nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Rijswijk, 12 augustus 1998
Tijdens het mondelinge vragenuur van dinsdag 9 juni jongstleden over de
bedrijvenpoli Rijnstate heb ik u toegezegd nog eens bij de verzekeraars na
te gaan of er nog sprake is van wachtlijstomzeiling, waar we geen weet van
hebben. Daarnaast vroeg mevrouw Kant mij hoe ik denk zicht en controle te
houden op nieuwe initiatieven op dit terrein. Hierover bericht ik u het volgende.
Allereerst wil ik wijzen op mijn brief aan de Tweede Kamer van 8 december
1997 (25 308/25 236, nr. 2) inzake het Jaarplan Toezicht CTU 1997.
Hierin komt het onderwerp «voorrang» aan de orde. In deze brief
wordt aangegeven dat het de taak van het CTU is om toezicht te houden op de
collectieve contracten. In 1997 heeft het CTU een onderzoek uitgevoerd waarin
het vóórkomen van voorrangsbehandeling van verzekerden is nagegaan.
Uit dit onderzoek bleek dat voorrang van verzekerden slechts zeer sporadisch
voorkomt. Dit is in overeenstemming met de bevindingen uit het onderzoek van
de Inspectie voor de Gezondheidszorg, «Mag ik even passeren?»
deel 2.
Los van deze toezichthoudende taak van het CTU, heb ik in navolging van
de vraag van mevrouw Kant Zorgverzekeraars Nederland (ZN) verzocht mij te
informeren over wachtlijstomzeilende initiatieven door verzekeraars1. Het antwoord verwacht ik over ongeveer een maand.
Tijdens ditzelfde mondelinge vragenuur zijn er vragen gesteld door mevrouw
Kant met betrekking tot de Stichting Centra voor Arbeid en Gezondheid in Nederland
(CAGIN). Op deze vragen wil ik hier ingaan.
Er heeft inmiddels op ambtelijk niveau een gesprek plaats gevonden met
de Stichting CAGIN, waarin het initiatief nader is toegelicht.
De Stichting CAGIN bestaat sinds oktober vorig jaar, en tracht deskundigheid
op het gebied van arbeidsomstandigheden te ontwikkelen. Er is een contract
gesloten met enkele specialisten, die bereid zijn buiten de normale spreekuren
om patiënten te diagnostiseren. Dit noemt men «arbeidsgerelateerde
aandoeningsgerichte spreekuren». Patiënten komen op deze spreekuren
via de bedrijfsarts en de huisarts. Het behandeladvies dat hieruit voortkomt
wordt door de bedrijfsarts aan de huisarts meegegeven. Wanneer er medische
behandeling nodig wordt geacht, komt de patiënt in het reguliere zorgcircuit,
en dus ook gewoon op de wachtlijst.
De Stichting CAGIN spreekt van tweedelijns-arbozorg. De diagnose-stelling
komt voor rekening van de patiënt, en wordt in veel gevallen betaald
door de werkgever. Er bestaan geen structurele geldstromen vanuit het bedrijfleven.
Ik ben en blijf alert op vormen van voorrangszorg. Stichting CAGIN heeft
mij verzekerd dat de patiënten met een medisch behandeladvies geen voorrang
krijgen in het reguliere circuit.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers