Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25184 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25184 nr. 4 |
Vastgesteld 16 april 1997
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij beschouwen het als een logisch vervolg op de behandeling van de regiogewijze gemeentelijke herindeling van noordoostelijk Noord-Brabant in juni 1993. In een motie van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks heeft de Kamer toen vastgelegd, dat het zelfstandig laten voortbestaan van de gemeente Vierlingsbeek niet gewenst is. In die zin is de gemeentelijke herindeling, die nu wordt voorgesteld, onvermijdelijk.
Deze leden stellen tegelijkertijd vast dat in de desbetreffende uitspraak van de Kamer nadrukkelijk is aangegeven dat de oriëntaties van (de kernen van) Vierlingsbeek zowel op Venray als op Boxmeer zijn gericht. Vanuit deze benadering zou het voor de hand hebben gelegen de kernen Holthees, Maashees en Overloon te laten overgaan naar Venray en de kernen Vierlingsbeek en Groeningen toe te voegen aan Boxmeer. Het onderhavige wetsvoorstel gaat evenwel uit van een integrale samenvoeging van Vierlingsbeek met Boxmeer.
Deze leden moeten vaststellen dat in bestuurlijk opzicht de voorgestelde samenvoeging vrijwel zeker een «gelopen race» is. De twee betrokken gemeenteraden steunen immers de fusie; het provinciaal bestuur van Noord-Brabant sluit zich daarbij aan, terwijl het provinciaal bestuur van Limburg en de gemeente Venray in deze samenvoeging berusten.
De leden van de PvdA-fractie willen in dit verband de volgende vragen stellen.
Waarom wordt in het geheel niet ingegaan op de bevindingen van de Commissie Schampers, die in 1989 een onderzoek heeft ingesteld naar de oriëntaties van de inwoners van Vierlingsbeek en die tot de conclusie is gekomen dat de gehele gemeente Vierlingsbeek «sterk is gericht op de gemeente Venray en in veel mindere mate op Boxmeer» (blz. 5 en 6 van het desbetreffende rapport)? De leden van deze fractie vragen of op deze bevindingen alsnog een inhoudelijke reactie kan komen.
Voorts vragen deze leden in welke mate de regering zich heeft ingespannen om aan de aanvankelijke voorkeur van de Kamer gevolg te geven en om welke redenen die inspanning uiteindelijk is opgegeven. Is in het bijzonder nog overwogen om af te wijken van het voorstel zoals de provincie Noord-Brabant dat heeft gedaan en zo neen, waarom niet?
Ten derde vragen deze leden waarom het rapport van de vakgroep Bestuur en Organisatiewetenschap van de Katholieke Universiteit Nijmegen «Leven in het land van Cuijk» beschouwd wordt als een «momentopname». Zijn er voorbeelden te geven van andere gemeentelijke herindelingen waarbij soortgelijke bevindingen eveneens als «momentopname» terzijde zijn geschoven? Welke concrete aanwijzingen zijn er voor een drastische wijziging die zich in de betreffende oriëntaties (te weten emotioneel-maatschappelijk, functioneel en bestuurlijk) hebben voorgedaan?
Vervolgens vragen deze leden in welke mate gedurende de gehele voorbereiding van het voorstel (mede) een rol gespeeld heeft dat provinciegrenzen bij gemeentelijke herindeling in het algemeen en in dit geval in het bijzonder tamelijk onaantastbaar zijn.
De leden van de PvdA-fractie vragen of kan worden aangegeven op welke wijze de gemeente Vierlingsbeek bij de bepaling van haar opstelling ruimte heeft geboden aan een inbreng vanuit de bevolking van de betrokken kernen en op welke wijze de gemeente deze opvatting in haar eindoordeel heeft laten meewegen.
Voorts vragen deze leden of de gemeente volgens de regering de optie van een opdeling (over Boxmeer en Venray) een reële kans heeft willen geven, of heeft vanaf het begin bij voorbaat vastgestaan dat geheel Vierlingsbeek «Brabants zou moeten blijven»? Kan op dit punt ook worden ingegaan op de opvattingen van het provinciaal bestuur van Noord-Brabant en is het in dat kader niet veelzeggend dat nota bene in het collegeprogramma 1994–1998 is vastgelegd dat Vierlingsbeek bij Noord-Brabant zou moeten blijven?
De leden van de PvdA-fractie vragen in welke mate voor de regering heeft meegewogen dat de integratie van Boxmeer en Vierlingsbeek zo voortvarend ter hand is genomen, dat bijna een situatie is ontstaan waarin betreffende de fusie een voldongen feit is gecreëerd? Wat zouden de consequenties (financieel en anderszins) zijn wanneer de Kamer alsnog zou kiezen voor een opdeling van Vierlingsbeek?
Vervolgens vragen deze leden of een inhoudelijke reactie kan worden gegeven op de volgende onderdelen van het gegevensonderzoek van de provincies Limburg en Noord-Brabant uit 1994, aangevuld met het verzoek een indicatie of trends te laten zien of hierbij (vermoedelijk) sprake is van een af- dan wel toename:
– 625 personen uit de gemeente Vierlingsbeek werken in Venray
– 217 leerlingen bezoeken scholen voor voortgezet onderwijs in Venray
– 44% van de inwoners maakt gebruik van de sociaal-culturele voorzieningen van Noord-Limburg
– 70% van de inwoners laat één of meer medische verzorgingen verrichten in Noord-Limburg
– 70% van de inwoners winkelt regelmatig in Noord-Limburg.
Deze leden vragen tenslotte of kan worden aangegeven in welke opzichten een maatschappelijke oriëntatie nog sterker moet zijn dan de bovengenoemde, wil dat element een doorslaggevende rol spelen bij een voorstel voor gemeentelijke herindeling.
De leden van de PvdA-fractie hebben hier naast ook nog een aantal vragen van meer algemene aard. Zij vragen of er nog andere voorstellen te verwachten zijn die een aanvulling of correctie zijn op de uitgevoerde gemeentelijke herindeling in noordoostelijk Noord-Brabant of in de regio Den Bosch. Ziet de regering de noodzaak om als het ware nog met een «bestuurlijke bezemwagen» door het gebied te gaan om al te kleinschalige uitkomsten alsnog weg te nemen?
Vervolgens vragen deze leden of een opsomming gegeven kan worden van de argumenten die indertijd golden om de gemeente Rijkevoort bij Boxmeer te voegen, met name waar het de ruimtelijke ontwikkelingskansen van Boxmeer betreffen en wat tot op heden van deze verwachtingen is terecht gekomen. Is overwogen de toevoeging van Vierlingsbeek aan Boxmeer te koppelen aan het alsnog samenvoegen van Rijkevoort met Oploo en Wanrooij en zo neen, waarom niet?
Tenslotte vragen deze leden of er inzicht bestaat in de wijze waarop overigens in deze regio de herindeling al dan niet voldoet aan de verwachtingen die indertijd bestonden.
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel om te komen tot een samenvoeging van de gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek. Alhoewel deze leden herinneren aan het standpunt van de CDA-fractie tijdens het debat rond de herindeling noordoost Brabant, waarbij de CDA-fractie nadrukkelijk gesteld heeft dat naar haar opvatting de gemeente Vierlingsbeek als zelfstandige gemeente kon blijven voortbestaan, realiseren deze leden zich dat een meerderheid in de Kamer destijds van oordeel was dat een zelfstandig voortbestaan van de gemeente Vierlingsbeek niet gewenst was.
De leden van de CDA-fractie constateren wèl, ondanks hun voorkeur voor een zelfstandig voortbestaan van de gemeente Vierlingsbeek en hun tegenstem tegen de motie waarin uitgesproken werd dat een zelfstandig Vierlingsbeek niet langer gewenst was, dat de regering op een zorgvuldige wijze uitwerking heeft gegeven aan de motie (Kamerstukken II 1992/93, 22 989, nr. 20). Gelet op de verschillende oriëntaties van de verschillende kernen van Vierlingsbeek is er door de provincies Limburg en Noord-Brabant een onderzoek gedaan naar de oriëntatiepatronen en is het provinciebestuur van Limburg gedurende de procedure welke gevolgd is, door de provincie Noord-Brabant steeds geïnformeerd.
Ook al behoorden de leden van de CDA-fractie tot de minderheid in de Kamer die voor een zelfstandig voortbestaan van Vierlingsbeek was, dan nog hebben deze leden met instemming kennis genomen van het standpunt van de regering om het standpunt van het provinciebestuur van Noord-Brabant te volgen en splitsing van de gemeente Vierlingsbeek te voorkomen. Deze leden hebben nadrukkelijk kennis genomen van het standpunt van het provinciebestuur van Noord-Brabant, waarbij zij bij de onmogelijkheid van een zelfstandig voortbestaan van de gemeente Vierlingsbeek kiezen voor het ongedeeld samenvoegen van Vierlingsbeek en Boxmeer. Ook hebben deze leden kennis genomen van de expliciete wens van de meest direct betrokken gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek voor integrale samenvoeging. Onder verwijzing naar onder andere het rapport van de Katholieke Universiteit van Nijmegen menen deze leden dat voor het behoud van de voorzieningen in het Land van Cuijk een eventuele splitsing niet aan te bevelen is. Nu ook provinciale staten van Limburg aangegeven heeft te kunnen instemmen met een integrale samenvoeging van Vierlingsbeek bij Boxmeer, meent de CDA-fractie dat het onderhavige voorstel het meest recht doet aan de wensen die in het betrokken gebied leven, indien een zelfstandig voortbestaan van de gemeente Vierlingsbeek niet langer tot de mogelijkheden behoort.
Deze leden waarderen het dat in de gevolgde procedure bij de regering conform haar antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Verhagen van de CDA-fractie van 23 maart 1995 over de eventuele toekomstige positie van Vierlingsbeek, niet bij voorbaat sprake was van een uitkomst die in lijn zou moeten zijn met de voorstellen zoals die in een brief van de woordvoerders van PvdA, D66 en VVD van 22 februari 1995 aan de regering waren verwoord.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling van onderhavig wetsvoorstel kennis genomen. Zij zijn op zich ook verheugd dat nu eindelijk duidelijkheid kan ontstaan over deze «restproblematiek» van de herindeling in noordoost Brabant zoals die per 1 januari 1994 werd geëffectueerd. Vanuit die overweging zijn deze leden bereid mee te werken aan een snelle parlementaire behandeling.
De keuze in het wetsvoorstel om de gemeente Vierlingsbeek geheel Brabants te laten kan thans op instemming van de leden van de VVD-fractie rekenen. Het brede bestuurlijke draagvlak voor die keuze in de regio Brabant en Limburg is voor deze leden daarbij ook een belangrijke overweging. Hoewel zij onderkennen dat er sprake is van een diffuus sociaal-maatschappelijk oriëntatiepatroon van de verschillende kernen van Vierlingsbeek, achten zij dat gegeven als enig argument niet zwaar genoeg om te kiezen voor de indeling van enkele kernen van Vierlingsbeek bij de Limburgse gemeente Venray. Ook de overgrote meerderheid van de belangrijkste kern Overloon lijkt daar niet voor te kiezen. Deze leden willen van deze gelegenheid wel gebruik maken te vragen naar de meest voor de hand liggende ontwikkelingsrichting van de gemeente Venray en de verhouding daarvan met de in de provincie Limburg in ontwikkeling zijnde herindelingsplannen.
Ook de leden van de VVD-fractie onderkennen de administratief/organisatorische voordelen van het ongedeeld herindelen van gemeenten. Omdat er bij herindeling echter altijd sprake zal moeten zijn van «maatwerk» kan dit voor deze leden echter geen vaststaand uitgangspunt zijn. Tegen deze achtergrond stellen zij de vraag of ook overwogen is de kern Overloon bij de nieuw gevormde gemeente Sint Anthonis in te delen. Deze variant is de leden van de VVD-fractie mede ingegeven doordat reeds in 1989 de Commissie Schampers concludeerde dat de kern Overloon duidelijk anders geaard is dan de overige kernen van de gemeente Vierlingsbeek. Als dit niet overwogen is, zou dan nu nader ingegaan kunnen worden op het al dan niet wenselijk zijn van deze herindelingsvariant?
Tijdens de hoorzitting van de Kamercommissie werd ervoor gepleit om van deze gelegenheid gebruik te maken de kern Rijkevoort alsnog geheel toe te voegen aan de gemeente Sint Anthonis. Het agument hiervoor is dat het besluit uit 1993 om het belangrijkste deel van die kern toe te voegen aan de gemeente Boxmeer in het licht van de huidige omstandigheden tot heroverweging aanleiding zou moeten geven, met name ook bezien vanuit het thans aan de orde zijnde voorstel, als gevolg waarvan het draagvlak van Boxmeer wordt versterkt. Kan nader op deze gedachte worden ingegaan?
In de pleidooien om zowel de kern Overloon als de kern Rijkevoort aan de gemeente Sint Anthonis toe te voegen, werd er ook op gewezen dat op deze wijze twee sterke gemeenten in het zuiden van het Land van Cuijk kunnen worden gevormd, met de A73 als grens. Welke argumenten verzetten zich tegen die gedachten, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij menen dat dit een vervolg is op een «los eind» dat is geschapen bij de behandeling van het wetsvoorstel voor noordoost Brabant (Kamerstukken 1992/93, 22 989) in juni 1993. Zoals bekend heeft de Kamer toen, met steun van D66, een motie aanvaard met twee hoofdelementen:
– een zelfstandig voortbestaan van Vierlingsbeek is niet gewenst,
– de oriëntaties van de onderscheiden kernen van Vierlingsbeek op respektievelijk Boxmeer (Vierlingsbeek zelf en Groeningen) en Venray (Holthees, Maashees en Overloon).
Dit wetsvoorstel opteert volgens deze leden echter voor een integrale samenvoeging van Vierlingsbeek met Boxmeer, hetgeen haaks staat op het tweede hoofdelement van de motie Franssen c.s..
De leden van de fractie van D66 betreuren dit, maar constateren tevens dat de in de loop der tijd veranderende opstelling van met name de provincie Limburg en de gemeente Venray bijna onafwendbaar tot de conclusie leiden dat voor deze herindeling geen alternatief bestaat. Daarbij moet uiteraard worden betrokken dat (de meerderheid van) de betrokken raden en colleges en de provinciebestuur van Noord-Brabant deze samenvoeging steunen.
Niettemin betreuren de leden van de fractie van D66 het dat het redelijk alternatief van splitsing van Vierlingsbeek, overigens in het besef van de nadelen van splitsing, realiter niet meer voorhanden is. Zij vragen de regering of zij zich nog de brief van de woordvoerders Van Heemst, Hoekema en Remkes van 22/2/95 herinnert en de daarop volgende gesprekken en, zo ja, met welk gevoel.
Inhoudelijk wijzen de leden van de D66-fractie op het advies van de Commissie Schampers van 1989, waaruit blijkt dat de maatschappelijke oriëntatie van de hele gemeente Vierlingsbeek meer op Venray, dan op Boxmeer is gericht. Speelt dit rapport nu geen rol meer, zo vragen deze leden. Wat vindt de regering inhoudelijk van dit advies?
Deze leden leggen tevens de vraag voor of de regering wel in voldoende mate uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de Kamer van juni 1993, zoals herbevestigd in de brief van februari 1995. Heeft zij in de contacten met de provincies Noord-Brabant en Limburg aangegeven de verdiensten hiervan te zien en meer in het bijzonder bereid te zijn eventueel af te wijken van de positie van de provincie Noord-Brabant? Deze leden vragen waarom dat eigenlijk niet is gebeurd.
Voorts vragen de leden van de D66-fractie wat de reden is dat de regering het rapport van de vakgroep Bestuur en Organisatiewetenschap van de Katholieke Universiteit Nijmegen («Leven in het Land van Cuyk») als een niet zo relevante «momentopname» terzijde heeft geschoven. Zou er iets zijn veranderd in de oriëntaties van de (bevolking van de) kernen?
Is de regering op de hoogte van de resultaten van opinie-onderzoek onder de inwoners van Vierlingsbeek van 8 december 1994, in opdracht van De Gelderlander, waaruit blijkt dat 38% vóór en 43% tegen de overgang van de hele gemeente naar Boxmeer is? Is zij ervan op de hoogte dat de inwoners van Maashees en Holthees in meerderheid kiezen voor aansluiting bij Venray?
Hoe beoordeelt de regering de zeer evidente oriëntatie van Holthees op Smakt en daarmee op Venray? Zou hier geen grenscorrectie te overwegen zijn, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Is de regering op de hoogte van de resultaten van het gegevensonderzoek provincie Limburg en Noord-Brabant van 1994, met betrekking tot Vierlingsbeek, waaruit een sterke oriëntatie blijkt op Venray qua werkgelegenheid, onderwijs, cultuur, medische voorzieningen en het winkelbestand? Is de regering niet enigszins met haar eigen uitgangspunten in tegenspraak als zij ondanks deze zeer sterke oriëntatie van (een deel van) Vierlingsbeek op Venray een bestuurlijk afwijkende oplossing kiest?
De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering de inspraakprocedures beoordeelt die de gemeente Vierlingsbeek aan de eigen bevolking en de bewoners van de kernen heeft geboden. Zijn in dit geval de provincie-grenzen voor de regering wel of niet heilig geweest?
Had het niet voor de hand gelegen de provincies Noord-Brabant en Limburg door de regering op één lijn te laten brengen?
Heeft de regering overwogen terug te komen op de positie van Rijkevoort, door bijvoorbeeld alsnog Rijkevoort met Oploo en Wanroij te koppelen, en zo nee, waarom niet, zo vragen de leden van deze fractie.
Is de regering ten slotte tevreden met het eindbeeld in noordoost Brabant van de herindeling ná dit wetsvoorstel, mede gezien het beleidskader, zo vragen deze leden.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het rapport van de Commissie Schampers uit 1989, waarin wordt geconcludeerd dat de gehele bevolking van de gemeente Vierlingsbeek grotendeels is gericht op de gemeente Venray en in veel mindere mate op Boxmeer, wel is betrokken bij het voornemen tot samenvoeging van de gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek. De opmerking dat oriëntatie slechts een momentopname is, is volgens deze leden geen steekhoudend argument, nu het de realiteit is dat op de terreinen onderwijs, arbeid, medische voorzieningen en handel, Venray de gemeente is waarop men zich vanuit Vierlingsbeek richt. Dit zijn structurele voorzieningen en behoeften, waar niet zomaar mee te schuiven valt. Verder blijkt dit met name ook uit het rapport van de Katholieke Universiteit Nijmegen, waarin duidelijk wordt dat het zuidelijke deel van de gemeente Vierlingsbeek (Maashees, Holthees en Overloon) georiënteerd is op de gemeente Venray. Samenvoeging van Vierlingsbeek met Boxmeer betekent enerzijds een aderlating voor Venray, waarvan niet duidelijk is of dit wel te compenseren is, anderzijds is het de vraag of Boxmeer aan de verwachtingen van de bevolking van de gemeente Vierlingsbeek kan voldoen. De leden van de fractie van GroenLinks hadden het een natuurlijker stap gevonden indien de band, die gaandeweg tussen Venray en Vierlingsbeek is gegroeid, was bestendigd middels (gedeeltelijke) samenvoeging van deze gemeenten. Het argument dat Boxmeer een regionale centrumfunctie vervult, achten de leden van de fractie van GroenLinks niet indrukwekkend, nu ook Venray een regionale centrumfunctie vervult. Deze leden zijn verder bezorgd over de toekomst van het landelijk karakter van Vierlingsbeek, wanneer het wordt samengevoegd met het verstedelijkt Boxmeer. Dit kan een dreiging betekenen voor de groene buffer, welke functie Vierlingsbeek momenteel heeft.
Ook ten opzichte van de toevoeging van Overloon bij de gemeente Oploo hebben de leden van de fractie van Groenlinks dezelfde argumenten. Zij menen dat de inwoners van Overloon niet op Oploo zijn georiënteerd, maar op Venray en vrezen een dreigend verlies van het landschappelijk karakter van Overloon.
De leden van fractie van GroenLinks vragen of wel bewust is overwogen of de mogelijkheid van wijziging van de provinciale grens hier aangewend zou moeten worden.
Daarnaast vragen de leden van de fractie van GroenLinks of de Tweede Kamer daadwerkelijk nog invloed kan uitoefenen op deze keuze, nu de ambtelijke organisaties van de gemeenten Vierlingsbeek en Boxmeer al in verregaande mate werken aan een fusie.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel en de bijbehorende toelichting. Zij stellen vast dat het voorstel mede is voortgevloeid uit het feit dat bij het eerdere wetsvoorstel tot gemeentelijk herindeling van het noordoostelijk deel van de provincie Noord-Brabant door middel van een motie (Kamerstukken II 1992/93, 22 989 nr. 20) is uitgesproken dat een zelfstandig voortbestaan van de gemeente Vierlingsbeek niet gewenst is. Deze leden hebben destijds tegen genoemde motie gestemd omdat voor hen niet vast stond dat een zelfstandig voortbestaan van de gemeente Vierlingsbeek onmogelijk zou zijn.
Op basis van de nu voorliggende stukken kunnen de leden van de SGP-fractie vooralsnog niet concluderen dat een zelfstandig voortbestaan van de gemeente Vierlingsbeek onmogelijk is. Zij vinden het dan ook een gemis dat in de memorie van toelichting zonder meer is uitgegaan van de opheffing van de gemeente en dat geen enkele aandacht is besteed aan de concrete knelpunten die aanleiding zouden kunnen zijn tot opheffing ervan. Zij zien graag alsnog een analyse van knelpunten tegemoet.
Tenslotte zien deze leden graag de stelling uit de memorie van toelichting nader onderbouwd dat splitsing van Vierlingsbeek ongewenst is vanwege het gegeven dat de vorming van functionele eenheden niet wordt belemmerd; zij refereren in dit kader aan de uiteenlopende oriëntatie van de verschillende kernen van de huidige gemeente. Zo zou het denkbaar zijn dat de kernen Vierlingsbeek en Groeningen worden toegevoegd aan Boxmeer en dat de kernen Holthees en Maashees bij Venray worden ingedeeld, en dat de kern Overloon bij de gemeente Sint Anthonis of bij Venray wordt ingedeeld. Graag zien deze leden een beoordeling van de onderscheiden varianten tegemoet.
Indien een zelfstandig voortbestaan van de gemeente Vierlingsbeek, conform de wens van de meerderheid van de Kamer niet langer tot de mogelijkheden behoort, kunnen de leden van de CDA-fractie instemmen met het voorliggende wetsvoorstel om te komen tot een integrale samenvoeging van de gemeente Vierlingsbeek met de gemeente Boxmeer. Wel vragen zij de regering of zij in het kader van dit wetsvoorstel eventueel bereid is om gehoor te geven aan de wens van de inwoners van het kerkdorp Rijkevoort om Rijkevoort weer te voegen bij de gemeente Sint-Anthonis. De leden van de CDA-fractie realiseren zich weliswaar dat als gevolg van het debat over de gemeentelijke herindeling in noordoost Brabant de Kamer zelf verantwoordelijk is geweest voor de splisting van Rijkevoort, waarbij het grootste deel naar Boxmeer is gegaan en alleen het buurtschap Walsert naar Sint Anthonis, maar gelet op de nadelige gevolgen van de destijds doorgevoerde splitsing, zoals die tijdens de hoorzitting van de Vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken op vrijdag 21 maart 1997 door de belangengroep Rijkevoort en de Actiegroep Rijkevoort EEN zeer duidelijk naar voren zijn gebracht, willen deze leden de regering om een reactie vragen. Gelet op het feit dat ook de regering van mening is dat een splitsing van een gemeente zoveel mogelijk moet worden voorkomen en gelet op het feit dat met het onderhavige wetsvoorstel de gemeente Boxmeer op een andere wijze tegemoet gekomen wordt aan eventuele ruimtelijke knelpunten van de gemeente Boxmeer, willen de leden van de CDA-fractie vernemen of de regering een wijziging met betrekking tot Rijkevoort heeft overwogen.
5. Stichtings- en opheffingsnormen basisonderwijs
De leden van de CDA-fractie zouden gaarne willen vernemen of de op dit moment aanwezige basisscholen in de gemeente Vierlingsbeek naar verwachting blijven bestaan. Is er, zo vragen deze leden, bij de voorbereiding van de samenvoeging aan dit punt aandacht geschonken. Ook willen zij van de regering vernemen waarom zij bij dit wetsvoorstel niet besloten heeft tot de regeling, zoals die bij nota van wijziging is geïntroduceerd bij de gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe, waar de splitsingsmogelijkheid is verruimd, waardoor splitsing ook mogelijk is indien niet alle bevoegde gezagsorganen van scholen in de gemeente daarmee instemmen.
Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).
Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), vacature (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-Van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25184-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.