van de raad van bestuur.
2. Het op basis van artikel 101, eerste lid, onderdeel e, vastgestelde bedrag ter vergoeding van de kosten van het uitzenden van de programma's van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, blijft ter beschikking van de raad van bestuur.
Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het Commissariaat voor de Media» vervangen door: de raad van bestuur.
2. In het tweede lid wordt «het Commissariaat» vervangen door: de raad van bestuur.
3. Het derde lid vervalt.
Na artikel 106 wordt een nieuw artikel 106a ingevoegd:
1. Onze Minister kan – naast de bedragen, bedoeld in artikel 101, eerste lid – gelden ter beschikking stellen van de raad van bestuur, welke gelden voor doeleinden die door Onze Minister bij het ter beschikking stellen zijn vastgesteld, kunnen worden aangewend ten behoeve van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep.
2. Aan het ter beschikking stellen van gelden kunnen voorschriften worden verbonden. Onze Minister kan de beschikking tot het ter beschikking stellen van gelden intrekken of wijzigen, indien de aan de beschikking verbonden voorschriften niet worden nageleefd.
Artikel 108, eerste lid, wordt vervangen door:
1. De Wereldomroep doet jaarlijks voor 1 oktober een meerjarenplan toekomen aan Onze Minister en het Commissariaat voor de Media. Het meerjarenplan behoeft de instemming van Onze Minister.
In artikel 108a wordt «het meerjarenplan, bedoeld in artikel 108, met zijn opmerkingen» vervangen door: zijn opmerkingen met betrekking tot het meerjarenplan, bedoeld in artikel 108,.
Aan artikel 108b wordt, onder plaatsing van de aanduiding «1.» vóór de tekst, een nieuw tweede lid toegevoegd:
2. Onze Minister stelt de bedragen voor het volgende kalenderjaar, bedoeld in het eerste lid, vast op tachtig procent van de overeenkomstige bedragen die zijn vastgesteld voor het lopende kalenderjaar, indien:
a. de Wereldomroep het meerjarenplan, bedoeld in artikel 108, niet tijdig aan Onze Minister heeft doen toekomen; of
b. Onze Minister aan het meerjarenplan, bedoeld in artikel 108, zijn instemming heeft onthouden.
In artikel 108c wordt na «artikel 108b,» ingevoegd: eerste lid,.
Artikel 108d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «artikel 108b,» ingevoegd: eerste lid,.
2. In het tweede lid wordt na «artikel 108b,» ingevoegd: eerste lid,.
3. In het derde lid wordt na «artikel 108b,» ingevoegd: eerste lid,.
In artikel 108e vervalt het derde lid.
In artikel 109 wordt, onder vernummering van het tweede, derde en vierde lid tot derde, vierde en vijfde lid, een nieuw tweede lid ingevoegd:
2. De instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep – met uitzondering van de overheid – doen jaarlijks voor 1 juni een afschrift van hun jaarrekening over het voorafgaande boekjaar toekomen aan de raad van bestuur. De raad van bestuur zendt voor 1 juli zijn opmerkingen met betrekking tot de jaarrekeningen aan het Commissariaat.
Artikel 109a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de tweede volzin «Het Commissariaat» vervangen door «De raad van bestuur» en wordt in de derde volzin «het Commissariaat» vervangen door «de raad van bestuur».
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Indien het bedrag dat krachtens artikel 108d, eerste, tweede, onderscheidenlijk derde lid, aan de Wereldomroep ter beschikking is gesteld, de blijkens de jaarrekening gemaakte kosten te boven gaat, wordt het resterende deel door de Wereldomroep gereserveerd ter besteding aan het doel waarvoor het bedrag oorspronkelijk ter beschikking was gesteld. Het Commissariaat voor de Media kan voor deze reserveringen een maximum vaststellen. Indien het deel van het ter beschikking gestelde bedrag dat niet nodig is om de kosten te dekken, groter is dan het in de vorige zin bedoelde maximum, wordt het verschil door de instelling terugbetaald aan het Commissariaat.
3. In het derde lid wordt na «op eerste aanmaning» ingevoegd: aan de raad van bestuur dan wel, indien het de Wereldomroep betreft,.
4. In het vierde lid vervalt «105 of 108d,» en wordt «het Commissariaat» vervangen door: de raad van bestuur.
De artikelen 109b en 109c worden vervangen door:
1. Indien met toepassing van deze wet een bijdrage in investeringen is verleend aan een instelling die zendtijd voor landelijke omroep heeft verkregen, betaalt de instelling bij vervreemding van het desbetreffende onroerend goed of bij beëindiging van de haar toegewezen zendtijd de vergoeding terug aan de raad van bestuur. De terug te betalen bijdrage wordt evenwel verminderd met de door de raad van bestuur vast te stellen afschrijvingspercentages voor elk vol jaar dat is verstreken sedert de vergoeding is gegeven. Terugbetaalde vergoedingen worden aangewend ter versterking van de programmering en de coördinatie; artikel 101, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Indien met toepassing van deze wet een bijdrage in investeringen is verleend aan een instelling die zendtijd voor regionale omroep heeft verkregen, betaalt de instelling bij vervreemding van het desbetreffende onroerend goed of bij beëindiging van de haar toegewezen zendtijd de vergoeding terug aan het Commissariaat voor de Media. De terug te betalen bijdrage wordt evenwel verminderd met de door het Commissariaat vast te stellen afschrijvingspercentages voor elk vol jaar dat is verstreken sedert de vergoeding is gegeven. Terugbetaalde vergoedingen worden aangewend ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 28, met uitzondering van de kosten, bedoeld in artikel 28, onderdeel e.
1. Indien een instelling die zendtijd voor landelijke omroep heeft verkregen, haar jaarrekening niet tijdig aan het Commissariaat voor de Media doet toekomen, vermindert de raad van bestuur op eerste verzoek van het Commissariaat de verstrekking van de bevoorschotting, bedoeld in artikel 106, eerste lid, met twintig procent. Indien een instelling ondanks herhaalde aanmaningen van het Commissariaat in gebreke blijft met het indienen van haar jaarrekening, kan het Commissariaat de raad van bestuur verzoeken de verstrekking van de bevoorschotting verder verminderen of beëindigen. De raad van bestuur voldoet terstond aan een dergelijk verzoek.
2. Indien de Wereldomroep zijn jaarrekening niet tijdig aan het Commissariaat doet toekomen, vermindert het Commissariaat de verstrekking van de bevoorschotting, bedoeld in artikel 108e, eerste lid, met twintig procent. Indien de Wereldomroep ondanks herhaalde aanmaningen van het Commissariaat in gebreke blijft met het indienen van zijn jaarrekening, kan het Commissariaat de verstrekking van de bevoorschotting verder verminderen of beëindigen.
In artikel 134, eerste lid, wordt «met uitzondering van artikel 21, titel 2 en de artikelen 41, 41b en 41c» vervangen door «met uitzondering van de artikelen 18 tot en met 24, 31 tot en met 38, 40 tot en met 40i, 41, 41b en 41c» en wordt «hoofdstuk VIII, afdeling 1,» vervangen door «de artikelen 107 tot en met 108e, 109, 109a, tweede lid, 109b, tweede lid, 109c en 109e,».
Artikel 137, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Onverminderd het eerste lid, brengt de raad van bestuur, indien een boete wordt opgelegd aan een instelling of orgaan als bedoeld in artikel 104, eerste, tweede of derde lid, op eerste verzoek van het Commissariaat het bedrag van de boete in mindering op de ingevolge artikel 104 aan die instelling of dat orgaan toekomende vergoeding. Het Commissariaat stelt de betrokken instelling of het betrokken orgaan hiervan vooraf schriftelijk in kennis.
In artikel 166, eerste lid, wordt «artikel 40, eerste lid,» vervangen door: artikel 40,.
In artikel 167b, eerste lid, wordt «artikel 40, eerste en tweede lid,» vervangen door: de artikelen 40 en 40f.
Na artikel 170a wordt een nieuw artikel 170b ingevoegd:
1. Onze Minister kan een deel van de inkomsten van de Stichting Etherreclame, bedoeld in artikel 28, en van de opbrengsten van de omroepbijdrage, bedoeld in artikel 122, vierde lid, reserveren ten behoeve van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep en de Wereldomroep (de algemene omroepreserve).
2. Onze Minister kan uit de algemene omroepreserve uitkeringen doen aan de raad van bestuur en, ten behoeve van de Wereldomroep, aan het Commissariaat voor de Media. Het doen van uitkeringen aan de raad van bestuur geschiedt met toepassing van artikel 106a.
3. Aan het doen van uitkeringen kunnen voorschriften worden verbonden. Onze Minister kan de beschikking tot het doen van uitkeringen intrekken of wijzigen, indien de aan de beschikking verbonden voorschriften niet worden nageleefd.
4. Het beheer van de algemene omroepreserve berust bij het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat legt over het beheer jaarlijks verantwoording af aan Onze Minister.
Indien het bij koninklijke boodschap van 11 juli 1996 ingediende voorstel van wet tot wijziging van bepalingen van de Mediawet, de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 in verband met de liberalisering van de mediawetgeving (kamerstukken 24 808) tot wet wordt verheven, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:
Onderdeel A wordt vervangen door:
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel pp door een puntkomma, drie nieuwe onderdelen toegevoegd:
qq. raad van bestuur: de raad van bestuur van de Stichting;
rr. netbestuur: het netbestuur voor een televisieprogrammanet, bedoeld in artikel 40a, eerste lid;
ss. netcoördinator: de coördinator voor een televisie- of radioprogrammanet, bedoeld in artikel 40a, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 40g, eerste lid.
Onderdeel P wordt vervangen door:
Artikel 57d wordt vervangen door:
1. De inkomsten uit contributies van leden, alsmede alle andere inkomsten van een instelling die zendtijd heeft verkregen, waaronder de inkomsten uit nevenactiviteiten en uit vermogen, worden aangewend voor de verzorging van het programma waarvoor zij zendtijd heeft verkregen.
2. In afwijking van het eerste lid, kunnen inkomsten uit contributies van leden van een omroepvereniging tot ten hoogste een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen bedrag per lid worden besteed aan de nevenactiviteiten, bedoeld in artikel 57a, tweede lid.
Na onderdeel Q wordt een nieuw onderdeel Qa ingevoegd: Qa In artikel 82d, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 40, eerste en tweede lid,» vervangen door: de artikelen 40 en 40f.
Onderdeel LL wordt vervangen door:
Artikel 134, eerste lid, wordt vervangen door:
1. Het Commissariaat voor de Media is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:
a. de hoofdstukken III tot en met VI, met uitzondering van de artikelen 18 tot en met 24, 31 tot en met 38, 40 tot en met 41c, en 82i;
b. de artikelen 107 tot en met 108e, 109, 109a, tweede lid, 109b, tweede lid, 109c en 109e;
c. hoofdstuk XI.
Onderdeel OO vervalt.
Degenen die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet lid zijn van het algemeen bestuur van de Nederlandse Omroep Stichting, onder wie de voorzitter van de NOS, zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet lid, onderscheidenlijk voorzitter, van de raad van toezicht van de Nederlandse Omroep Stichting.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, in gevallen waarin deze wet niet voorziet, regels worden gesteld met betrekking tot de invoering van artikelen van deze wet of onderdelen daarvan.
De tekst van de Mediawet wordt in het Staatsblad geplaatst.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25216-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.