nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 1998
Hierbij doe ik u toekomen de rapportage inzake de inzet van 50 miljoen
gulden wachtlijstgelden 19971.
Eind december 1996 heeft het Kabinet besloten om voor het eenmalig wegwerken
van onaanvaardbare lange wachttijden in de curatief somatische en geestelijke
gezondheidszorg 50 miljoen beschikbaar te stellen. Ik heb het NZi gevraagd
een evaluatie-onderzoek te doen naar de effecten van deze incidentele middelen
op de wachttijden in deze sectoren. Van de beschikbare middelen uit het wachtlijstfonds
is 16 miljoen gelijkelijk verdeeld over de academische ziekenhuizen, is 5
miljoen beschikbaar gesteld aan de RIAGGen en is 29 miljoen beschikbaar gesteld
aan de algemene ziekenhuizen.
De rapportage bestaat uit een evaluatie-rapport van het Nzi «Het
wachtlijstfonds: water naar de zee of panacee? Een onderzoek naar het effect
van een eenmalige investering van 50 miljoen in 1997 op de wachtlijsten.»
Dit rapport heb ik op 5 november jongstleden van het Nzi ontvangen. Uit het
evaluatie-onderzoek blijkt dat het wachtlijstfonds een positief effect heeft
gehad.
Het rapport richt zich op de algemene ziekenhuizen; het effect van de
toekenning van middelen aan de academische ziekenhuizen valt buiten dit onderzoek.
Voor de 23 RIAGGen gold de voorwaarde voor toekenning van gelden dat zij dienden
terug te rapporteren aan VWS. Op enkele punten bieden deze rapportages aanvullingen
op het NZi-rapport. Deze zijn in de brief verwerkt. De door NZi opgestelde
tabellen over 18 RIAGGen komen overigens op hoofdlijnen wel overeen met de
resultaten in de bij VWS ingediende 23 rapportages.
Naast het effect van de wachtlijstgelden op de lengte van de wachtlijsten
vergelijkt het NZi de huidige wachtlijsten met die van 1997. In deze brief
beperk ik mij tot het effect van de extra financiële middelen.
De algemene ziekenhuizen hebben voorstellen ingediend om de grootste knelpunten
in de wachtlijsten aan te pakken. Aan de hand van ingediende voorstellen is
er een keuze gemaakt voor besteding van de gelden aan de volgende verrichtingen:
cataract-operaties, open hartoperaties, dotterbehandelingen, heup- en knieoperaties.
Met 61 algemene ziekenhuizen zijn afspraken gemaakt over de omvang en de samenstelling
van de extra productie. Aan de toekenning van wachtlijstgelden zijn belangrijke
voorwaarden verbonden, waaronder het gebruik maken van het NZi-registratiesysteem.
Voor de algemene ziekenhuizen geldt dat het wachtlijstfonds heeft geleid
tot een stijging van de productie ten opzichte van ziekenhuizen die geen gebruik
maakten van het wachtlijstfonds; er zijn meer patiënten geholpen. Het
aantal wachtenden is dan ook afgenomen. Bij de dagopnamen voor oogheelkunde
met 16%, bij orthopedie voor opnamen in de kliniek met 20% en voor dagopnamen
met 13%. Ten aanzien van het specialisme cardiochirurgie zijn geen kwantitatieve
gegevens bij het NZi ingediend.
Voor het specialisme orthopedie geldt dat het aantal lang-wachtenden is
gedaald, het aantal kort-wachtenden is toegenomen, waardoor de gemiddelde
wachttijd is gedaald. Dit effect is sterker bij ziekenhuizen met een toekenning
uit het wachtlijstfonds dan bij ziekenhuizen zonder toekenning. Binnen het
specialisme oogheelkunde zijn de toekenningen uit het wachtlijstfonds vooral
aangewend voor de lang wachtenden voor een dagopname. Er blijkt dan ook een
significant verband te bestaan tussen de toekenning van de extra cataractoperaties
en de afnamen van het aantal wachtenden langer dan 1 maand. Wel moet worden
opgemerkt dat voor het specialisme oogheelkunde een extra aanbod lijkt te
leiden tot een extra vraag, doordat de indicatiestelling wordt verruimd.
Naast deze directe effecten op de wachtlijsten, is er van het wachtlijstfonds
een incentive uit gegaan om het wachtlijstprobleem aan te pakken. Ziekenhuizen
zijn efficiënter gaan plannen en de wachtlijstregistratie wordt serieus
aangepakt.
De RIAGGen konden eveneens voorstellen indienen om in aanmerking te komen
voor een deel van de beschikbare 5 miljoen. Voorwaarden waren: er moet sprake
zijn van normoverschijdende wachtlijsten, betrouwbare wachtlijstregistratie,
aantoonbare samenwerking met andere aanbieders in de regio, en het hebben
gerealiseerd van productie-afspraken 1996. Er zijn 34 voorstellen ingediend,
waarvan 23 voldeden aan de voorwaarden. Deze 23 voorstellen hebben extra financiële
middelen toegekend gekregen.
De RIAGGen zelf geven aan dat er sprake is van duidelijke vermindering
van de wachttijden en dat meer cliënten hulp hebben ontvangen. Dit zelfde
beeld spreekt uit het NZi evaluatie-onderzoek.
Kortom, de inhaalslag heeft effect gehad. Wel moet gesteld worden dat
het wachtlijstfonds niet de enige factor is geweest die van invloed is geweest
op de lengte en samenstelling van de wachtlijsten; ook een aantal ziekenhuizen
zonder geld uit het wachtlijstfonds is in staat geweest de wachttijden te
verminderen.
De incidentele middelen vormen een eerste stap bij de aanpak van het wachtlijstprobleem.
In 1998 en ook voor de komende jaren blijven de wachtlijsten in de gezondheidszorg
een belangrijk punt van aandacht.
Het huidige beleid is op belangrijke punten anders dan het in 1997 gevoerde
beleid. Ging het in eerste instantie om een inhaalslag, inmiddels is de aanpak
meer gericht op een structureel resultaat. Een blijvend effect acht ik uiteraard
belangrijk, en enkel extra financiële middelen zijn niet afdoende om
de wachtlijsten blijvend terug te dringen tot een aanvaardbare lengte. Daarom
zal de nadruk gelegd blijven worden op het vergroten van de transparantie.
Dit is dan ook één van de actiepunten uit het Plan
van Aanpak dat door het veld, verenigd in het Platform Wachttijden, is opgesteld.
In de huidige aanpak zijn de aandachtsgebieden niet strikt voorgeschreven,
maar ziekenhuizen kunnen in het lokaal overleg zelf afspraken maken over de
knelpunten die aanpak behoeven. Belangrijk is dat ook de ziekenhuizen die
geen knelpunten ondervinden maar wel mogelijkheden hebben om de productie
uit te breiden nu extra productie-afspraken kunnen maken. Uiteraard wordt
ook het effect van de wachtlijstgelden van 1998 geëvalueerd, waarvan
ik u ter zijner tijd op de hoogte zal stellen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers