25 187
Bepalingen in verband met het uitvoeren van baggerwerken en het storten van baggerspecie voor de verruiming en het onderhoud van de vaarweg in de Westerschelde door het Vlaams Gewest (Vergunningwet Westerschelde)

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 17 december 1997

Het Vlaams Gewest is, na het op 27 juni 1997 van kracht worden van de Vergunningwet Westerschelde, op 30 juni 1997 gestart met baggeren en storten voor de verruiming van de vaarweg in de Westerschelde.

Tijdens de parlementaire behandeling van de Vergunningwet Westerschelde is door mij toegezegd rond 1 december 1997 een besluit te nemen omtrent de maatregelen voor compensatie van het verloren gaan van natuurwaarden ten gevolge van deze verruiming van de vaarweg. Op 29 augustus 1997 ontving ik het advies van de Commissie Westerschelde, dat ik u heb toegezonden bij brief van 29 augustus 1997, kenmerk HKW/AW 97/9536. Naar dat advies wil ik verder verwijzen.

De Commissie is tot de conclusie gekomen dat voorspellingen over de vermindering van het areaal ondiep water geen bruikbare basis bieden voor een vergelijking van de verwachte natuurschade ten gevolge van de verdieping van de vaargeul met de verwachte natuurwinst van potentiële natuurherstelprojecten.

De Commissie komt tot het voorstel dat het natuurherstelprogramma dient te bestaan uit een pakket van natuurherstelprojecten, in of in de nabijheid van de Westerschelde, waarbij deze projecten tot een duidelijke kwaliteitsversterking voor de direct en indirect aan de Westerschelde gebonden natuur moeten leiden. Mede op basis van eerder door mij gedane toezeggingen is de Commissie ervan uitgegaan dat er voor natuurherstel een budget beschikbaar is dat ligt tussen de 44 en 88 Mf. Op basis van deze benadering heeft de Commissie voor de korte termijn (ca. vijf jaar) een pakket van natuurherstel projecten ontwikkeld voor in totaal 66 Mf, waarvoor volgens de Commissie een voldoende bestuurlijk draagvlak kan worden verworven.

Zowel de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) als ik zijn van mening dat het voorgestelde pakket aan maatregelen voor natuurcompensatie voor de korte termijn als uitgangspunt kan worden gehanteerd. Dit pakket aan maatregelen voldoet aan de verdragsverplichtingen en aan de verplichtingen voor compensatie die zijn vastgelegd in de Vogel- en Habitatrichtlijn en in het Structuurschema Groene Ruimte.

Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat de aantasting van de natuurwaarden van de Westerschelde door de verruiming van de vaargeul niet te geïsoleerd moet worden beschouwd. Door de menselijke ingrepen in de loop der eeuwen is de ecologische kwaliteit van het getijdesysteem verzwakt. Met name het oostelijke deel van de Westerschelde heeft steeds meer een kanaalkarakter gekregen. In de periode 1960–1990 is het areaal aan schorren, slikken en ondiep water met ongeveer 25 % verminderd (de totale afname in die periode bedraagt 3190 ha), een afname die veel groter is dan de voorspelde vermindering van het areaal ondiep water (280 ha) door de verruiming van de vaargeul. In het licht hiervan achten mijn ambtgenoot van LNV en ik het voorstel van de Commissie voor de ontwikkeling van een lange termijn visie ook van groot belang.

De bij mij binnengekomen brieven van de regionale overheden en milieu- en landbouworganisaties in reactie op het advies van de Commissie Westerschelde, hebben voor mij geen nieuwe argumenten opgeleverd om af te wijken van het advies van de Commissie.

Ik heb daarom besloten het advies van de Commissie integraal over te nemen. Het advies vormt dus de basis voor de verdere besluitvorming, waarin ik wil onderscheiden:

– de bestuursovereenkomst;

– de financiën;

– de lange termijn visie;

– het ondersteunend onderzoek.

Bestuursovereenkomst

De Commissie Westerschelde adviseert mij in een bestuursovereenkomst de voorbereiding en de uitvoering van het pakket van compensatiemaatregelen (zie tabel uit het advies van de Commissie Westerschelde) vast te leggen. Alle betrokken overheden heb ik daarom afzonderlijk gevraagd hieraan hun medewerking te willen verlenen.

Bij brief van 2 december 1997, kenmerk HKW/AW 97/12562, heb ik u gemeld dat nog geen overeenstemming was verkregen voor het sluiten van een bestuursovereenkomst. Ik zou nog nader bezien of er uitzicht was op een spoedige afronding van de bestuursovereenkomst.

Op 5 december 1997 is het eindconcept van de bestuursovereenkomst tot stand gekomen in een vergadering van de Taakgroep Westerschelde (gemeenten en waterschappen rond de Westerschelde). Bij deze vergadering was ook de provincie Zeeland en Rijkswaterstaat vertegenwoordigd. Opmerkingen van het Ministerie van LNV zijn in het eindconcept meegenomen. Partijen hebben zich bereid verklaard dit eindconcept spoedig met een positief advies voor te leggen aan betrokken gemeenteraden, algemene vergaderingen van waterschappen en Provinciale Staten.

De bestuursovereenkomst volgt de lijnen zoals door de Commissie Westerschelde is geadviseerd. Borsele heeft evenwel in het eindconcept van de bestuursovereenkomst een voorlopig voorbehoud laten opnemen ten aanzien van het project Ooster-Zwakepolder in haar gemeente. Zoals eerder de Commissie Westerschelde is gemeld, is er volgens het gemeentebestuur thans nog steeds geen maatschappelijk en lokaal bestuurlijk draagvlak aanwezig voor dit project. Het voorbehoud houdt in dat eerst op de locatie Sloerand onderzocht zal worden of een volwaardige estuariene natuurcompensatie te realiseren is tegen vergelijkbare kosten. Als binnen een jaar een dergelijk alternatief niet voorhanden is, kan het project Ooster-Zwakepolder alsnog met medewerking van de gemeente tot uitvoering worden gebracht, waarbij in beginsel uitgegaan wordt van vrijwillige grondverwerving.

Het op 5 december 1997 overeengekomen eindconcept van de bestuursovereenkomst doe ik u hierbij toekomen1 . Na verkregen goedkeuring kan de bestuursovereenkomst daarna getekend worden. Mijn ambtgenoot van LNV en ik zijn eveneens ondertekenaars. Het streven is erop gericht dat medio februari 1998 de ondertekening zal plaats vinden.

Ik wil op dit eindconcept nog nader ingaan.

Op 9 december 1997 deelde de burgemeester van Borsele Rijkswaterstaat bij fax mede dat Borsele toch niet accoord kan gaan met de op 5 december jl. gemaakte afspraken. Als het alternatief Sloerand niet voldoet wil de gemeente alsnog niet meewerken met het project Ooster-Zwakepolder. In feite wil de gemeente dit project geheel uit de bestuurs-overeenkomst hebben. Dit is voor het rijk onaanvaardbaar.

Daarom zijn in ieder geval de provincie Zeeland, mijn collega van LNV en ik van mening dat ten aanzien van de Ooster-Zwakepolder de volgende lijn wordt aangehouden.

Ik houd vast aan de op 5 december jl. overeengekomen eindconcept van de bestuursovereenkomst, waarvan het onderzoek naar de locatie Sloerand onderdeel uitmaakt. Het verzoek aan de gemeente Borsele om tot ondertekening over te gaan blijft onverkort gehandhaafd.

Een ander punt van aandacht is de periode van uitvoering van het Natuurcompensatieprogramma Westerschelde. De Commissie Westerschelde adviseert dit programma in circa vijf jaar uit te voeren. Afgezien van het project «Kwaliteitsimpuls Natuurbeleidsplan (NBP)/Krekenherstel» lijkt het voor de andere projecten een haalbare termijn.

Voor de uitvoering van het complexe project «Kwaliteitsimpuls Natuurbeleidsplan (NBP)/Krekenherstel» moet eerst een versnelling van de aankoop van NBP-gronden plaatsvinden, vóórdat de kwaliteitsimpuls en krekenherstel effectief is in te zetten voor een versterking van (nieuwe) natte natuurgebieden langs en in de nabijheid van de Westerschelde.

Op grond hiervan is in de bestuursovereenkomst bepaald dat realisatie van dit project binnen een termijn van vijf à tien jaar zal plaatsvinden.

De «Kwaliteitsimpuls Natuurbeleidsplan (NBP)/Krekenherstel» bevat vele deelprojecten, die deels vergelijkbaar zijn met projecten zoals het plan Tureluur langs de Oosterschelde.

Op dit moment is nog niet aan te geven welke deelprojecten concreet kunnen profiteren van deze impuls. Het advies van de Commissie bevat een opsomming van de in dit kader aan haar door provincie en waterschappen afzonderlijk voorgestelde projecten. Daarbij heeft de Commissie expliciet aangegeven dat in een later stadium moet worden bepaald voor welke concrete projecten deze impuls moet worden aangewend, waarbij ook is gesteld dat andere dan de genoemde projecten in aanmerking kunnen komen. In de bestuursovereenkomst is aangegeven dat voor alle binnendijkse projecten tezamen, dus ook voor de «Kwaliteitsimpuls Natuurbeleidsplan (NBP)/Krekenherstel», een stuurgroep en een werkgroep worden gevormd die de beoogde projecten in een jaarprogramma zullen opnemen.

De eindverantwoordelijkheid voor het totale Natuurcompensatieprogramma Westerschelde blijft, ook voor de binnendijkse projecten, bij mij. Ik zal u daarom ook op de hoogte houden van de voortgang van dit programma.

Financiën

De Commissie Westerschelde schat de totale kosten voor aankoop en/of inrichting op circa 66 Mf. In de meerjarenplanning van Rijkswaterstaat wordt hiermee rekening gehouden. Met de provincie Zeeland zal een regeling worden getroffen in het kader van de coördinerende en verantwoordelijke taak van de provincie voor de betalingen, het financieel beheer en de verantwoording voor de uitvoering van de binnendijkse projecten, inclusief het project «Kwaliteitsimpuls Natuurbeleidsplan (NBP)/ Krekenherstel».

Via de jaarprogramma's van de stuurgroep en de jaarlijkse voortgangsrapportages van de begeleidingscommissie (zie de bestuursovereenkomst) zullen de kwaliteit, de voortgang en de wijze van realisering van de projecten worden aangegeven.

Lange termijn visie

De Commissie Westerschelde geeft in haar advies aan waaraan bij het opstellen van een lange termijn visie gedacht moet worden. De noodzaak van een lange termijn visie voor zowel het Nederlandse deel als het Vlaamse deel van het Schelde-estuarium is verwoord in het Regeringsvoornemen Vierde nota waterhuishouding met de volgende passage:

«Ingezet wordt op het gezamenlijk met het Vlaams Gewest ontwikkelen van een lange termijn visie voor gebruik en inrichting van het (Wester)- Schelde-estuarium.»

In de toelichting op deze passage wordt verwezen naar het toenemen van de beheersproblemen, zoals verlies aan leefgebieden voor planten en dieren, afname van de veerkracht van het watersysteem door de intensieve beheersmaatregelen voor de scheepvaart en hogere hoogwaterstanden achterin het bekken door een toenemende getijdoordringing. Bovendien houd ik rekening met de gevolgen van een versnelde stijging van de zeespiegel en een toename van de stormfrequentie en -intensiteit. Een duurzame bescherming tegen hoogwater is nodig.

In deze beschrijving komt de (toekomstige) veiligheid tegen overstromen, het ecologisch herstel voor een veerkrachtig watersysteem en het gebruik van het watersysteem zoals door de scheepvaart, aan de orde. Veiligheid en veerkrachtige watersystemen staan ook centraal bij de grote rivieren en de kust.

De Commissie Westerschelde adviseert met name de toekomstige veiligheid te betrekken bij de lange termijn visie voor de Westerschelde. Ingrepen in het verleden, heden en de toekomst kunnen immers leiden tot een verhoging van de hoogwaterstanden. Bij dit laatste doelt de Commissie op de in Vlaanderen gewenste stuw bij Antwerpen in het kader van het in uitvoering zijnde Sigmaplan.

Rijkswaterstaat zal daarom het initiatief nemen voor de opstelling van een lange termijn visie die betrekking heeft op het Vlaamse en het Nederlandse deel van het Schelde-estuarium. Streefbeeld daarbij is een duurzaam en veerkrachtig (ecologisch) watersysteem, waarbij de veiligheid voorop staat en de gebruiksfuncties op een optimale wijze op elkaar zijn afgestemd.

Een inventarisatie van de (beheers)problemen en wensen die kunnen spelen bij het ontwikkelen van deze visie voor toekomstige inrichting en gebruik, zal eerst worden gestart, om van daaruit deze visie samen met LNV te kunnen ontwikkelen. Een visie die zowel op regionaal als nationaal niveau zal worden teruggekoppeld en worden getoetst voordat besluitvorming zal plaatsvinden. Ook met het Vlaams Gewest zal worden overlegd over zowel de inventarisatie als over de ontwikkeling van de visie. De opzet van een dergelijke werkwijze kan ook ter toetsing worden voorgelegd aan de Technische Schelde-commissie.

In de (concept) bestuursovereenkomst is aangegeven dat bestuurlijke terugkoppeling in de regio zal plaatsvinden met het Bestuurlijk Overleg Westerschelde. Daarnaast zullen ook de belangengroeperingen van meet af aan bij dit proces betrokken worden. Aangezien het hier gaat om een discussie over de toekomst, moet deze breed worden opgezet en zoveel mogelijk gestalte krijgen in een interactief proces.

De inventarisatie en afronding van voorstudies kunnen in een jaar afgerond zijn. De ontwikkeling van bovenvermelde visie zal naar verwachting zeker twee jaar vergen, voordat deze de benodigde procedures zal kunnen doorlopen. Ik voorzie derhalve dat een concept-visie voor de lange termijn niet eerder dan over drie jaar beschikbaar is.

Dit tijdpad zal nog nader worden uitgewerkt in een plan van aanpak. De inventarisatieronde zal reeds in het voorjaar 1998 starten.

Ondersteunend onderzoek

Voor de ontwikkeling van een lange termijn visie is het nodig over gegevens te beschikken ten aanzien van de te verwachten hoogwaterstanden, de ecologie, de morfologie en diverse gebruiksfuncties, zoals scheepvaart en visserij en tevens recreatie en landbouw, voor zowel de huidige situatie als de te verwachten ontwikkelingen daarvan. In het rapport «Westerschelde stram of struis?» (rapportage van de studie OOST-WEST; mei 1997) zijn de morfologische en ecologische ontwikkelingen van de laatste decennia beschreven, waarbij is aangegeven wat de oorzaken van de veranderingen zijn. Of deze veranderingen een bedreiging inhouden danwel een rem zijn om te komen tot een duurzaam en veerkrachtig estuarium, zijn onderwerpen van nader onderzoek. Dan kan ook de vraag worden beantwoord op welke wijze deze bedreigingen zijn om te buigen of tegen te houden.

Ten aanzien van de te verwachten hogere hoogwaterstanden zijn reeds studies gaande over de getijdoordringing in het bekken en de gevolgen daarvan voor de waterstanden in diverse, waaronder ook extreme situaties.

De Commissie Westerschelde acht het in de rede liggen dat een nader onderzoek wordt verricht naar de rol die de Hertogin Hedwigepolder kan spelen in de kansen voor versterking van de veiligheid tegen overstromen en verhoging van natuurwaarden. De Commissie adviseert tevens ook op koppelingsmogelijkheden met landbouw en recreatie te letten.

De Hertogin Hedwigepolder ligt in de gemeente Hulst en voor een klein deel in de Vlaamse gemeente Beveren. Beide gemeenten en ook het waterschap Hulster Ambacht hebben duidelijk aangegeven tegen elke maatregel in deze polder te zijn. Gemeente Beveren wijst nog op de mogelijk slechte situatie van de noordelijke dijk van deze polder bij Saeftinghe. Het waterschap wenst betrokken te worden bij een eventueel deelonderzoek; de milieu-organisaties zien deze polder op zijn minst op termijn als sluitstuk van de compensatie voor de verdieping van de vaargeul.

Ik vind gezien het bovenstaande voldoende redenen aanwezig het voorstel van de Commissie te volgen, zodat de ontwikkelingsmogelijk-heden en de problematiek duidelijk worden. Daarom ben ik voornemens een deelonderzoek naar alle aspecten aangaande deze polder te starten. Alvorens dit te doen zal nog met betrokkenen nader overleg worden gevoerd.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven