nr. 17
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 1999
Op 27 februari 1998 is een Bestuursovereenkomst getekend tussen het Rijk,
de provincie Zeeland en de gemeenten en waterschappen rond de Westerschelde
voor de voorbereiding en uitvoering van natuurprojecten, zowel binnen- als
buitendijks, ter compensatie van de effecten op de natuur van de verruiming
van de vaarweg in de Westerschelde.
De bestuursovereenkomst is op 19 februari en 7 april 1998 met uw Kamer
besproken
In de bestuursovereenkomst is in artikel 5.4 vermeld, dat voor de binnendijkse
natuurcompensatieprojecten (categorie B) en voor de kwaliteitsimpuls Natuurbeleidsplan/krekenherstel
(projecten categorie C) nog een nadere regeling voor de betalingen, het financieel
beheer en verantwoording getroffen moet worden. De voorbereiding en verwezenlijking
van deze natuurcompensatieprojecten wordt namelijk onder de eerste verantwoordelijkheid
en coördinatie van de provincie Zeeland uitgevoerd. Voor deze projecten
is een bedrag van 49 miljoen gulden bestemd. Voor de buitendijkse projecten
is in totaal 17 miljoen gulden uitgetrokken. Deze projecten worden onder de
verantwoordelijkheid van de Rijkswaterstaat voorbereid en uitgevoerd.
In totaal kost het Natuurcompensatieprogramma Westerschelde derhalve 66
miljoen gulden. De totale bijdrage van Vlaanderen van 44 miljoen gulden is
reeds in drie jaarlijkse termijnen ontvangen.
De uitwerking van de (financiële) regeling heeft geresulteerd in
het op 10 november 1999 sluiten van drie overeenkomsten tussen de Rijkswaterstaat,
de provincie Zeeland, de stichting Nationaal Groenfonds en de Dienst Landelijk
Gebied (DLG) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Vervolgens
is het in de begroting 1999 van Verkeer en Waterstaat opgenomen bedrag van
49 miljoen gulden geoormerkt in het Groenfonds gestort.
Tussen de provincie Zeeland en de DLG is een uitvoeringsovereenkomst gesloten
voor de grondaankoop en verdere uitvoering en begeleiding van het Natuurcompensatieprogramma
Westerschelde.
Tussen de Rijkswaterstaat, de provincie Zeeland en de stichting Nationaal
Groenfonds is een overeenkomst voor de te openen projectrekening gesloten.
Ten slotte is tussen de Rijkswaterstaat en de provincie Zeeland een uitvoeringsovereenkomst
gesloten die de (financiële) verhouding tussen partijen regelt, evenals
mijn eindverantwoordelijkheid ten aanzien van het Natuurcompensatieprogramma
Westerschelde.
Controleprotocollen met bijbehorende model-accountantsverklaringen maken
onderdeel uit van de overeenkomsten.
Een ander onderdeel van de bestuursovereenkomst is het jaarlijks opstellen
van een voortgangsrapportage (artikel 4) over de vorderingen van het totale
project, dat in maximaal tien jaar uitgevoerd moet zijn.
De door de Voortgangscommissie vastgestelde voortgangsrapportage over
het jaar 1998 is mij en alle andere ondertekenaars van de bestuursovereenkomst
op 2 februari 1999 toegezonden.
Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij, de Voortgangsrapportage Natuurcompensatieprogramma Westerschelde
over het jaar 1998.1 Dit is conform mijn toezegging
in de brief van 17 december 1997 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998,
25 187, nr. 10).
De rapportage is nog slechts een toestandsbeschrijving met een doorkijk
naar het programma voor 1999. In deze rapportage wordt vermeld (blz. 10) dat
nog regelingen getroffen worden voor het storten van de 49 miljoen gulden
in het Groenfonds.
Dit is inmiddels op 10 november 1999 afgerond.
De volgende rapportages zullen ieder jaar in het voorjaar worden vastgesteld
en vóór de zomer worden toegezonden.
De Voortgangsrapportage zal ik ook doen toekomen aan het Vlaams Gewest.
In het kader van een op 19 februari 1998 door de Europese Commissie gestarte
en nog niet afgeronde inbreukprocedure (ingebrekestelling) ten aanzien van
de natuurcompensatie voor de verruiming van de vaarweg in de Westerschelde,
wordt de Voortgangsrapportage ook aan de Europese Commissie toegezonden. Over
die inbreukprocedure van de Europese Commissie bent u geïnformeerd op
7 april 1998 bij de behandeling van het Verslag van een algemeen overleg over
de verdieping van de Westerschelde. Een belangrijk punt van de Europese Commissie
is, dat nog niet met de uitvoering van de natuurcompensaties zou zijn begonnen,
terwijl wel reeds met de verdieping was aangevangen.
Bij brief van 23 april 1998 heeft de Nederlandse regering de Europese
Commissie geantwoord dat dit niet een vereiste van de Habitatrichtlijn is,
maar dat de Nederlandse regering het volledig met de Commissie eens is dat
natuurcompensatie moet plaatsvinden binnen een redelijke termijn. De schade
aan natuurwaarden treedt ook pas geleidelijk op, waardoor de compensatie zich
ook over een langere periode kan uitstrekken.
Uit de inbreukprocedure bleek ook dat de Europese Commissie nog geen rekening
had gehouden met de brief van de Nederlandse regering van 23 januari 1998,
waarin uitleg werd gegeven over het Natuurcompensatieprogramma Westerschelde
en de toen nog te sluiten Bestuursovereenkomst (27 februari 1998).
Tot nu toe is nog geen officiële reactie van de Europese Commissie
ontvangen op de brief van 23 april 1998, zodat de procedure nog niet afgesloten
is.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J. M. de Vries