nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 9 september 1997
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.
A
Artikel 1, tweede lid, onder b, komt te luiden:
b. de intrinsieke waarde van Antarctica, met inbegrip van de wildernis
van Antarctica, de esthetische waarden en de waarde van Antarctica als gebied
voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, in het bijzonder onderzoek
dat essentieel is voor inzicht in het milieu van de gehele aarde;
B
In artikel 4, onder e, wordt «inheemse zoogdieren en vogels»
vervangen door: levende rijkdommen.
C
In artikel 15, onderdeel c, onder 2°, wordt na «verbranding»
ingevoegd: in een emissie-arme verbrandingsoven.
D
Na artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 33a
1. Onze Ministers brengen jaarlijks verslag uit aan de Staten-Generaal
van belangrijke ontwikkelingen ten aanzien van de implementatie van het Protocol.
Van de toezending wordt tegelijkertijd mededeling gedaan in de Staatscourant.
2. Van informatie die ingevolge het Protocol ter beschikking van het publiek
dient te worden gesteld, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Toelichting
A
Door deze wijziging wordt, zoals aangekondigd bij de behandeling van artikel
1 in de nota naar aanleiding van het verslag, de intrinsieke waarde van Antarctica
toegevoegd. Daarbij zijn de bewoordingen van artikel 3, eerste lid, van het
Protocol exact overgenomen.
B
In paragraaf 3.1 van het verslag werd door de PvdA-fractie terecht erop
gewezen dat in dit artikelonderdeel ten onrechte geen melding werd gemaakt
van planten. Het begrip levende rijkdommen is in het wetsvoorstel gedefinieerd
en omvat tevens planten.
C
Op deze wijziging wordt ingegaan bij de behandeling van artikel 15 in
de nota naar aanleiding van het verslag. Gelet op het Protocol moet worden
aangenomen dat ook de in dit artikelonderdeel bedoelde verbranding dient plaats
te vinden in een emissie-arme verbrandingsoven.
D
Zoals wij in paragraaf 4 van de nota naar aanleiding van het verslag opmerken,
hebben wij aanleiding gezien om in het wetsvoorstel een jaarlijkse verslagleggingsplicht
op te nemen. De bescherming van Antarctica gaat een ieder aan en door middel
van een dergelijk verslag wordt het publiek op de hoogte gehouden van belangrijke
ontwikkelingen en kan de betrokkenheid van het publiek bij de bescherming
van Antarctica worden gestimuleerd. In dit verslag zullen belangrijke ontwikkelingen
ten aanzien van de implementatie van het Protocol worden geschetst. Daarbij
kan het zowel gaan om ontwikkelingen die Nederland betreffen als andere ontwikkelingen,
bijvoorbeeld in andere landen die partij zijn bij het Protocol. In dit verslag
kan voorts andere informatie worden opgenomen die op grond van internationale
afspraken tussen de betrokken landen moet worden uitgewisseld. Daarbij kan
in het bijzonder worden gedacht aan informatie over geplande activiteiten
naar Antarctica in de zin van artikel VII, vijfde lid, van het Verdrag inzake
Antarctica.
Van de toezending van het verslag aan de Staten-Generaal wordt in de Staatscourant
mededeling gedaan.
Naast de informatie die moet worden uitgewisseld tussen landen die partij
zijn bij het Verdrag en het Protocol, zijn er nog diverse documenten of informatie
die ingevolge het Protocol ter beschikking van het publiek dienen te worden
gesteld, zoals bijvoorbeeld het ingevolge artikel 11, vijfde lid, van het
Protocol ontvangen rapport van de Commissie voor milieubescherming, elk van
een ander land dat partij is bij het Verdrag ontvangen ontwerp voor een uitgebreide
milieu-effectbeoordeling als bedoeld in artikel 3, derde lid, van Bijlage
I bij het Protocol, en de in artikel 6 van Bijlage I bij het Protocol genoemde
informatie. Van (de ontvangst van) dergelijke informatie zal mededeling worden
gedaan in de Staatscourant opdat een ieder hiervan op de hoogte kan zijn en
desgewenst op grond van de Wet openbaarheid van bestuur om informatie kan
vragen.
De termijn waarbinnen een dergelijke mededeling in de Staatscourant dient
plaats te vinden is niet in het wetsvoorstel vastgelegd aangezien deze afhankelijk
is van het met de betreffende bepaling uit het Protocol beoogde
doel; het spreekt voor zich dat indien de bedoeling van de bepaling is dat
informatie ter beschikking van het publiek wordt gesteld opdat dit in de gelegenheid
zal zijn om tijdig zijn mening hierover kenbaar te maken – zoals het
geval is bij de eerdergenoemde ontwerpen van milieu-effectbeoordelingen van
andere landen – de mededeling zo spoedig mogelijk zal dienen plaats
te vinden. In andere gevallen waarbij het zuiver gaat om informatievoorziening
aan het publiek, bijvoorbeeld bij het eerdergenoemde rapport van de Commissie
voor milieubescherming, heeft de mededeling minder spoed en zou informatie
kunnen worden gebundeld en op gezette tijden kunnen worden bekend gemaakt.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
M. de Boer
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen