25 183
Wijziging van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel in verband met de invoering van de regeling van flexibel pensioen en uittreden voor het personeel bij de overheid en het onderwijs

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

1. De oorspronkelijke memorie van toelichting, zoals deze aan de Raad van State is voorgelegd, was niet onderverdeeld in een algemeen deel en een artikelsgewijze toelichting.

2. In de oorspronkelijke memorie van toelichting, zoals deze aan de Raad van State is voorgelegd, ontbrak de verwijzing naar de brief van de minister van Binnenlandse Zaken van 3 april 1996 aan de Tweede Kamer der State-Generaal (TK 1995/96, 24 253, nr 3).

3. In de oorspronkelijke memorie van toelichting, zoals deze aan de Raad van State is voorgelegd, werd niet vermeld dat de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid ten aanzien van het wetsvoorstel is gehoord.

4. In de oorspronkelijke memorie van toelichting, zoals deze aan de Raad van State is voorgelegd, ontbrak de passage die is opgenomen bij de artikelsgewijze toelichting op artikel 1, luidende: In de huidige opzet van het vierde lid van artikel 5 van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel kan een tweetal situaties worden onderscheiden. De eerste situatie gaat uit van de gelding van het eerste lid van genoemd artikel 5 waarbij door een instelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet kaderrregeling vut overheidspersoneel, gebruik kan worden gemaakt van de keuzemogelijkheid om op het vut-terrein een eigen weg te gaan.

De andere situatie is dat nog steeds sprake is van deelname aan, hetzij een centrale vutregeling (ingevolge het netvermelde artikel 4, eerste lid), hetzij een sectorale vutregeling (ingevolge het tweede lid van dat artikel 4). In deze situatie kan de overeenkomst bedoeld in artikel 5, vierde lid, uiteraard slechts aanvullend zijn op de overeenkomst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel. Hierbij kan gedacht worden aan een zogenoemde pré-vutregeling, voor eigen rekening.

Met het vervallen van de mogelijkheid van artikel 5, eerste lid, bij dit wetsvoorstel, is alleen nog de laatstbedoelde situatie aan de orde.

Naar boven