nr. 5
BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 18 maart 1997
Met brief van 6 maart 1997 verzocht de griffier van de commissie voor
de Rijksuitgaven ons namens deze commissie en de vaste commissies voor Justitie
en Buitenlandse Zaken om een nawoord op de nagekomen reactie van de regering
op ons rapport «Nationaal Schengen Informatie Systeem». Wij zijn
hierbij uitgegaan van een herziene versie van deze reactie, gedateerd 11 maart
1997 (25 200, nr. 4).
De nagekomen reactie is grotendeels in lijn met de eerder door ons gevoerde
correspondentie met de minister van Justitie over het conceptrapport. Op sommige
punten wordt nadere informatie verstrekt of worden aanvullende maatregelen
aangekondigd. De reactie geeft ons aanleiding tot enkele kanttekeningen.
Ten aanzien van voorzieningen om een effectief gegevensbeheer mogelijk
te maken deelde de minister eerder mede dat een en ander zou worden meegenomen
in de werkplanning van de IT-organisatie van 1997. In de voorliggende brief
wordt gesproken over de werkplanning voor 1997 en 1998.
De bepalingen in artikel 112 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst kunnen
een waarborg betekenen die vervuiling van bestanden tegen gaat. Deze regelgeving
laat echter onverlet dat actieve beoordeling van de signalerende autoriteiten
nodig is omdat automatisch laten vervallen enerzijds kan leiden tot te laat
anderzijds tot ten onrechte intrekken van signaleringen.
De minister deelt de zorg van de Algemene Rekenkamer omtrent de integriteitsproblemen.
Hoewel de waargenomen integriteitsproblemen incidenten zijn, wil de Rekenkamer
het belang van structurele preventie- maatregelen om integriteitsproblemen
te voorkomen nogmaals onderstrepen. De minister onderschrijft dit nu en wijst
op beleid dat hiervoor in ontwikkeling is.
Wat betreft het gebruik van NSIS bij de grenscontrole door de Koninklijke
Marechaussee neemt de minister nu nadrukkelijk onze aanbeveling over om beleid
te ontwikkelen voor het gebruik van NSIS bij de grenscontrole. Wij achten
het positief dat de minister nu ook overweegt de activiteiten van de commissie,
die is ingesteld naar aanleiding van ons uit 1995 daterende rapport over de
Koninklijke Marechaussee Schiphol, uit te breiden met betrekking tot de grensbewaking
in de zeehavens.
De minister geeft een toelichting op de controledichtheid op de luchthaven
Schiphol. De gegevens hebben betrekking op het jaar 1996. De in ons rapport
opgenomen schattingen betroffen 1995 (voor Schiphol de eerste vier maanden
van 1996) en waren afkomstig van lokale functionarissen.
De in de brief van de regering gekozen systematiek voor de berekening
van de controledichtheid geeft ons geen aanleiding tot commentaar. Wel benadruken
wij dat over 1996 nog geen betrouwbare basisgegevens beschikbaar zijn. Zo
berusten bijvoorbeeld het totaal van de grondig te controleren doelgroep (met
name de aantallen inkomende reizigers uit niet-Schengen landen), de percentages
van de aantallen de Schengenbalies passerende Nederlandse en EU/EER-onderdanen
en het aantal gecontroleerde gezinshoofden voor een belangrijk deel op niet
of moeilijk te controleren aannames en schattingen. Veranderingen daarin hebben
onmiddellijk grote invloed op de schattingen van de controledichtheid. Betrouwbare
gegevens zijn onontbeerlijk voor het verder ontwikkelen van het beleid ten
aanzien van het gebruik van NSIS aan de buitengrenzen. Wij wijzen in dit verband
op de opmerking van de minister dat de Koninklijke Marechaussee op korte termijn
overzichten gaat verstrekken, waaruit het aantal NSIS-bevragingen en treffers
blijken.
Wij hopen u met het vorenstaande van dienst te zijn geweest.
Algemene Rekenkamer
H. E. Koning,
president
T. A. M. Witteveen,
secretaris