nr. 106
MOTIE VAN HET LID DUIVESTEIJN C.S.
Voorgesteld 6 oktober 1999
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat Rotterdam een tekort aan droge bedrijventerreinen heeft
voor de korte termijn;
voorts overwegende, dat het gewenst is om het open karakter van het landschap
in de Hoeksche Waard te handhaven en te beschermen;
constaterende, dat ernaar gestreefd dient te worden dat Rotterdam op middellange
termijn (2005–2010) in staat wordt gesteld om door middel van herstructurering
van bestaande bedrijventerreinen te voorzien in een afdoende ontwikkeling
van zowel droge als natte bedrijventerreinen;
voorst constaterende, dat een effectief plan voor de bescherming van de
Hoeksche Waard ontbreekt en de voorliggende voorstellen het open karakter
aantasten;
van mening, dat voor de termijn tot 2005 ruimte dient te worden vrijgemaakt
ten behoeve van bedrijven die voor de ontwikkeling van de zuidvleugel van
de Randstad van direct belang zijn;
verzoekt de regering om in overleg met de betrokken gemeenten in de regio
deze ruimte te vinden binnen het bestaande haven- en industriegebied van Rotterdam
door intensivering van al aangewezen locaties binnen de regio Rijnmond, de
Drechtsteden en West-Brabant (Moerdijk en omstreken) en, indien hierbij onvoldoende
ruimte vrijkomt, voor maart 2000 voorstellen te doen aan de Kamer voor alternatieve
locaties;
verzoekt de regering tevens aan de Kamer een herziening van de PKB Nationaal
Ruimtelijk Beleid (VINAC) voor te leggen waarin de Hoeksche Waard wordt aangewezen
als Nationaal Landschap;
spreekt tevens uit dat in overleg met de betrokken gemeenten wordt gekomen
tot de opstelling van een ontwikkelingsplan Nationaal Landschap Hoeksche Waard
met een daarbij behorend investeringsprogramma,
en gaat over tot de orde van de dag.
Duivesteijn
Ravesteijn
Van der Steenhoven
Poppe
Van Middelkoop