25 173
Reservevorming en solvabiliteit in de Ziekenfondswet

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 26 september 1997

In aansluiting op mijn antwoorden d.d. 25 september 1997 op de schriftelijke vragen van de heer Van Boxtel d.d. 3 september 19971, doe ik u hierbij gaarne ten behoeve van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aanvullende informatie toekomen over een aantal aspecten die, evenals de vragen van de heer Van Boxtel, betrekking hebben op de reservevorming en solvabiliteit in de Ziekenfondswet. Ik wil met deze informatie voldoen aan toezeggingen inzake dit onderwerp, die ik de vaste commissie eerder dit jaar heb gedaan. Het gaat daarbij om de toezeggingen met de nummers 11006, 11026 en 11027, die zijn opgenomen in de bijlage bij mijn brief van 9 september 1997.

Uitkomsten onderzoek reserves ziekenfondsen (11006)/uitkomst uitvoeringstoets naar maximering van reserves in de Ziekenfondswet (11027)

Voorafgaand aan en tijdens het nota-overleg dat ik op 21 april 1997 voerde met de vaste commissie over onder meer reservevorming en solvabiliteit in de Ziekenfondswet, heb ik de commissie informatie verstrekt over de hoogte van de bij de ziekenfondsen aanwezige reserves. Inmiddels heeft de Ziekenfondsraad rapport uitgebracht naar aanleiding van de door mij op 17 april 1997 gevraagde uitvoeringstoets inzake maximering van de reserves van de ziekenfondsen. Dit rapport heb ik aan de Kamer aangeboden bij de beantwoording van de bovengenoemde schriftelijke vragen van de heer Van Boxtel.

In de rapportage van de Ziekenfondsraad wordt – geanonimiseerd – voor alle ziekenfondsen opgave gedaan van de geraamde aanwezige en vereiste solvabiliteitsmarge per ultimo 1998. Het totaal van de per die datum geraamde aanwezige solvabiliteitsmarge (f 2 miljard) komt overeen met hetgeen daarover is besproken tijdens het nota-overleg van 21 april 1997.

Voor de aanbevelingen die de Ziekenfondsraad op basis van de in de rapportage beschreven analyse doet moge ik verwijzen naar de hoofdstukken 6 en 7 van het rapport. Ik kan mij in deze aanbevelingen vinden. Mede op basis van deze aanbevelingen is thans een wijziging in voorbereiding van de Ziekenfondswet en het daarop gebaseerde Besluit financiering ziekenfondsen Ziekenfondswet.

De Ziekenfondsraad doet in zijn rapportage geen concrete aanbeveling voor het aan de reserves van de ziekenfondsen te stellen maximum. Als reden daarvoor wordt aangevoerd dat de beoogde eindsituatie van de financiering van het zorgstelsel door middel van de ziekenfondsbudgettering en andere inkomsten nog niet is te overzien. Ik deel deze overweging niet. De beoogde eindsituatie is naar mijn mening goed te overzien. Dat is de situatie waarin de ziekenfondsen volledig risicodragend zullen worden over de variabele delen van hun ZFW-budget. Wel is het zo dat het verdere invoeringstraject op weg naar deze situatie zich nog kenmerkt door een aantal onzekerheden. Dit dient naar mijn mening echter geen rol te spelen bij het bepalen van het maximum dat aan de reserves van de ziekenfondsen dient te worden gesteld. Dat moet immers worden gebaseerd op de beoogde structurele situatie. Mijn uitgangspunt daarbij is dat de vorming van een additionele reserve door de ziekenfondsen bovenop de verplichte solvabiliteitsmarge gewenst is. De verplichte solvabiliteitsmarge zelf kan immers door een ziekenfonds voor geen enkel doel worden aangewend. Deze dient uitsluitend ter zekerstelling van de financiële verplichtingen van een ziekenfonds bij de uitvoering van de Ziekenfondswet, zowel heden als in de toekomst. Een additionele reserve is nodig vanuit het oogpunt van de continuïteit in de bedrijfsvoering van een ziekenfonds, in het bijzonder om een beleid te kunnen voeren gericht op stabilisering van de hoogte van de nominale premie over de jaren.

Een aantal ziekenfondsen heeft hiertoe de afgelopen jaren reeds een aanzienlijke additionele reserve weten op te bouwen, een aantal andere echter nog niet. Met het wetsvoorstel beoog ik een duidelijk signaal af te geven aan die ziekenfondsen die thans reeds over een aanzienlijke additionele reserve beschikken, dat onnodige verdere toevoegingen aan de reserves achterwege dienen te blijven. Tegelijkertijd krijgen ziekenfondsen die thans nog niet in redelijke omvang over een additionele reserve beschikken de gelegenheid om hun relatieve achterstand op dit gebied geleidelijk in te lopen. Schoksgewijze effecten, die kunnen leiden tot ernstige verstoringen van de concurrentieverhoudingen, dienen naar mijn mening te worden vermeden.

Ik ga ervan uit dat de beoogde wettelijke bepalingen de komende jaren vooral de functie van «stok achter de deur» tegen onnodig hoge reservevorming bij de ziekenfondsen zullen vervullen. Op den duur zullen deze bepalingen, bij voldoende en verantwoorde onderlinge concurrentie tussen de ziekenfondsen, als het goed is zelfs overbodig kunnen worden.

De uitgangspunten voor vaststelling van de precieze hoogte van het maximum dat aan de reserves van de ziekenfondsen zal worden gesteld worden thans bestudeerd op basis van de gegevens die in het rapport van de Ziekenfondsraad zijn opgenomen. Gegeven de huidige stand van de reserves is het niet mijn bedoeling om met het wetsvoorstel bepaalde ziekenfondsen te dwingen reeds gevormde reserves te verlagen of af te staan. Dit is in lijn met mijn opmerkingen terzake tijdens het nota-overleg van 21 april 1997 en met mijn brief van 17 april 1997 aan de Ziekenfondsraad, waarin is aangegeven dat de beoogde wettelijke maatregelen tot doel hebben een onbeheersbare verdere toename van de reserves te voorkomen.

Los van het voorgaande vraag ik uw aandacht voor een passage in de uitvoeringstoets die betrekking heeft op de door de Ziekenfondsraad geconstateerde verkeerde boeking van reserves over het jaar 1995: door een aantal ziekenfondsen is destijds een totaalbedrag van circa f 300 mln. ten onrechte opgegeven als overige reserves, terwijl deze feitelijk toegevoegd dienden te worden aan de reserve verstrekkingen en vergoedingen Ziekenfondswet. Volgens de Ziekenfondsraad hangt deze verkeerde boeking samen met een in het verleden met Zorgverzekeraars Nederland en enkele ziekenfondsen gevoerde discussie over het oormerken van de meeropbrengsten van de nominale premie als een «vrije» reserve, dan wel als een reserve verstrekkingen en vergoedingen binnen de verplichte ziekenfondsverzekering. Deze gedachtegang bij de betrokken ziekenfondsen was ingegeven door de in hun ogen in gang gezette ontwikkeling naar het dragen van volledig financieel risico bij de uitvoering van de Ziekenfondswet. Inmiddels is deze discussie beslecht met de vaststelling dat binnen het kader van de verplichte ziekenfondsverzekering geen sprake kan zijn van «vrije» reserves. Met betrekking tot de betreffende reserves hebben correctieboekingen plaatsgevonden.

Reserves voormalige vrijwillige ziekenfondsverzekering (11026)

Naar aanleiding van het debat dat ik tijdens het nota-overleg d.d. 21 april 1997 met de vaste commissie heb gevoerd over de mogelijkheden om alsnog invloed uit te oefenen op de aanwending van de reserves afkomstig uit de voormalige vrijwillige ziekenfondsverzekering, heb ik in bestuurlijk overleg met Zorgverzekeraars Nederland uitvoerig over dit onderwerp van gedachten gewisseld. Ik heb er daarbij op gewezen dat op de ziekenfondsen een maatschappelijke verantwoordelijkheid rust om in de allereerste plaats zelf met bevredigende voorstellen te komen voor de aanwending van de betreffende reserves, voor zover die tenminste niet, of nog niet, onder het beheer van de rechtspersoon ziekenfonds zijn gebleven of gebracht. Ik wees de vaste commissie er reeds op dat dit laatste in enkele gevallen is gebeurd. In die gevallen doen zich, naar mijn mening, geen bijzondere problemen voor, aangezien de betreffende gelden dan volledig vallen onder de regels, beperkingen en mogelijkheden van het eerder aangeduide financieel gesloten systeem van de ziekenfondsverzekering. Het bestuur van Zorgverzekeraars Nederland heeft aangegeven begrip te hebben voor dit standpunt en heeft mij medegedeeld dat een commissie onder onafhankelijk voorzitterschap is ingesteld, die tot taak heeft om op basis van gesprekken met de ziekenfondsen met voorstellen te komen. De commissie heeft het verzoek gekregen om eind oktober 1997 rapport uit te brengen, opdat het bestuur van Zorgverzekeraars Nederland daarover in november een standpunt kan bepalen en mij daarover vervolgens kan informeren.

Hoewel ik stellig hoop dat een en ander zal leiden tot een bevredigende oplossing van de problematiek van de reserves van de voormalige vrijwillige ziekenfondsverzekering, heb ik, indachtig het besprokene tijdens het nota-overleg van 21 april 1997, de landsadvocaat verzocht om, parallel aan het bovenbeschreven traject, te bestuderen of een wettelijke ingreep met betrekking tot de bestemming van in rechtspersonen buiten het ziekenfonds ondergebrachte reserves van de voormalige vrijwillige ziekenfondsverzekering mogelijk is en om mij daarover voor het eind van dit jaar een advies uit te brengen.

Slot

Ik hoop met het bovenstaande op bevredigende wijze te hebben voldaan aan mijn verschillende toezeggingen aan de vaste commissie.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Aanhangsel Handelingen II nr. 37, vergaderjaar 1997–1998.

Naar boven