nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 17 december 1997
Met het oog op de mondelinge behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel
en in vervolg op het daar omtrent gestelde in mijn brief van 9 december jl.,
kenmerk 669754/97/6 informeer ik u hierbij nader over de relatie tussen artikel
7a en de ontwerp-besluiten van het Schengen Uitvoerend Comité (UC),
in de documenten SCH/Com-ex (97) 43, 44 en 44, 1e herz., 2e herz. (zie bijlagen)1.
Tijdens het Algemeen Overleg op 11 december jl. is enige verwarring ontstaan
omtrent ontwerp-besluiten 43 en 44. Beide documenten bevatten verschillende
versies van het op 15 december jl. in het UC besproken ontwerp-besluit inzake
maatregelen ter verscherping van de controle aan de buitengrenzen.
In document SCH /Com-ex ( 97) 43 staat een van de maatregelen als volgt
omschreven: «vrijheidsbeneming voor illegaal binnengekomen vreemdelingen
wier identiteit niet eenduidig vaststaat, tot volledige duidelijkheid over
hun identiteit bestaat, dan wel tot uitvaardiging en uitvoering van de vereiste
maatregelen door de vreemdelingenpolitie».
In document SCH/Com-ex (97) 44 is de omschrijving van de zelfde maatregel
als volgt: «het verhinderen dat illegaal binnengekomen vreemdelingen
wier identiteit niet eenduidig vaststaat, onderduiken tot volledige duidelijkheid
over hun identiteit bestaat, dan wel tot uitvaardiging en uitvoering van de
vereiste maatregelen door de vreemdelingenpolitie».
In het Uitvoerend Comité van 15 december jl. is document SCH/Com-ex
(97) 44, 2e herz. aangenomen waarbij door alle delegaties een studievoorbehoud
is aangetekend in verband met het niet beschikbaar zijn van het definitieve
document in alle officiële talen. In document SCH/Com-ex (97) 44, 2e
herz. is de betreffende maatregel als volgt omschreven: «met inachtneming
van het nationale recht, verhinderen dat illegaal binnengekomen vreemdelingen
wier identiteit niet eenduidig vaststaat, onderduiken, tot volledige
duidelijkheid over hun identiteit bestaat, dan wel tot uitvaardiging en uitvoering
van de vereiste maatregelen door de vreemdelingenpolitie».
Hetgeen in bovengenoemde brief van 9 december jongstleden op pagina 3
met betrekking tot de relatie tussen het betreffende ontwerp-besluit en artikel
7a is gesteld betrof het ontwerp-besluit in document 43. De tekst van de door
het Oostenrijkse voorzitterschap vervaardigde ontwerp-besluiten 44 en 44,
1e en 2e herz. bestonden toen nog niet.
Ten aanzien van de uitvoering door Nederland van het door het Uitvoerend
Comité genomen besluit kan het volgende worden opgemerkt. Aan deze
maatregel kan uitvoering worden gegeven door toepassing van artikel 7a waar
het betreft de controle op binnenkomende vreemdelingen aan de buitengrens
en door middel van artikel 19 en 26 Vw waar het gaat om in het binnenland
aangetroffen vreemdelingen. Ik wijs er op dat op dit punt zowel artikel 7a
zoals dat thans in de vreemdelingenwet is opgenomen, als de in het wetsontwerp
nr. 25 172 voorgestelde redactie het beoogde effect hebben. Kortheidshalve
verwijs ik hiervoor naar de nadere toelichting over dit onderwerp in mijn
brief van 9 december jl.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager