25 180
Partiële herziening Planologische Kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid

nr. 103
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER EN VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ EN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 27 augustus 1999

1. Aanleiding

Geruime tijd is de Hoeksche Waard (ten zuiden van het stadsgewest Rotterdam) onderwerp van de vraag of ruimteclaims voor glastuinbouw en bedrijvigheid, onder meer vanuit de zuidvleugel van de Randstad, daar moeten worden opgevangen.

In de PKB structuurschema Groene Ruimte (SGR, 1993) en in de PKB Nationaal Ruimtelijk Beleid (Vinex, 1996) was de Hoeksche Waard aangewezen als lokatie voor glastuinbouw. Daarnaast heeft het kabinet in de partiële herziening PKB Nationaal Ruimtelijk Beleid (Actualisering Vinex) aanvankelijk de conclusie getrokken dat «...voor het realiseren van de opgave voor bedrijfsterreinen in de regio Rotterdam, bedrijfsterreinontwikkeling in de Hoeksche Waard noodzakelijk is.»

Naar aanleiding van de Tweede Kamerbehandeling van de Actualisering Vinex deel 3 heeft de Kamer op 16 april 1998 een motie aangenomen waarin gesteld wordt dat het nut van en de noodzaak voor ruimte voor havenafgeleide bedrijvigheid en grootschalige glastuinbouw in de Hoeksche Waard moet worden aangetoond (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 180, nr. 69). Dit heeft vervolgens geleid tot de volgende passage in het regeeraccoord:

«In samenhang met de gebiedsuitwerking Hoeksche Waard zal nieuw onderzoek plaatsvinden inzake de noodzaak van situering en ontsluiting van havenafgeleide bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard en de situering en ontsluiting van een nieuw centrum voor de glastuinbouw en de mogelijkheden voor gebruik van restwarmte van industriegebied Moerdijk».

De Actualisering Vinex is overeenkomstig deze passage uit het regeeraccoord aangepast (aankondiging nieuw onderzoek ten behoeve van nadere besluitvorming) en heeft in december 1998/januari 1999 de instemming verkregen van de Tweede en Eerste Kamer.

Het kabinet informeert in deze brief de Kamer over de resultaten van het verrichte onderzoek en over het op basis daarvan vastgestelde kabinetsstandpunt met betrekking tot de Hoeksche Waard.

2. Resultaten onderzoek

Het NEI heeft in samenwerking met het LEI onderzoek verricht naar nut, noodzaak, mate van urgentie en gevolgen van het al dan niet accommoderen van de ruimtevraag van glastuinbouw en bedrijven in de Hoeksche Waard. Daarna is gekeken naar mogelijke oplossingen van het ruimteprobleem (onderzoeksrapport is bijgevoegd).

Ten aanzien van bedrijven constateert het NEI een tekort aan ruimte voor havenafgeleide/transportasgeoriënteerde bedrijvigheid zowel tot 2005 als tot 2010 in de nabijheid van Rotterdam. Op basis van deze constatering en de bestuurlijke omgeving adviseert het NEI op korte afstand van de Rotterdamse regio ruimte te scheppen voor een bedrijventerrein ter grootte van 100 ha vóór 2005. Zij zien daartoe mogelijkheden in de Hoeksche Waard. Voor de periode 2005–2010 adviseert het NEI tot een besluit te komen binnen het kader van de Vijfde Nota, waarbij de resultaten van het project Mainport Rotterdam (PMR) worden betrokken.

Met betrekking tot glastuinbouw is er voor de voortgang van de herstructurering van de sector ruimte nodig voor een projectvestiging voor met name de tuinders uit het Westland. Volgens het NEI kan voor het realiseren van 265 ha glastuinbouw in de Hoeksche Waard worden besloten, als men het erover eens is dat het herstructureringsproces in het Zuidhollandse glasdistrict geen verder uitstel duldt en dat verder weg gelegen locaties uit sociaal oogpunt voor de tuinders niet acceptabel zijn. Is uitstel mogelijk of kiest men voor het verplaatsen van tuindersbedrijven naar elders in Nederland, dan is de beoogde glastuinbouwlocatie in het zuiden van de Hoeksche Waard beter te benutten voor waterbeheer en/of het behoud van de open ruimte. Het rapport concludeert dat de Hoeksche Waard voor glastuinbouw niet de beste locatie is. Mocht niettemin worden besloten dat het noodzakelijk is op zeer korte termijn ruimte te ontwikkelen, dan zijn slechts de Hoeksche Waard en Noord-Nederland in beeld (pag. XX en XXI).1

Na de afronding van het NEI/LEI-rapport hebben de meest betrokken bewindslieden (ministers van LNV en VROM, staatssecretaris van EZ) besloten om nader onderzoek uit te voeren naar de diverse (alternatieve) locaties voor glastuinbouw, zowel binnen een straal van ca. 60 km van het Westland als daarbuiten (rapporten bijgevoegd). Daarbij is vooral gelet op de aspecten projectomvang, kwaliteit en duurzaamheid (inpasbaarheid, energie en milieu) en op de termijn waarop lokaties beschikbaar kunnen zijn.

Binnen een straal van ca. 60 km van het Westland zijn er twee alternatieve locaties voor projectvestiging voor glastuinbouw, te weten Cromstrijen in de Hoeksche Waard en de Moerdijkse Hoek in West-Brabant. In het nadere onderzoek is, ten opzichte van het NEI/LEI-rapport, de Moerdijkse Hoek – mede ten gevolge van initiatieven van de provincie N-Brabant – als mogelijkheid nadrukkelijker in beeld gekomen.

De locatie Cromstrijen, gelegen in de zuidelijke rand van de Hoeksche Waard is nog niet planologisch geregeld (nog geen bestemmingsplan), maar kan op korte termijn (2 jaar) beschikbaar komen voor projectmatige vestiging met mogelijkheden voor benutting van restwarmte en CO2. Deze locatie heeft een groot effect op de kwaliteit van het open landschap van de Hoeksche Waard.

De locatie Moerdijkse Hoek is planologisch nog niet geregeld (niet opgenomen in streek- en bestemmingsplan) maar kan, als betrokken overheden zich maximaal inspannen, binnen 3 tot 4 jaar (inclusief bezwaarschriftenprocedures) beschikbaar zijn voor projectmatige vestiging. Op de criteria restwarmte en CO21 scoort Moerdijkse Hoek ongeveer gelijk aan Hoeksche Waard; op de criteria externe ontsluiting en landschappelijke inpassing scoort de Moerdijkse Hoek iets beter vanwege ligging dichterbij Moerdijk (warmtebronnen), de nabijheid van hoofdverbindingen (A16/A59) en de aansluiting op het industriegebied Moerdijk. Moerdijkse Hoek is derhalve een goed alternatief voor Cromstrijen, maar de realisatie zal ca 2 jaar meer tijd vergen.

Uit het nadere onderzoek komt tevens naar voren dat er buiten een straal van ca 60 km van het Westland voor de periode 2000–2002 voldoende ruimte beschikbaar is met een totale omvang van ca 1900 ha bruto verdeeld over 14 lokaties. Het gaat onder meer om locaties in het noorden van ons land (onder andere Eemsmond, Berlikum, Klazienaveen, Emmen-Erica, Hoogezand-Sappemeer, Luttelgeest), in noordwest-Nederland (Grootslag, Heerhugowaard), in midden-Limburg (Venlo-Siberië en -Californië), en in Zeeland (Reimerswaal). Bij de locatie Eemsmond en misschien bij de locatie Reimerswaal zijn mogelijkheden voor benutting van restwarmte/CO2.

Voor deze locaties met ruimte op korte termijn (en voor de Hoeksche Waard) is een quick scan uitgevoerd op het verkeers- en vervoersaspect. De locaties zijn onderzocht op de criteria lokale ontsluiting, afstand tot afzetpunt, ligging ten opzichte van afzetlanden en mogelijkheden voor andere modaliteiten dan weg.

Het nadere onderzoek laat zien dat voor de periode 2002–2005 er naast de al genoemde locatie Moerdijkse Hoek ook in Zeeland (Borssele, Kanaalzone Terneuzen) perspectieven liggen voor nieuwe glastuinbouwvestigingen met benutting van restwarmte/CO2. De totale omvang hiervan bedraagt ca. 550 tot 750 ha bruto.

De resultaten van het nader onderzoek ten aanzien van glastuinbouw zijn weergegeven in de bijgevoegde tabel. De betreffende locaties zijn, zowel voor binnen als buiten 60 km van het Westland, op kaartbijlagen weergegeven.

3. Kabinetsstandpunt

Rekening houdend met:

– de behoefte van bedrijven uit de regio Rijnmond aan aanvullende ruimte;

– de zorgwekkende werkgelegenheidssituatie in de Zuidvleugel van de Randstad;

– de noodzaak van een economische impuls voor de Zuidvleugel;

– de behoefte vanuit de glastuinbouw aan ruimte als gevolg van functieverandering en herstructurering;

– de noodzaak van een efficiënte herstructurering van de glastuinbouwsector (met name het Westland);

– het belang van het gebruik van restwarmte/CO2 ten behoeve van de glastuinbouw, mede in relatie tot het convenant Glami;

– de noodzaak van een goede ontsluiting van het bedrijventerrein en van de glastuinbouwlocatie;

– de mobiliteitseffecten van de verschillende locaties;

– de beschikbaarheid van voldoende ruimte en alternatieve locaties met goede perspectieven voor nieuwe projectvestiging glastuinbouw;

– de kwaliteit van de Hoeksche Waard als groene ruimte aansluitend aan de verstedelijkte Randstad;

– het huidige open karakter van de Hoeksche Waard;

– lange termijn-ontwikkelingen en keuzes die later aan de orde zijn, bijvoorbeeld in het kader van PMR en de Vijfde Nota;

– mogelijkheden en onmogelijkheden van eventuele alternatieve oplossingen,

stelt het kabinet het volgende vast:

Ten aanzien van bedrijvigheid:

Het kabinet stemt in met de conclusie in het NEI/LEI-rapport dat ten behoeve van de Rotterdamse havenafgeleide bedrijvigheid voor de periode tot 2005, onder meer vanwege economische en werkgelegenheidsoverwegingen voor de Zuidvleugel van de Randstad ruimte gereserveerd dient te worden voor een aaneengesloten bedrijventerrein van 100 ha netto in de Hoeksche Waard. Tegelijkertijd zal daarbij rekening gehouden moeten worden met de ruimtelijke kwaliteit van de Hoeksche Waard (met name de bestaande ruimtelijke structuur en het specifieke open, overwegend agrarische karakter). Dat betekent dat ruimte geboden moet worden in de rand van de Hoeksche Waard. Er dient zoveel mogelijk aangesloten te worden op bestaand stedelijk gebied en ontsluitingsroutes en op bestaande (weg- en water-)hoofdverbindingen. In dit verband wordt gedacht aan de noordrand van de Hoeksche Waard, bijvoorbeeld Heinenoord nabij de A29, dan wel 's-Gravendeel in samenhang met de A16. Nadere uitwerking hiervan is gewenst in overleg met de betrokken overheden (provincie Zuid-Holland, stadsregio Rotterdam en gemeenten).

Gezien de nu reeds geconstateerde en door het NEI herbevestigde tekorten aan bedrijfsterreinen in de periode 2005–2010, dient een eventuele uitbreiding van bedrijvigheid, in de Hoeksche Waard dan wel elders, te worden opengehouden. In de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening zal richting worden gegeven aan eventuele uitbreiding van bedrijvigheid na 2005, rekening houdend met het project Mainport Rotterdam (PMR).

Ten aanzien van glastuinbouw:

Het kabinet stemt in met de conclusie in het NEI/LEI-rapport dat het van belang is op redelijke termijn, dat wil zeggen de komende jaren, mogelijkheden te bieden voor hervestiging van bedrijven uit het Westland in een projectvestiging. Het kabinet spreekt zich daarbij uit voor een (gefaseerde) aanpak gericht op een perspectief op langere termijn. Daarbij verdient het de voorkeur de projectvestigingen niet in de Randstad te situeren, zodat daar ook voor de langere termijn ruimte blijft.

Tegen die achtergrond acht het kabinet het zo veel mogelijk openhouden van de Hoeksche Waard van groot belang en kiest er voor geen glastuinbouw in de Hoeksche Waard te ontwikkelen maar elders in Nederland: geconcentreerd in een beperkt aantal grotere en optimaal ingerichte duurzame locaties, die goed kunnen worden ingepast, met benutting van restwarmte en zo mogelijk CO2-levering, goed ontsloten, de bestaande infrastructuur optimaal benuttend en getoetst op logistieke consequenties, met goede toekomstperspectieven uit oogpunt van ruimte, economie, milieu en verkeer en vervoer. Deze gebieden dienen in samenspraak met provincies en het landbouwbedrijfsleven te worden ontwikkeld. Daartoe zijn er voor de periode 2002–2005 kwalitatief goede mogelijkheden in West-Brabant (Moerdijkse Hoek) en in Zeeland. Gebruik van restwarmte en CO2 is op deze locaties goed mogelijk. Alleen in het Zeeuwse Reimerswaal is dit niet helemaal zeker.

Van de locaties die op korte termijn ruimte beschikbaar hebben, is alleen restwarmte- en CO2-benutting mogelijk op de locatie Eemsmond. Deze locatie ligt echter ongunstig (afstand, verkeer en vervoer, ontsluiting en afzet).

De kwaliteit van de andere gebieden kan op het aspect energie alleen verder verbeterd worden door maximaal gebruik te maken van warmte-krachtcentrales inclusief buffering, centrale CO2-levering (eventueel per as aangevoerd) en van duurzame energie. De economische mogelijkheden voor warmte-krachtkoppeling zullen als gevolg van de liberalisatie van de E-markt echter aanmerkelijk verminderen.

Hiermee komt de herstructurering van de glastuinbouw in het Westland mogelijk minder snel op gang, maar het kabinet zal zich maximaal inspannen om te bereiken dat de noodzakelijke projectvestigingen zo snel als mogelijk gerealiseerd worden. Daartoe zal op korte termijn bestuurlijk overleg worden gevoerd met LTO en betrokken overheden. Daarbij zal niet alleen worden gekeken naar de planologische mogelijkheden in de omgeving van het Westland, maar ook naar mogelijkheden elders in het land, zoals het Noorden, Zeeland, N-Brabant en Limburg. Tevens zullen de beschikbare ICES-middelen daartoe worden ingezet. Gelet op de aspecten restwarmte en benutting van bestaande infrastructuur is de locatie Moerdijkse Hoek van wezenlijk belang en zal daarom in het overleg met provincie en gemeenten nadrukkelijk worden betrokken. In de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening zal beleid worden ontwikkeld, gericht op concentratie van glastuinbouw in projectvestigingen voor de periode ná 2005.

4. Doorwerking van het kabinetsstandpunt

Gezien de formulering in de Actualisering Vinex acht het kabinet geen partiële herziening van deze PKB noodzakelijk.

Doorwerking van het rijksbeleid kan tot stand komen via de gebruikelijke instrumenten. Inmiddels is het streekplan Zuid-Holland Zuid vastgesteld. Daarin zijn een bedrijventerrein van 250 ha in het midden van de Hoeksche Waard en een glastuinbouwlokatie van 265 ha netto teeltoppervlakte in de Hogezandse Polder (gemeente Cromstrijen) vastgelegd. Het rijk heeft ten aanzien van deze punten eerder, in een reactie op het ontwerp-streekplan, een voorbehoud gemaakt in afwachting van nadere besluitvorming van rijkszijde. Het nu voorliggende kabinetsstandpunt betekent dat een aanwijzingsprocedure ten aanzien van het streekplan in gang wordt gezet. Daaraan voorafgaand zal het rijk alsnog trachten tot overeenstemming te komen met het provinciebestuur van Zuid-Holland.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema

BIJLAGEN1

– Overzicht alternatieve locaties glastuinbouw periode 2000–2002–2005 (tabel)

– Kleur bekennen in de Hoeksche Waard; nut, noodzaak en gevolgen van ruimte voor glastuinbouw en bedrijven (NEI/LEI-DLO, januari 1999)

– Onderzoek alternatieve glastuinbouwlocaties binnen een straal van ca 60 km van het Westland (LNV/VROM/LTO, juni 1999)

– Onderzoek alternatieve glastuinbouwlocaties buiten een straal van ca 60 km van het Westland (IKC Landbouw, VROM, EZ, LNV, augustus 1999)

– Vestigingsgebieden voor de glastuinbouw: aspecten op het gebied van verkeer en vervoer; quick scan ( IKC Landbouw en Adviesdienst Verkeer en Vervoer, augustus 1999)

Kaarten1

– de Hoeksche Waard

– Alternatieve glastuinbouwlocaties binnen ca 60 km van het Westland periode 2000 tot 2005

– Alternatieve glastuinbouwlocaties buiten ca 60 km van het Westland periode 2000 tot 2005.


XNoot
1

Inmiddels is uit het nader onderzoek gebleken dat er op korte termijn meer vestigingsmogelijkheden zijn.

XNoot
1

Het betreft benutting van CO2, die vrijkomt bij industriële processen of elektriciteitsopwekking, voor productie van tuinbouwgewassen.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven