25 169
Wijziging van de grens tussen de gemeenten Elst en Nijmegen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

kst-25169-1-1.gif

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de grens tussen de gemeenten Elst en Nijmegen.

De memorie van toelichting die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

Het Oude Loo

14 december 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de grens tussen de gemeenten Elst en Nijmegen te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Met ingang van de datum van herindeling wordt de grens tussen de gemeenten Elst en Nijmegen gewijzigd als aangegeven op de bij deze wet behorende kaart.

Artikel 2

1. Ingevolge artikel 52, tweede lid, onder b, van de Wet algemene regels herindeling worden tussentijdse raadsverkiezingen gehouden voor de gemeente Elst.

2. Indien de datum van herindeling valt binnen een jaar voor de datum waarop de reguliere verkiezingen voor de leden van de gemeenteraden ingevolge de Kieswet moeten worden gehouden, vinden deze verkiezingen niet plaats in de gemeente Elst.

3. Indien de situatie bedoeld in het tweede lid zich voordoet, eindigt de zittingsperiode van de leden van de raad van de gemeente Elst gelijk met de zittingsperiode van de leden van de raden van de overige gemeenten die volgt op de eerste verkiezingen voor de gemeenteraden na de datum van herindeling.

Artikel 3

1. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt op de wijze als aangegeven in de artikelen 56, tweede lid, en 107a van de Wet op het basisonderwijs de stichtings- en opheffingsnormen voor scholen voor basisonderwijs vast voor de bij deze wet betrokken gemeenten.

2. Indien de raad van een bij deze wet betrokken gemeente binnen drie maanden na de datum van herindeling een besluit neemt tot splitsing van de gemeente, stelt Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor de beide gebiedsdelen een afzonderlijke opheffingsnorm vast. Artikel 107b, eerste lid, eerste, tweede en vierde volzin, tweede lid, eerste en derde volzin, en vijfde lid, van de Wet op het basisonderwijs is van overeenkomstige toepassing.

3. De ingevolge het eerste en tweede lid vastgestelde stichtings- en opheffingsnormen treden in de plaats van de voor de betrokken gemeenten op grond van artikel 56, derde, vierde en vijfde lid, 107, tweede lid, 107b en 107c van de Wet op het basisonderwijs vastgestelde normen. De nieuwe normen gelden met ingang van 1 januari volgend op de datum van herindeling. Tot en met 31 december volgend op de datum van herindeling blijven op de scholen in de bij deze wet betrokken gemeenten de normen van toepassing die golden op de dag voorafgaande aan de datum van herindeling.

Artikel 4

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

Naar boven