25 180
Partiële herziening Planologische Kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid

nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 24 maart 1999

In uw brief van 9 maart jl. bracht u mij het verzoek van de heer Rietkerk over om nader geïnformeerd te willen worden over de voortgang van het overleg met Gedeputeerde Staten over de aanpassing van het streekplan Gelderland. Ik kan u hierover het volgende berichten.

Op 24 september 1998 heb ik een algemeen overleg gevoerd met uw vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. In dit overleg gaf ik aan dat ik de aanwijzing van mijn ambtsvoorganger aan Provinciale Staten van Gelderland om het streekplan aan te passen ondersteun, maar ook zelf een eigen oordeel wil vormen door politiek overleg met het college van Gedeputeerde Staten te gaan voeren, de situatie ter plekke te bekijken en met gemeentebesturen te spreken.

Op 19 oktober jl. heb ik een werkbezoek aan Gelderland gebracht en daar o.a. met gemeenten en leden van Gedeputeerde en Provinciale Staten gesproken. Op 9 december heeft vervolgens een politiek overleg plaatsgevonden met de Commissaris van de Koningin om te kunnen beoordelen of er nog openingen zijn om tot aanpassing van het provinciaal beleid te komen die voldoende tegemoetkomen aan de essentie van de aanwijzing. De afspraken die in dit overleg zijn gemaakt hebben geleid tot een brief (d.d. 5 februari 1999) van het college van Gedeputeerde Staten met daarin een voorstel voor aanpassing van het provinciaal beleid. Ik constateer dat het voorstel van GS voldoende aanknopingspunten lijkt te bevatten om tot overeenstemming te kunnen komen.

Op korte termijn zal ik mijn reactie op deze brief aan het college van GS kenbaar maken. Deze reactie zal de marges aangeven waarbinnen de aanpassing van het provinciaal beleid gestalte zal moeten krijgen. In deze brief zal ik ook mijn verwachtingen uitspreken dat de basis om tot overeenstemming te komen aanwezig is, maar zal ik tevens mijn wens kenbaar maken om definitieve afspraken pas te maken met het nieuw aan te treden college van GS. Dit nieuwe college zal immers, met instemming van de nieuwe Provinciale Staten, tot uitvoering van de afspraken moeten komen.

Het ziet er naar uit dat ik binnen afzienbare tijd tot afronding van mijn oordeelsvorming kan komen. Ik zal de Kamer hier dan zo spoedig mogelijk van in kennis stellen.

Een afschrift van deze brief stuur ik naar GS van Gelderland

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Naar boven