25 167
Aanpassing scholenbestand

nr. 5
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 24 november 2000

Hierbij zend ik u het advies van de Onderwijsraad1 d.d. 17 november 2000, nr. 20000585/555, over de beleidsnotitie «Naar een flexibeler scholenbestand». Hieronder zal ik het advies hoofdstuksgewijs van mijn beleidsreactie voorzien.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten

Algemeen

De Onderwijsraad beschouwt de in de nu voorliggende notitie gedane voorstellen als een belangrijke stap in de richting van het door de Onderwijsraad destijds voorgestelde stelsel van een algehele richtingvrije planning. Met de Raad ben ik van mening dat de nu gedane voorstellen moeten worden gezien als uitwerkingen van het beleid dat is gericht op een planningssystematiek waarbij de overheid zich niet langer hoeft in te laten met het richtingsaspect.

Kleurverschieten

Ook het voorstel om bij omzetting (kleurverschieten) van basisscholen niet langer uit te gaan van de stichtingsnorm maar van de lagere instandhoudingsnorm beoordeelt de Raad positief. Dit geldt ook voor de handhaving van de rechtszekerheid van de scholen die thans de positie hebben van de laatste school van de richting.

Nevenschikkende planningsinstrumenten

Met betrekking tot de vraag of er in het voorgestelde systeem van planning een keuzemogelijkheid is voor alle groeperingen tussen stichting van een school op basis van een prognose of op basis van ouderverklaringen, merk ik op dat de interpretatie van de Raad juist is. Initiatiefnemers, ook als die behoren tot de gevestigde richtingen of het openbaar onderwijs, hebben bij schoolstichting een volwaardige keuzevrijheid tussen het prognosesysteem, gebaseerd op indirecte meting (eventueel aangevuld met het instrument van de verlangd onderwijsenquête) en het systeem van ouderverklaringen. In die zin is er bij de introductie van ouderverklaringen sprake van een nevenschikkendestichtingsmogelijkheid.

Ouderverklaringen – richting school

Ik neem op dit punt de aanbeveling van de Raad over om nader te expliciteren dat voor alle groeperingen, gevestigd of niet, vrijheid bestaat om te kiezen tussen het instrument van indirecte meting en de ouderverklaringen.

De zienswijze van de Raad dat een op basis van ouderverklaringen gestichte school van een erkende richting een beroep kan doen op de positie van de laatste school van de richting, kan ik niet delen. Het regime van ouderverklaringen impliceert dat bij de procedure voor het in bekostiging nemen van de school wordt geabstraheerd van richtingsaspecten, hetgeen inhoudt dat ook bij de beëindiging van de bekostiging dit het geval zal dienen te zijn.

Hoofdstuk 3 De toepasbaarheid van het systeem van ouderverklaringen

De Raad geeft aan de voorstellen in lijn met het karakter van de beleidsnotitie op hoofdlijnen te hebben beoordeeld. Daarbij geeft hij in overweging bij de uitwerking van het systeem van ouderverklaringen de volgende aspecten te laten meewegen.

De hardheid van de ouderverklaringen

Voor wat betreft de «hardheid» van de ouderverklaringen neem ik dit voorstel over.

De opmerkingen bij de hierna genoemde onderwerpen zullen worden meegenomen bij de verdere uitwerking van de systematiek.

Nieuwbouwwijken

De Raad stemt in met het voorstel om in de planningssystematiek van basisscholen de mogelijkheid op te nemen dat aanvragers in het kader van een indirecte meting gebruik kunnen maken van de belangstellingspercentages van recent ontwikkelde wijken die vergelijkbaar zijn met de nog te ontwikkelen wijk. Ik ben het met de Raad eens dat bij de verdere uitwerking nader beschreven dient te worden wat onder begrippen als «vergelijkbare nieuwbouwwijk» en «grote nieuwbouwwijk» wordt verstaan.

De Onderwijsraad tekent aan dat na inwerkingtreding van het voorgestelde systeem van planning veelal adequaat kan worden bepaald of in een nieuwe wijk gestart moet worden met een bijzondere of met een openbare school. In een enkel geval, wanneer het onduidelijk is welke signatuur de school moet krijgen of als stichting geheel uitblijft, zou volgens de Raad moeten worden gestart met een openbare school. Ik ben het met de Raad eens dat dit gelet op de mogelijkheden tot stichting in de toekomst tot de hoge uitzonderingen zal behoren. Dit mede gezien het feit dat ouders de mogelijkheid hebben om door middel van ouderverklaringen zelf een school te stichten in een nieuwbouwwijk. Van belang hierbij is de definiëring van het begrip nieuwbouwwijk. In de beleidsnotitie wordt gesproken van grote nieuwbouwwijken. Zoals hiervoor is aangegeven zal dit nader worden gedefinieerd. Als inderdaad gekozen wordt voor een wijk van enige omvang dan houdt dit automatisch in dat er een aantal basisscholen zullen worden gesticht. De kans dat zich dan de vraag voordoet of met een openbare of een bijzondere school moet worden gestart is naar mijn mening erg klein. Als zich niettemin een situatie mocht voordoen waarin geen enkel initiatief tot schoolstichting getoond wordt, kan ik mij voorstellen dat met een openbare school wordt gestart. Overigens is het zo dat, als ouders kenbaar hebben gemaakt dat er behoefte aan een openbare basisschool is en er over de weg gemeten binnen 10 kilometer geen andere openbare school aanwezig is, uit hoofde van de garantiefunctie een openbare school kan worden gesticht, zonder dat daarvoor aan de stichtingsnormen behoeftte worden voldaan.

Kostenfactor

Ik sluit mij aan bij de zienswijze van de Raad dat het systeem van ouderverklaringen minder kostbaar is dan bijvoorbeeld het systeem waarbij gebruik wordt gemaakt van verlangd onderwijsenquêtes. Ook het voorstel uit de notitie dat er uit een oogpunt van financiële borgstelling een waarborgsom moet worden gestort, kan op instemming van de Raad rekenen.

Ouderverklaringen in het voortgezet onderwijs

De Raad stelt dat zolang het beleid gericht op scholengemeenschapsvorming in wet- en regelgeving gehandhaafd blijft, het aantal stichtingen in het voortgezet onderwijs via ouderverklaringen beperkt zal zijn, gelet op het grote aantal handtekeningen dat verzameld moet worden. Verder geeft de Raad aan dat de ouderverklaring voor het voortgezet onderwijs een minder betrouwbaar instrument is, indien het weer mogelijk zou worden om categoriale scholen te stichten. De prognostische waarde van de verklaringen betreffende de onderwijssoort en het onderwijsniveau zal dan moeilijk zijn vast te stellen.

Ik deel de verwachting van de Raad dat het aantal stichtingen via ouderverklaringen in het voortgezet onderwijs minder groot zal zijn dan in het primair onderwijs. Naast de hoogte van de stichtingsnormen speelt daarbij mee dat het huidige evenwichtige spreidingspatroon van de voorzieningen voor voortgezet onderwijs weinig aanleiding geeft tot het stichting van nieuwe scholen. Er is voornamelijk sprake van herschikking en daarbij soms omzetting naar een andere richting van het bestaande aanbod. Ik verwacht dat dit voorlopig zo zal blijven.

Stichting van categoriale scholen is nu wel mogelijk, zij het met enige vertraging. Wanneer een aangevraagde categoriale school aan de stichtingsnorm voldoet, wordt deze zonder jaartal in het Plan van Scholen opgenomen. De bekostiging van de school vangt krachtens artikel 74, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs in ieder geval aan nadat de school vijf achtereenvolgende jaren in het plan is opgenomen. De behoefte aan stichting van categoriale scholen is echter niet groot. Ik ben van mening dat ook bij de stichting van categoriale scholen de ouderverklaring een betrouwbaar instrument kan zijn, wanneer bij de nadere uitwerking rekening wordt gehouden met de door de Raad genoemde onzekerheden. Dit kan door het belangstellingspercentage voor de desbetreffende schoolsoort te verdisconteren in het benodigde aantal ouderverklaringen. Bij de uitwerking van de systematiek van ouderverklaringen zal hieraan nadere invulling worden gegeven.

Informatievoorziening

Aanvragers die de keuze hebben een school te stichten door middel van ouderverklaringen moeten, zoals de Raad opmerkt, gelijkelijk de beschikking kunnen krijgen over adequate informatie. Uiteraard moet daarbij de privacygevoeligheid van de informatie in het oog worden gehouden.

Leerlingenvervoer

De Raad is voorts van mening dat, indien het mogelijk wordt een school te stichten op basis van ouderverklaringen, het principe van de richtingvrijheid ook moet gelden in de regeling van het leerlingenvervoer. Hij geeft daarbij in overweging een nieuwe regeling voor het primair onderwijs te ontwerpen. Naar aanleiding hiervan merk ik op dat ik deze suggestie niet zal overnemen. Dit zou naar mijn mening betekenen dat de gemeente een regeling moet uitvoeren die mogelijk tot problemen kan leiden. Een mening die gedeeld wordt door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. In de nu gekozen opzet blijft de gemeente een instrument houden om de grondslag van de school te kunnen toetsen. Het volledig loslaten van het richtingsbegrip zou inhouden dat één van de beheersinstrumenten voor de gemeentelijke uitgaven voor het leerlingenvervoer komt te vervallen. Ik verwacht overigens niet dat het beroep op de regeling leerlingenvervoer door de thans voorgestelde maatregelen zal toenemen. Uiteraard zal dit aspect zal bij de monitoring worden meegenomen.

Hoofdstuk 4 Samenloop van het systeem van ouderverklaringen met het systeem van indirecte meting

Overeenkomstig de adviesaanvraag heeft de Onderwijsraad zich verdiept in de diverse mogelijkheden van samenloop die zich zouden kunnen voordoen bij schoolstichting. De Raad stelt dat de wetgever duidelijk prioriteit moet stellen in welke situaties welke planningsinstrumenten en welke initiatiefnemers voorrang hebben. Waar het systeem van ouderverklaringen kan worden toegepast, ligt het volgens de Raad voor de hand bij een eventuele samenloop prioriteit toe te kennen aan de ouderverklaringen. Ik ben voornemens dit advies als leidend beginsel bij de verdere uitwerking te hanteren. De suggestie om uit een oogpunt van zorgvuldige wetgeving bij de wettelijke regeling van het systeem van ouderverklaringen een evaluatiebepaling op te nemen, zal ik daarbij welwillend betrekken.

Resumerend kan worden gesteld dat ik met instemming kennis heb genomen van dit advies van de Onderwijsraad. Bij de verdere uitwerking zal ik dankbaar gebruik maken van de meeste suggesties die hierbij door de Raad zijn gedaan.

Ik hoop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven