25 184
Samenvoeging van de gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 29 april 1997

Aan de uitgebreide reactie van verschillende fracties is het belang dat men hecht aan een zorgvuldige afwikkeling van de samenvoeging van Boxmeer en Vierlingsbeek af te lezen. Ik dank deze leden daarvoor. Van het voorstel tot gemeentelijke herindeling van Boxmeer en Vierlingsbeek is door leden van de meeste fracties met belangstelling kennisgenomen. De leden van de fractie van de VVD zijn verheugd dat er nu eindelijk duidelijkheid kan ontstaan over deze «restproblematiek» en verlenen hun instemming met de gekozen oplossing daarvan. Hoewel de leden van de fractie van het CDA bij de behandeling van de herindeling in het samenwerkingsgebied Noord-Brabant Noordoost nadrukkelijk hebben gepleit voor het zelfstandig voortbestaan van de gemeente Vierlingsbeek, zijn zij van mening dat ik op zorgvuldige wijze uitvoering heb gegeven aan de motie waarin een zelfstandig Vierlingsbeek niet langer gewenst werd. De expliciete wens van de gemeente Vierlingsbeek en de provincie Noord-Brabant tot een integrale samenvoeging van Vierlingsbeek en Boxmeer, liet geen mogelijkheid voor een ander voorstel over. De leden van de fractie van de PvdA die eveneens met belangstelling van het voorstel kennis hebben genomen, erkennen dat er gelet op het standpunt van de meest betrokken gemeenten en de beide betrokken provinciebesturen vrijwel zeker sprake is van een gelopen race, maar zij wensen toch nog enkele vragen beantwoord te zien over de diverse oriëntatie van Vierlingsbeek op dit moment. De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel maar zijn van mening dat de integrale samenvoeging van Boxmeer en Vierlingsbeek haaks staat op een van de hoofdelementen van de motie Franssen. Ik kom er later op terug waarom ik het met deze opvatting niet eens ben. Ook de leden van de fracties van GroenLinks en de SGP brengen het onderwerp van het al dan niet splitsen van Vierlingsbeek te berde.

Positie Vierlingsbeek

Bij de behandeling van het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling in het samenwerkingsgebied Noord-Brabant Noordoost, heeft de uw Kamer aangegeven dat het zelfstandig voortbestaan van Vierlingsbeek niet langer gewenst is. De positie van deze gemeente is tijdens de gehele behandeling punt van discussie geweest. Met de uitspraak van de Kamer was een zelfstandig voortbestaan inderdaad onmogelijk geworden, dit in antwoord op de vraag van de leden van de SGP. Omdat er een zekere oriëntatie van Vierlingsbeek op Venray in Limburg was geconstateerd, vroegen de leden van uw Kamer in het tweede deel van de motie aan mijn ambtsvoorgangster om in contact te treden met de provinciebesturen van Noord-Brabant en Limburg met de vraag zich nader te beraden op deze oriëntatiepatronen. Afhankelijk van de uitkomst van dit beraad zouden òf beide provinciebesturen òf het provinciebestuur van Noord-Brabant òf dat van Limburg worden uitgenodigd om de gemeentelijke herindeling van Vierlingsbeek ter hand te nemen. Is er wel voldoende uitvoering gegeven aan de motie Franssen, die is herbevestigd in de brief van februari 1995. In welke mate heeft de regering zich ingespannen om aan de aanvankelijke voorkeur van de Kamer gevolg te geven, zo vroegen de leden van de fracties van de PvdA en D66. Om welke reden is die inspanning uiteindelijk opgegeven en is nog overwogen om af te wijken van het voorstel van de provincie Noord-Brabant en zo neen waarom dan niet, zo vroegen deze fracties verder. Uit bovengenoemde inhoud van de motie Franssen moge blijken dat daarin een procedure werd voorgesteld en deze procedure is naar mijn overtuiging, zoals uitvoerig is verwoord in de ontwerp-regeling van provinciale staten, met de grootste zorgvuldigheid uitgevoerd. Natuurlijk herinner ik mij de brief van de woordvoerders Van Heemst, Hoekema en Remkes en de daarop volgende gesprekken en ook daarin is de procedure zoals die gevoerd zou worden, uitgebreid aan de orde geweest. Op dat moment waren de beide provincies en later de provincie Noord-Brabant bezig met de uitvoering van de in de motie gevraagde procedure.

De leden van de D66-fractie hadden verwacht dat ik de provincies Limburg en Noord-Brabant op een lijn had kunnen brengen. Daarbij gingen zij nogmaals uit van de vooronderstelling dat uit de motie Franssen een voorkeur zou blijken voor een opsplitsing van Vierlingsbeek. Hierboven heb ik echter al aangegeven dat de motie een procedurevoorstel inhield. Op het moment dat de provinciebesturen niet tot overeenstemming konden komen, heeft de provincie Noord-Brabant mij een nieuw procedurevoorstel gedaan, waarop ik positief heb gereageerd. Overigens heb ik daarbij aangegeven dat het daarmee voor mij niet bij voorbaat vaststond dat de gemeente Vierlingsbeek ongedeeld bij Boxmeer zou komen. Pas nadat het uiteindelijke voorstel van de provincie werd vastgesteld heb ik er een inhoudelijk oordeel over willen geven. Ik heb gelet op de steun die er voor dit voorstel was bij de betrokken gemeentebesturen en bij de betrokken provinciebesturen geen aanleiding gezien om af te wijken van dit advies.

Oriëntatie Vierlingsbeek

De leden van de fracties van de PvdA, D66 en GroenLinks vroegen zich af waarom in het geheel niet is ingegaan op de bevindingen van de Commissie-Schampers, die in 1989 een onderzoek heeft ingesteld naar de oriëntaties van de inwoners van Vierlingsbeek en die tot de conclusie is gekomen dat de gehele gemeente sterk is gericht op de gemeente Venray en in veel mindere mate op Boxmeer. Is de staatssecretaris op de hoogte van de resultaten van opinieonderzoek van de inwoners van Vierlingsbeek van 8/12/94 en van de resultaten van het gegevensonderzoek van de provincie Limburg en Noord-Brabant, zo vroegen de leden van de D66-fractie. Waarom wordt het Rapport van de vakgroep Organisatiewetenschap van de KUN, «Leven in het Land van Cuijk», beschouwd als een momentopname? De leden van de fractie van de PvdA vroegen mij daarbij om inhoudelijke toelichting op onderdelen van een gegevensonderzoek. Is de trend in oriëntatie op Limburg aan wijzigingen onderhevig? In welk opzicht zal een maatschappelijke oriëntatie nog sterker moeten zijn dan de aangehaalde resultaten van bovengenoemde gegevensonderzoek, wil dat element een doorslaggevende rol spelen bij een voorstel voor gemeentelijke herindeling, wilden de leden van de fractie van de PvdA weten.

Het onderwerp oriëntatie speelt in deze discussie een alles overheersende rol. En dat is naar mijn mening niet terecht. Oriëntatie is een van de argumenten om grenzen te wijzigen naast een groot aantal andere zoals ruimtebehoefte, versterking van gemeenten etc. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat oriëntatie een momentopname is. Dit geldt voor alle onderzoeken naar oriëntatie en zeker niet exclusief voor het onderzoek van de KUN. Oriëntatie is voortdurend aan veranderingen onderhevig als gevolg van bijvoorbeeld wijzigingen in de gezinssamenstelling en leeftijdsfase waarin men verkeert, lidmaatschap van verenigingen, verandering van school of werkkring.

Hieronder geef ik de gevraagde reactie op het gegevensonderzoek puntsgewijs neer.

– 625 mensen werken in Venray

Dit cijfer kan niet gevonden worden in het KUN-rapport noch in het rapport van de provincies Noord-Brabant en Limburg. In deze twee rapporten wordt aangegeven dat 26,7% van de beroepsbevolking van in totaal 1750 personen georiënteerd is op de regio Noord-Limburg. In totaal gaat het dan om 469 personen. De regio Noord-Limburg omvat meer dan de gemeente Venray alleen. De leden van de PvdA-fractie hanteren het aantal personen dat genoemd wordt in het schrijven van de gemeente Venray d.d. 27 december 1993 aan Gedeputeerde Staten van Limburg. De onderhavige cijfers van de gemeente Venray zijn destijds niet in de officiële rapporten bevestigd.

In de gemeente Vierlingsbeek noch bij de provincie Noord-Brabant zijn gegevens voorhanden waaraan beoordeeld kan worden of sprake is van een toename of een afname van het aantal werkenden in Venray.

– 44 % van de inwoners maakt gebruik van de sociaal-culturele voorzieningen

Het percentage van 44% is eveneens ontleend aan het eerder genoemd schrijven van het gemeentebestuur van Venray en heeft betrekking op de regio Noord-Limburg. De cijfers van de gemeente Venray zijn destijds evenmin in de officiële rapporten genoemd.

Het is moeilijk om op dit punt in te gaan omdat men niet heeft aangegeven is welke voorzieningen in het onderzoek zijn betrokken en op welke manier dat is gedaan.

De inwoners van de gemeente Vierlingsbeek maken inderdaad regelmatig gebruik van de schouwburg in Venray. Het procentuele aandeel in de abonnementsverkoop bedroeg 14%, hetgeen ver afligt van de genoemde 44 %. Het feit dat Boxmeer geen schouwburg heeft zal ongetwijfeld bijdragen aan het schouwburgbezoek in Venray.

– 70 % van de inwoners laat een of meer medische behandelingen verrichten in Noord-Limburg.

Daarnaast gaat een groeiend aantal patiënten van Vierlingsbeek naar Boxmeer: het adhaerentiecijfer van het Maasziekenhuis te Boxmeer met betrekking tot Vierlingsbeek is van 25% in 1986 gestegen naar ruim 35% in 1995. Van de inwoners van Vierlingsbeek die in een verpleeghuis worden geplaatst en psychiatrische behandeling nodig hebben gaat bijna iedereen naar Boxmeer.

– 217 leerlingen bezoeken scholen voor voortgezet onderwijs in Venray

Uit de gemeentelijke leerplichtadministratie blijkt dat in het schooljaar 1996/1997 120 leerplichtige leerlingen voorgezet onderwijs volgen in de gemeente Venray, terwijl 146 leerlingen de scholengemeenschap in Stevensbeek (gemeente Vierlingsbeek) bezoeken.

Er vinden geleidelijk verschuivingen plaats als gevolg van eerdergenoemde oorzaken. Juist ook omdat oriëntatie moeilijk te wegen is en omdat oriëntatiepatronen aan wijzigingen onderhevig zijn, kan een wijziging van de gemeentelijke indeling uitsluitend op gronden van oriëntatie niet aan de orde zijn, hoewel het natuurlijk een mee te wegen factor blijft. Ik heb kennisgenomen van alle genoemde rapporten, ook van dat van de Commissie-Schampers en opinieonderzoeken, die het provinciebestuur van Noord-Brabant in haar zeer uitgebreide en goed gedocumenteerde ontwerp-regeling heeft opgenomen. Wat betreft opinieonderzoeken hebben de genoemde uitslagen mij geen aanleiding gegeven tot een wijziging van het provinciale voorstel.

De leden van de verschillende partijen deden een aantal alternatieve voorstellen, die grosso modo een splitsing van Vierlingsbeek behelsden en vroegen mij daarop te reageren. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de evidente oriëntatie van Holthees op Smakt en daarmee op Venray? Zou hier geen grenscorrectie te overwegen zijn? Is de overgang van Vierlingsbeek en Groeningen naar Boxmeer en Holthees en Maashees naar Venray, en Overloon naar Sint-Anthonis een goed voorstel, zo vroegen de leden van D66-fractie. De leden van de fractie van de VVD vroegen of is overwogen om de kern Overloon van Vierlingsbeek over te laten gaan naar de gemeente Sint-Anthonis. Waarom is het niet wenselijk? Zo ontstaan twee sterke gemeenten met de A73 als grens. Is de staatssecretaris bovendien bereid gehoor te geven aan de wens van de inwoners van het kerkdorp Rijkevoort om Rijkevoort weer over te laten gaan van Boxmeer waaraan het per 1-1-1994 is toegevoegd, naar de gemeente Sint-Anthonis, zo vroegen de leden van de fractie van de VVD en het CDA. Ook de leden van de fractie van de PvdA en D66 vroegen zich af of het, nu Vierlingsbeek wordt samengevoegd met Boxmeer, niet alsnog voor de hand ligt om Rijkevoort naar Sint-Anthonis te laten overgaan.

Als het om grenscorrecties gaat stel ik mij in het algemeen op het standpunt dat de provincie of de gemeente zeer wel in staat zijn te bepalen of ergens grenscorrecties nodig zijn. Wat betreft een mogelijke splitsing van Vierlingsbeek heeft het provinciebestuur in de ontwerp-regeling beargumenteerd waarom die op inhoudelijke gronden niet de voorkeur verdient en ik ondersteun die afweging. Ik vat de argumentatie hieronder per onderdeel voor u samen.

Het voorstel tot splitsing van Vierlingsbeek heeft geen aantoonbare meerwaarde. De overgang van de kernen Rijkevoort en Overloon naar Sint-Anthonis levert voor deze gemeente niet een zodanige versterking van draagvlak en schaal op dat hiertoe gelet op taken en functie van deze gemeente als landelijke gemeente moet worden overgegaan. De overgang van deze taken zal geen gevolg hebben voor bijvoorbeeld de professionalisering van het bestuur en het ambtelijk apparaat. Los daarvan geldt dat de kern Rijkevoort pas per 1-1-1994 is overgegaan naar Boxmeer en dat het ook uit dien hoofde eveneens onwenselijk is hierop zonder zwaarwegende argumenten terug te komen.

Het alternatief waarbij de kernen Overloon, Holthees en Maashees bij Venray worden ingedeeld en de kernen Vierlingsbeek en Groeningen bij Boxmeer, leidt slechts tot geringe versterking van zowel Boxmeer als Venray, die beide als regionale centrumgemeenten beschouwd kunnen worden. Uit het oogpunt van ruimtebehoefte bestaat geen reden tot splitsing van Vierlingsbeek omdat Boxmeer geen ruimtebehoefte heeft. Vanwege de tussen Venray en de kernen Overloon, Holthees en Maashees liggende natuurgebieden biedt een uitbreiding in die richting voor Venray niet in de rede. De stelling dat de vorming van functionele eenheden niet wordt belemmerd, waarnaar de leden van SGP vroegen, moet aldus worden begrepen, dat het ook binnen de provincie Limburg in beginsel mogelijk is tot een uitbreiding van de gemeente Venray te komen. Overigens heeft de gemeente Venray haar verzoek om een oordeel ex artikel 285, tweede lid, van de Gemeentewet, ingetrokken bij brief van 20 augustus 1996 nadat genoemd gemeentebestuur na overleg met het college van gedeputeerde staten van Limburg tot de conclusie was gekomen dat verder verzet tegen het voorstel tot ongedeelde samenvoeging van Vierlingsbeek en Boxmeer niet langer zinvol was.

De leden van de fracties van de PvdA en D66 stelden nog de volgende aanvullende vragen. Heeft de gemeente Vierlingsbeek ruimte gegeven aan een inbreng vanuit de bevolking van de betrokken kernen en op welke wijze heeft de gemeente deze opvatting meegewogen? Hoe beoordeelt de staatssecretaris die inspraakprocedures? Heeft de gemeente de optie van een opdeling over Boxmeer en Venray een reële kans willen geven of heeft bij voorbaat vastgestaan dat geheel Vierlingsbeek Brabants zou moeten blijven? Kan op dit punt ook worden ingegaan op de opvattingen van het provinciaal bestuur van Noord-Brabant?

Allereerst volgt hierna een uitgebreid verslag van de wijze waarop de gemeente Vierlingsbeek ruimte heeft gegeven aan de inbreng van de bevolking van de betrokken kernen. In zijn vergadering van 9 november 1994 heeft de gemeenteraad van Vierlingsbeek besloten de opheffing van de gemeente als een gegeven te aanvaarden en zich daartegen niet te verzetten.

Tegelijkertijd besloot de gemeenteraad om geen referendum te houden. Enkele aspecten die daarbij een rol speelden, waren:

– het probleem van een objectieve vraagstelling en de mate waarin allerlei verschillende bestuurlijke factoren daarbij een rol zouden moeten spelen;

– de grote verscheidenheid aan alternatieven;

– het feit dat een referendum niet beschouwd wordt als een doorslaggevend argument bij de uiteindelijke besluitvorming;

– de mogelijkheid die de Wet arhi biedt ten aanzien van de mogelijkheden van burgers en andere belanghebbenden om inbreng te leveren.

Nadat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant het herindelingsplan op 30 januari 1996 hadden vastgesteld, hebben burgemeester en wethouders conform de wettelijk voorgeschreven procedure dit plan voor een ieder ter inzage gelegd.

Tegelijkertijd hebben burgemeester en wethouders tot twee keer toe via de plaatselijke dorpsblaadjes alle inwoners van de gemeente Vierlingsbeek nadrukkelijk opgeroepen om hun opvattingen over dit herindelingsplan kenbaar te maken. Tevens werd een ieder die zou reageren op dit plan verzocht om een afschrift aan het gemeentebestuur toe te zenden, zodat de gemeenteraad de opvattingen van de inwoners bij zijn uiteindelijke standpuntbepaling zou kunnen betrekken.

De navolgende particulieren hebben terzake gereageerd.

a. De Westerbeekse en de Stevensbeekse Dorpsraad wensten een grenscorrectie met de gemeente Sint-Anthonis.

b. Eén particulier uit Overloon; één particulier uit Maashees en één particulier uit Vierlingsbeek.

c. Op basis van een in te vullen enquêteformulier 1294 inwoners uit Overloon van 18 jaar en ouder (overigens niet te controleren), die een persoonlijke voorkeur hadden voor samenvoeging van de kern Overloon met Sint-Anthonis. (Het aantal van 1274 personen is ca. 50% van het totaal aantal personen uit Overloon van 18 jaar en ouder). Totaal aantal is namelijk 2576 personen.

Vervolgens heeft de gemeenteraad in zijn vergadering van 6 mei 1996 met overgrote meerderheid (10 stemmen voor en 3 stemmen tegen) ingestemd met het herindelingsplan Vierlingsbeek zoals voorgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

In de afgelopen jaren zijn in de gemeente Vierlingsbeek de navolgende enquêtes gehouden: (overigens niet op initiatief van of met medewerking van het gemeentebestuur)

a. De Dorpsraad Smakt-Holthees heeft in het verleden 2 enquêtes gehouden en wel in 1989 en in 1995.

In 1989 sprak 81% van de inwoners uit Holthees (166 personen) zich uit voor samenvoeging van de gemeente Vierlingsbeek met de gemeente Venray en 12% (26 personen) sprak zich uit voor samenvoeging van Vierlingsbeek met Boxmeer.

In 1995 sprak 54% van de inwoners van Holthees (159 personen) zich uit voor samenvoeging van Vierlingsbeek met Venray en 40% (117 personen) zich uit voor samenvoeging van Vierlingsbeek met Boxmeer.

b. Enquête door een initiatiefgroep uit Maashees, gehouden in 1995.

Hierbij sprak 50% van de Maashees inwoners (322 personen) zich uit voor samenvoeging van Vierlingsbeek me Venray en 49% (317 personen) had een voorkeur voor samenvoeging van Vierlingsbeek met Boxmeer.

c. Enquêtes door een initiatiefgroep uit Overloon:

Deze initiatiefgroep heeft 2 enquêtes gehouden en wel eind 1995 en begin 1996.

Eind 1995 sprak 89,5% (1941 personen) zich uit voor aansluiting van Overloon bij Sint-Anthonis; 4,5% (98 personen) voor aansluiting bij Boxmeer en 6% (131 personen) voor aansluiting bij Venray.

Begin 1996 had ca 50% (1274 personen) voorkeur voor aansluiting van Overloon bij Sint-Anthonis (zie bovenvermeld).

d. Enquête gehouden eind 1994 in opdracht van het dagblad De Gelderlander.

Uit deze enquête blijkt duidelijk dat de meningen van de inwoners van de diverse kernen zeer verdeeld zijn. Wel zegt het overgrote deel van de inwoners in deze enquête dat zij het liefst Brabants willen blijven.

Ook in de plannen van de provincie Noord-Brabant is de optie van opdeling van Vierlingsbeek serieus overwogen. De provincie is zelfs nog verder gegaan door ook een indeling van geheel Vierlingsbeek bij Venray in de overwegingen te betrekken. In het collegeprogramma 1994–1998 is inderdaad opgenomen dat Vierlingsbeek bij Noord-Brabant zou moeten blijven. Deze uitspraak houdt in dat al het mogelijke zou worden gedaan om Vierlingsbeek bij Noord-Brabant te laten blijven. Dit betekent echter geenszins, dat in de herindelingsplannen van de provincie geen objectieve afweging terzake heeft plaatsgevonden. Op grond van de verzamelde argumenten is gekozen voor niet opdelen.

Mijn conclusie ten aanzien van het gemeentebestuur van Vierlingsbeek en het provinciebestuur van Noord-Brabant is dat de inwoners van de gemeente Vierlingsbeek voldoende de kans hebben gekregen om in te spreken en dat de gemeenteraad van Vierlingsbeek die opvattingen in voldoende mate heeft meegewogen in hun besluitvorming. Ook de provincie Noord-Brabant is goed beargumenteerd tot haar voorstel gekomen, waarbij de onaantastbaarheid van provinciegrenzen geen punt van overweging geweest.

Wat is de ontwikkelingsrichting van Venray en de verhouding met de in de provincie in ontwikkeling zijnde herindelingsplannen, vroegen de leden van de fractie van de PvdA.

In de provincie Limburg worden gemeentelijke herindelingen voorbereid die gerelateerd zijn aan het C20-beleid. Dat wil zeggen dat de provincie rond de steden Venlo/Tegelen en Sittard/Geleen herindelingen voorbereidt. Ook rond Roermond (geen C20-gemeente, maar wel een gemeente met een grootstedelijke problematiek) heeft de provincie een aantal grenscorrecties voorgesteld. Voor de gemeenten Maastricht en Heerlen worden door het provinciebestuur voorbereidingen voor een partiële wijziging van het streekplan getroffen. Over een jaar zal worden bezien of op grond van de resultaten van de streekplanherziening tot dan toe conclusies kunnen worden getrokken over de wenselijkheid van een mogelijke aanpassing in de bestuurlijke organisatie van genoemde steden. Voor de landelijke gemeenten heeft de provincie Limburg geen actief beleid maar wacht initiatieven af van de betrokken gemeenten zelf. Zo zijn de voorstellen tot samenvoeging van Weert en Stramproy en die van Horst, Grubbenvorst en Broekhuizen tot stand gekomen. Mij zijn nog geen initiatieven ter ore gekomen voor Venray en haar buurgemeenten.

Integratie van de ambtelijke organisatie

De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks vroegen zich af of uw Kamer daadwerkelijk nog invloed kan uitoefenen op deze keuze nu de ambtelijke organisaties van de gemeenten Vierlingsbeek en Boxmeer al in verregaande mate werken aan een fusie. Heeft de regering de ambtelijke integratie meegewogen? Wat zouden de financiële of andere consequenties zijn als de Kamer alsnog anders zou kiezen?

Bij de regering is de ambtelijke integratie geen punt van overweging geweest: op het moment dat het wetsvoorstel werd ingediend was er nog niets bekend van deze vergaande ambtelijke integratie als bepaald in het convenant dat op 28 november 1996 is vastgesteld en dat mij bij brief van 20 december 1996 is aangeboden. Het is mijn opvatting in dezen dat het verstandig is om tijdig met de voorbereiding van een fusie te beginnen, omdat daardoor de ernst en de duur van de negatieve tijdelijke fusie-effecten verminderd kunnen worden. Tegelijkertijd geldt dat het niet aan te bevelen is onomkeerbare stappen te doen met het oog op de nog te nemen beslissing van het parlement. Er is dan immers het risico dat het parlement het voorstel niet aanneemt of wijzigingen in het voorstel aanbrengt. Beide betrokken gemeenten hebben bewust dit risico willen nemen. Ze geven daarbij aan dat het hen ernst is maar het mag duidelijk zijn dat het parlement zich hiermee niet onder druk gezet behoeft te voelen.

De leden van de PvdA-fractie en van de D66-fractie vroegen of er nog andere voorstellen te verwachten zijn in Noord-Brabant ter correctie van de eerdere voorstellen, een zogenaamde bestuurlijke bezemwagen. Is de staatssecretaris tevreden over de herindeling in Noordoost-Brabant, gelet op het Beleidskader gemeentelijke herindeling, 1995? Deze leden wilden weten of de herindeling in deze regio al dan niet voldoet aan de verwachtingen die indertijd bestonden? En wat is er van de verwachtingen terecht gekomen, met name waar het de ruimtelijke ontwikkelingskansen van Boxmeer betreft. Zoals ik vorig jaar al bij de behandeling van de herindeling Brabant aangaf, wacht ik wat betreft de uitgevoerde herindelingen initiatieven af van gemeenten en de provincie. Ikzelf zal geen initiatieven in die richting nemen. Over deze herindeling, de eerste in een flinke reeks, hoor ik zeker wel eens geluiden dat deze gemeentelijke herindeling wel wat grootschaliger had mogen worden aangepakt. In dit gebied zijn er in vergelijking met de gebieden die later aan de beurt kwamen relatief veel gemeenten met een beperkte omvang. In antwoord op de vraag wat er van de verwachting ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingskansen van Boxmeer is terecht is gekomen, kan ik u meedelen dat het bij gemeentelijke herindeling de bedoeling is voorwaarden te scheppen en ruimte te bieden aan mogelijke ontwikkelingen. De mate waarin en de snelheid waarmee daarvan gebruik wordt gemaakt door de betrokken gemeente is afhankelijk van vele factoren en ligt overigens nu niet ter beoordeling voor.

Stichtings- en opheffingsnormen basisonderwijs

De leden van de fractie van het CDA wilden graag vernemen of de op dit moment bestaande basisscholen in de gemeente Vierlingsbeek naar verwachting blijven bestaan. Eén school in Vierlingsbeek voldeed op 1 oktober 1996 niet aan de nieuwe opheffingsnorm (67 leerlingen). Deze school voldeed op die datum wel aan de oude opheffingsnorm van 46 leerlingen. Ook wilden deze leden weten waarom er in dit voorstel niet is gekozen voor de regeling zoals die bij nota van wijziging bij het wetsvoorstel Drenthe is geïntroduceerd, waarbij de splitsingsmogelijkheid is verruimd, waardoor splitsing ook mogelijk is indien niet alle bevoegde gezagsorganen van scholen in de gemeente daarmee instemmen.

Omdat bij eerdere herindelingen is gebleken dat de in de herindelingswet opgenomen splitsingsmogelijkheid niet altijd voldoende is, omdat schoolbesturen soms hun instemming weigeren, wordt in de bijgaande nota van wijziging geregeld dat splitsing ook mogelijk is als niet alle bevoegde gezagsorganen van scholen in de gemeente daarmee instemmen. In dat geval kan aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen worden gevraagd om een splitsingsbesluit te nemen.

Een en ander komt overeen met de regeling die is opgenomen in het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voorgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 inzake ouderbijdragen, sponsorgelden en stichtings-en opheffingsnormen zoals dit op 28 december 1996 bij uw Kamer is ingediend (kamerstukken II 1996/97, 25 177). Zowel het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe als het onderhavige herindelingsvoorstel lagen op dat moment al bij uw Kamer. Evenals bij de gemeentelijke herindeling in Drenthe wordt bij de onderhavige herindeling de door de leden van de CDA-fractie genoemde verruiming van de splitsingsmogelijkheid alsnog in het wetsvoorstel opgenomen door middel van een nota van wijziging (bijgaand).

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Naar boven